BV bij verhuur van buurpand van pa slechts doorgeefluik: geen tbs-regeling

Vader Z was eigenaar van en woonde in een twee-onder-een-kap-woning. Z bezat via zijn holding-BV C de helft van de aandelen in beleggings-BV B. Zoon X en zijn broer hadden ieder één preferent aandeel in BV C. De rest van de aandelen was in handen van Z. In 2001 kocht BV C de buurwoning onder dezelfde kap voor € 397.057 en verkocht die voor dezelfde prijs door aan X. X financierde de aankoop met een hypotheek van de bank en loste de lening af met schenkingen van Z. Vanaf 1 juni 2002 verhuurde X het pand aan BV C. De twee woningen werden vervolgens verbouwd. BV C bracht de huur ten laste van de winst. X gaf het pand aan in box III. Naar aanleiding van een controle bij BV C stelde de inspecteur dat de tbs-regeling aan de orde was. Hij belastte de huurinkomsten van € 43.560 als resultaat uit overige werkzaamheden. X ging in beroep. Hij stelde dat het pand niet ter beschikking was gesteld aan BV C maar aan zijn vader in privé. Z gebruikte het pand als eigen woning en de werkkamer in de woning werd ook gebruikt voor werkzaamheden voor BV B. Volgens X werden in het pand voor BV C geen of nauwelijks werkzaamheden verricht. Hof Den Haag stelde X in het gelijk. Volgens het Hof had X het pand in feite ter beschikking heeft gesteld aan zijn vader in privé, waarbij BV C als “doorgeefluik” fungeerde. Hieraan deed niet af dat X met betrekking tot het pand een huurovereenkomst met BV C had gesloten, omdat uit de wetgeschiedenis volgde dat voor het begrip “ter beschikking stellen” een economische benadering moest worden gevolgd. Het Hof vernietigde de navorderingsaanslag.

(Bron: FUTD)