Bekendheid met sofinummer onvoldoende om anoniementarief te voorkomen

X exploiteerde in de vorm van een eenmanszaak een uitzendbureau. Tijdens een controle constateerde de inspecteur dat niet van alle werknemers een (volledig(e)) LB-verklaring en identiteitsbewijs aanwezig was. Hij legde een naheffingsaanslag LB over 2005 op van € 188.070 met een vergrijpboete van € 80.158 en een naheffingsaanslag LB over 2006 van € 77.470 met een vergrijpboete van € 27.345. Daarbij was gerekend met het (gebruteerde) anoniementarief. Rechtbank Haarlem verklaarde de beroepen tegen de naheffingsaanslagen ongegrond, maar verminderde de boeten wegens overschrijding van de redelijke termijn. X ging in hoger beroep en stelde dat de gehele correctie moest vervallen omdat wel een sofinummer van de werknemers bekend was en daarmee een persoon kon worden geïdentificeerd. Volgens X hoefde de werkgever geen verdere controle, informatie of verslaglegging te doen als een sofinummer van de werknemer bekend was. Hof Amsterdam besliste echter dat in de wet uitputtend was vastgelegd wat de verplichtingen van een inhoudingsplichtige waren met betrekking tot de identiteit van de werknemers. Als de NAW-gegevens van een werknemer niet door middel van een LB-verklaring waren verstrekt, moest het anoniementarief worden toegepast. Dat was ook zo als de inhoudingsplichtige langs andere weg op de hoogte was van de NAW-gegevens van de werknemer. Volgens het Hof had de inspecteur terecht het anoniementarief toegepast. Het Hof liet de naheffingsaanslag intact. Het Hof besliste ten aanzien van de boeten dat geen sprake was van opzet omdat X de gegevens niet willens en wetens niet of onvolledig in zijn administratie had opgenomen. X had volgens het Hof wel, door de gegevens niet op de voorgeschreven wijze te verzamelen en in de LB-administratie op te nemen, zo ernstig nalatig gehandeld dat het aan zijn grove schuld was te wijten dat te weinig LB was afgedragen. Het Hof verminderde de boeten echter tot nihil omdat X in 2010 failliet was verklaard, en hij samen met zijn echtgenote en twee kinderen moest leven van een bijstandsuitkering. Het Hof verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)