Archive for september, 2015

Opgepast met de inzet en (buitenlandse) beloning van buitenlandse chauffeurs

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), personeelszaken, loon (ook bijverdienen en minimumloon)
Reacties uitgeschakeld voor Opgepast met de inzet en (buitenlandse) beloning van buitenlandse chauffeurs

Veel transportbedrijven maken de laatste jaren gebruik van de inzet van buitenlandse chauffeurs. Het doel is veelal het gebruik maken van goedkopere (en daarmee beter concurrerende) arbeidsvoorwaarden. Vaker dan gedacht blijken de Nederlandse arbeidsvoorwaarden (waaronder de cao Beroepsgoederenvervoer) toch van toepassing.
Twee veel voorkomende manieren, waarop buitenlandse chauffeurs worden ingezet, zijn cabotage en het aangaan van een arbeidsovereenkomst tussen de chauffeur en een buitenlandse dochtervennootschap.

Cabotage

Het vervoeren van goederen in Nederland door buitenlandse chauffeurs, cabotage, is aan bepaalde limieten gebonden. Zo mag een chauffeur uit een ander land slechts drie ritten binnen een week maken in Nederland, om vervolgens weer de grens over te gaan. De inspectie van Leefomgeving en Transport (ILT) kijkt hier sinds 2013 gericht op toe. Als de buitenlandse vervoerder zijn chauffeur echter regelmatiger inzet voor het uitvoeren van cabotage-ritten in Nederland, dan moet de vervoerder wel het Nederlandse loon voor zijn werkzaamheden betalen. Dat geldt weliswaar niet voor de cao, maar op grond van de zogenaamde ‘Rome I Verordening’ wel voor de Nederlandse Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Een buitenlandse dochteronderneming

De vrij recent opgerichte buitenlandse dochteronderneming van de in Nederland al jarenlang opererende transportonderneming neemt bijvoorbeeld Poolse chauffeurs in dienst. In de arbeidsovereenkomst wordt het Poolse minimumloon van toepassing verklaard. De arbeidsvoorwaarden van deze Poolse chauffeurs liggen dan vaak aanzienlijk lager dan de arbeidsvoorwaarden van hun Nederlandse collega’s die in dienst zijn bij de moedermaatschappij. De aansturing, salarisbetaling en dergelijke vindt in dit soort praktijkgevallen vaak toch vanuit de Nederlandse moeder plaats.
De vraag welk recht van toepassing is, dient te worden beantwoord aan de hand van uit Brussel opgelegde wetgeving. De Europese Unie heeft in dat kader de zogenaamde ‘Rome I Verordening’ aan haar lidstaten opgelegd. De hoofdregel van de Verordening houdt in dat een (arbeids)overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen (de rechtskeuze). Echter, voor internationale arbeidsovereenkomsten bepaalt de verordening dat een rechtskeuze tussen werkgever en werknemer er niet toe mag leiden dat een werknemer de bescherming verliest van het (bijzonder dwingende) recht dat op zijn arbeidsverhouding van toepassing zou zijn indien partijen geen rechtskeuze zouden hebben gemaakt.
Juist in het internationale beroepsgoederenvervoer is hierover veel discussie. Een (internationaal) chauffeur verricht immers zijn werkzaamheden in verschillende landen. Om te bepalen welk recht en daarmee welke arbeidsvoorwaarden dwingendrechtelijk van toepassing zijn, wordt onder andere gekeken naar de nationaliteit van de werknemer, waar deze belastingplichtig is, welk sociaal verzekeringsstel van toepassing is, in welke taal de arbeidsovereenkomst is opgesteld en waar de betaling van het salaris plaatsvindt etc.
Deze veelal zeer feitelijke problematiek stond eerder dit jaar centraal in een uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant in de zaak Van den Bosch Transport / Silotrans. Dit betrof een door het FNV aangespannen proefprocedure. De Hongaarse chauffeurs hadden volgens de rechter recht op achterstallig loon, omdat zij jarenlang ritten reden in opdracht van Van den Bosch Transportuit Erp en werden betaald naar Hongaars loon. Volgens Van den Bosch stonden de chauffeurs onder contract bij een Hongaars zusterbedrijf en kregen zij daarom terecht dit loon. De chauffeurs stelden dat zij door het Nederlandse bedrijf waren ingehuurd en dus naar de Nederlandse cao (cao Beroepsgoederenvoer) moesten worden betaald. De salarisadministratie en ondersteunende diensten waren bij Van den Bosch in Erp gecentraliseerd. Toen de chauffeurs achterstallig loon bij hun werkgever vorderden, werden zij door het Hongaarse bedrijf ontslagen.
De rechtbank oordeelde dat ook voor de Hongaarse arbeidskrachten de Nederlandse cao-arbeidsvoorwaarden gelden, zowel in gevallen dat Nederland het land is van waaruit tijdelijk wordt gewerkt als dat Nederland het land is van waaruit gewoonlijk wordt gewerkt. De rechtsgrond betreft artikel 8 Rome I Verordening / artikel 6 EVO.
Nu er geen daadwerkelijke detachering werd aangenomen en er sprake was van conflicterende wetgevingen, moet op basis van deze artikelen en de zogenaamde ‘Europese Handhavingsrichtlijn’ het recht van het land worden toegepast dat de werknemers de meest adequate bescherming biedt (Nederlands recht). De verwijzing in de arbeidsovereenkomst naar Hongaars recht heeft niet te gelden wegens doorkruising van het Nederlands dwingend recht. Afwijking daarvan is alleen mogelijk ten voordele van de werknemers.
Van belang hier waren uiteraard de omstandigheden van het geval: De chauffeurs vingen in het overgrote deel hun diensten vanuit Nederland (Erp) aan en keerden daar ook weer terug. Ook ontvingen zij hun instructies vanuit Erp. De planning, administratie, orderverwerking en ICT werden door een Nederlands bedrijf gedaan. De opleiding van de chauffeurs vond plaats in Nederland. Kortom, de link naar Nederland was simpelweg te groot.
In feite is de transportonderneming van Van den Bosch als voorbeeld gebruikt door het FNV. Volgens de vakbond zouden er meer Nederlandse transportbedrijven zijn die trachten de cao te ontduiken.

Conclusie

Een contractuele keuze voor buitenlands recht kan zeker niet altijd voorkomen dat de dwingendrechtelijke bepalingen van het land waar de feitelijke werkzaamheden plaatsvinden op de arbeidsverhouding van toepassing kunnen zijn.

(Bron: Pellicaan)

In het Belastingplan 2016 zijn onder meer maatregelen opgenomen die voortvloeien uit de gesprekken die in het kader van het zogenoemde vijfmiljardpakket zijn gevoerd. Wij ontlenen aan het Belastingplan 2016 het volgende:

  1. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd tot 36,55%.
  2. Het tarief in de tweede en derde schijf wordt met 1,85%-punt verlaagd naar 40,15%.
  3. De vierde schijf begint bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan € 66.421.
  4. De afbouw van de algemene heffingskorting wordt verhoogd met 2,476 procentpunt tot 4,796%. Ook wordt de algemene heffingskorting volledig afgebouwd.
  5. Het maximumbedrag van de arbeidskorting wordt met € 638 extra verhoogd. Het startpunt van de afbouw met 4% van het arbeidsinkomen wordt met € 15.950 verlaagd.
  6. De opbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt verhoogd naar 6,159%. Het maximumbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt verhoogd met € 606.
  7. De ouderenkorting wordt per saldo verhoogd tot € 1.187.
  8. De vermogensrendementsheffing in box III wordt met ingang van 1 januari 2017 herzien. Het forfaitaire rendement wordt gebaseerd op de gemiddelde verdeling van het box III-vermogen over spaargeld en beleggingen in combinatie met een in het verleden in de markt gerealiseerd rendement op beide componenten. Het vermogen van elke belastingplichtige wordt verdeeld over maximaal drie schijven, namelijk: € 0 tot € 100.000, € 100.000 tot € 1 mln en meer dan € 1 mln. Het heffingvrije vermogen wordt per 2017 verhoogd naar € 25.000 per persoon.
  9. Om het emigratielek bij a.b.-houders te bestrijden, leiden winstuitdelingen na emigratie voortaan in alle gevallen tot belastingheffing of tot een (naar rato) intrekking van het uitstel van betaling. Ook wordt de conserverende belastingaanslag niet meer louter als gevolg van tijdsverloop na tien jaar kwijtgescholden. De maatregel heeft terugwerkende kracht tot en met 15 september 2015, 15.15 uur.
  10. Door een integratie van de S&O-afdrachtvermindering en de RDA bestaat de S&O-afdrachtvermindering uit een grondslag voor alle S&O-kosten. Er gelden twee schijven met percentages van 32% en 16%. De grens tussen de eerste en de tweede schijf ligt bij € 350.000. Daarnaast zal er een verhoogd starterspercentage van de eerste schijf blijven bestaan van 40. Tot slot vervalt het huidige plafond in de S&O-afdrachtvermindering.
  11. De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt vereenvoudigd.
  12. De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt met ingang van 2017 verruimd tot € 100.000. Ook vervalt de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, waardoor ook buiten de gezinssituatie kan worden gebruikgemaakt van de vrijstelling.
  13. Twee personen die zijn gehuisvest in een opvanghuis met een kind van een van beiden, worden gedurende dat verblijf niet als partners aangemerkt.
  14. Verplichtingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeien, worden met ingang van 1 januari 2017 uitgezonderd van de in box III in aanmerking te nemen verplichtingen. Vergelijkbare verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarvan het recht ook is uitgezonderd van box III, worden ook uitgesloten van box III.
  15. In de praktijk wordt als financieringsstructuur of voor de vervreemding van beleggingsvastgoed steeds vaker gebruikgemaakt van de zogenoemde erfpachtlease in plaats van een sale-en-lease-back om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Deze economisch vergelijkbare gevallen worden voortaan gelijk behandeld door niet meer toe te staan dat de heffingsgrondslag waarover in geval van verkoop met gelijktijdige vestiging van een erfdienstbaarheid, een recht van erfpacht of een recht van opstal, kan worden verminderd met de gekapitaliseerde waarde van de erfpachtcanon of retributie.
  16. Een niet-ingezetene die is onderworpen aan de heffing van MRB, wordt geacht te wonen in de provincie die het laagste aantal opcenten heeft.
  17. De vrijstelling van kolenbelasting voor kolen die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit, wordt opnieuw ingevoerd. Ter dekking van de herintroductie van de vrijstelling worden de tarieven in de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit verhoogd.

(Bron:FUTD)

Het Gerechtshof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag dat hoewel de vennoten van een maatschap naar de regels van het burgerlijk recht niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap, zij op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de IW wel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de maatschap verschuldigde rijksbelastingen.

Een man is samen met zijn broer vennoot van een maatschap. De activiteiten van de maatschap bestaan uit het voor gezamenlijke rekening van de maten beleggen in onroerende zaken. De man is aansprakelijk gesteld voor door de maatschap niet betaalde omzetbelasting inclusief kosten, rente en boeten ten bedrage van in totaal € 1.239.507. Na bezwaar heeft de Belastingdienst het bedrag waarvoor de man aansprakelijk is gesteld, verminderd tot € 958.167,26.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de man door een onjuiste adressering van de aansprakelijkstelling niet in zijn belangen is geschaad. Hij heeft immers tijdig tegen de beschikking aansprakelijkstelling bezwaar gemaakt. De man stelt verder dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld, omdat hij geen volledig aansprakelijke vennoot van de maatschap is. Deze stelling is onjuist, oordeelde de Rechtbank. Hoewel de vennoten van een maatschap naar de regels van het burgerlijk recht niet hoofdelijk, doch slechts voor gelijke delen aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap, zijn zij op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet (IW) wel hoofdelijk aansprakelijk voor de door de maatschap verschuldigde rijksbelastingen. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap. Volgens de Rechtbank is de man door de Belastingdienst terecht aangemerkt als een volledig aansprakelijke vennoot en daarmee als bestuurder van de maatschap.

Hof Den Haag bevestigt in hoger beroep zonder nadere toelichting de oordelen van de Rechtbank.

(Bron: Fiscanet)

Boekhouden, oftewel het op orde brengen van de financiële administratie, is verplichte kost voor iedereen die een bedrijf start. Of het slimmer is om de bedrijfsadministratie uit te besteden aan een professional of om dit zelf te doen, hangt af van jouw situatie. Maar een zekere basiskennis van boekhouden is natuurlijk altijd mooi meegenomen. Hieronder lees je hoe je een overzichtelijke administratie kunt opzetten.

1. Start op tijd

Niet overdreven, maar hiermee bedoelen we eigenlijk: je kunt als startende ondernemer eigenlijk niet vroeg genoeg beginnen met het in kaart brengen van de financiën. Ook als je nog niet bent gestart en je slechts hierop aan het voorbereiden bent, is het in de meeste gevallen al zinvol om jouw inkomsten en uitgaven eens concreet op een rijtje te zetten.

Veel ondernemers investeren voorafgaand aan de start van hun onderneming in bedrijfsmiddelen en omdat deze kosten mogelijk fiscaal aftrekbaar zijn, moet je deze gegevens goed bewaren. Daarbij kun je denken aan bonnetjes van relevante aankopen, maar zorg er ook voor dat je altijd kopieën maakt van alle ontvangen en verzonden offertes en facturen.

2. Houd rekening met de Belastingdienst

De Belastingdienst stelt enkele eisen aan een ‘deugdelijke administratie’. Zo zul jij je moeten houden aan de bewaarplicht van zeven jaar (let op: voor onroerende zaken, zoals de huur van een bedrijfspand, geldt een bewaarplicht van tien jaar). De fiscus beschouwt de volgende onderdelen als de basisgegevens van een zakelijke administratie:

  • Grootboek
  • Debiteurenadministratie
  • Crediteurenadministratie
  • Voorraadadministratie
  • In- en verkoopadministratie
  • Indien van toepassing: de loonadministratie
  • kasadministratie
  • urenadministratie

3. Hoe zet ik een administratie op?

Meestal is het openen van een zakelijke rekening de eerste stap. Doorgaans wordt namelijk aangeraden om jouw zakelijke administratie gescheiden te houden van het geld dat je privé ontvangt en uitgeeft. Zo kun je in één oogopslag zien hoe het ervoor staat met de zakelijke inkomsten en uitgaven, zonder dat je daarbij eerst de kosten van de wekelijkse boodschappen of jouw abonnement op dat ene tijdschrift moet wegstrepen.

Wanneer je (nadat je jouw bedrijf hebt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) voor de belasting btw-plichtig bent, ontvang je automatisch een btw-nummer van de Belastingdienst. Voorbeelden van bekende fiscale voordelen voor ondernemers zijn de zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is echter dat je voldoet aan het urencriterium:

  • Als ondernemer besteed je ten minste 1225 uren aan het feitelijk drijven van één of meer ondernemingen.
  • Je besteedt meer dan vijftig procent van de tijd die je werkte aan één of meer ondernemingen. Let op: was je in één van de vijf voorafgaande jaren niet actief als ondernemer? Dan hoef je niet te voldoen aan deze voorwaarde [Bron: Belastingdienst].

Uit de bedrijfsadministratie moet straks blijken dat jij hebt voldaan aan het urencriterium. Maak daarom aan het einde van iedere werkdag een concreet overzicht van welke taken je die dag hebt uitgevoerd en hoeveel uren je daadwerkelijk aan jouw bedrijf hebt besteed, bijvoorbeeld: anderhalf uur gewerkt aan het schrijven van een ondernemingsplan, drie uur bezig geweest met het uitvoeren van werkzaamheden voor een klant en twee uur besteed aan het plegen van acquisitie.

Zakelijke rekening nodig?

Met een zakelijke rekening houd je jouw zakelijke en privégeldstromen gescheiden. Dat maakt jouw administratie overzichtelijk. Het is ook voldoende om een de zakelijke transacties te registreren op een gescheiden privérekening. Belangrijk is om zoveel mogelijk privé-mutaties niet door de boekhouding te laten lopen omdat dit extra werk oplevert voor je accountant of boekhouder.

4. Ga zorgvuldig te werk

Je zult spoedig merken dat het aantal administratieve gegevens – en daarmee de voorraad facturen, offertes en bonnetjes – snel toeneemt. Het is daarom aan te raden om vanaf het begin zorgvuldig te werk te gaan, zodat je het overzicht niet halverwege kwijtraakt. Daarnaast zal, indien je ervoor kiest om de administratie uit te besteden, niet alleen jouw administrateur dit waarderen, maar zal het in veel gevallen ook een gunstig effect hebben op de indeling van jouw uren. Het bijwerken van een geordende administratie neemt nou eenmaal aanzienlijk minder tijd in beslag.

Boekhouders adviseren hun cliënten vaak om gebruik te maken van een zogeheten ‘bakkensysteem’, waarbij alle inkomende en uitgaande documenten worden onderverdeeld in verschillende bakken (of ordners natuurlijk). Het is daarnaast zaak om de administratie bij voorkeur tweewekelijks of anders minimaal eens per maand bij te werken. Zo zorg je ervoor dat je betalingen voor inkomende nota’s op tijd voldoet en anderzijds jouw uitgaande facturen tijdig verstuurt. Een gemiddelde bedrijfsadministratie kan worden verdeeld over vijf bakken, namelijk:

  • Bak 1: inkomende facturen, bijvoorbeeld van een leverancier of ZZP’er die voor jouw bedrijf bepaalde werkzaamheden heeft uitgevoerd.
  • Bak 2: uitgaande facturen, bijvoorbeeld naar klanten en opdrachtgevers. Tip: verwerk hierin ook een urenlijst van de projecten waaraan je werkt en die je hebt afgerond, indien deze relevant kunnen zijn voor declaraties.
  • Bak 3: het ‘bonnenbakje’. Dit is de bak waarin je (naast bonnen) ook eventuele papieren bankafschriften bewaart.
  • Bak 4: de fiscale bak. Hierin sla je niet alleen de gegevens en aangiftes voor de btw en de inkomstenbelasting op, maar ook – indien relevant – jouw VAR-verklaringen.
  • Bak 5: contracten en vergelijkbare juridische documenten die van toepassing op de gemaakte afspraken met jouw klanten, opdrachtgevers en leveranciers.
  • Bak 6 (voor ondernemers met veel contante geldverkeer): De kasadministratie

5. Bewaar de administratie geordend en eventueel digitaal

Steeds meer werkzaamheden kun je digitaal uitvoeren. Denk aan het verwerken van facturen en het bijwerken van de zakelijke agenda, maar dit is niet voor iedere ondernemer even relevant. Dat beseft de Belastingdienst ook. Ondernemers kunnen daarom in bepaalde gevallen afspraken maken met de fiscus over de vorm waarin jouw gegevens zullen worden bewaard, waarbij jij kunt aangeven dit op papier of geheel elektronisch te willen doen. Weet wel dat de fiscus dit alleen zal toestaan wanneer het gaat om een zeer kleinschalige administratie.

Over het algemeen moet je digitale gegevens echter ook digitaal bewaren. De documenten alleen uitprinten is dan dus niet voldoende. Bewaar jij de bedrijfsadministratie elektronisch? Zorg dan altijd voor een goed back-upsysteem om te voorkomen dat je bij een computercrash niet alles verliest.

6. Profiteer van handige tools en apps

Denk je bij het bijwerken van de administratie nog steeds aan een dikke stapel nota’s, een schoenendoos vol met vage bonnetje en een op tilt slaande rekenmachine om alles uit te rekenen? Die tijd ligt gelukkig ver achter ons. Anno 2014 kunt je gebruikmaken van diverse computerprogramma’s die deze klus aanzienlijk sneller en eenvoudiger hebben gemaakt. Online vind je trouwens ook de nodige applicaties en tools die jou hierbij kunnen helpen.

 

Voor alle werkende ouders gaat de kinderopvangtoeslag vanaf 1 januari 2016 omhoog.

Ouders ontvangen voor elk kind dat naar de opvang gaat meer kinderopvangtoeslag. Dit schrijft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maandag aan de Tweede Kamer.

Het kabinet vindt het belangrijk dat jonge ouders werk en privé goed kunnen combineren. Goede en betaalbare kinderopvang helpt daarbij. Minister Asscher: ‘Goede kinderopvang biedt een vertrouwde en veilige omgeving gericht op de ontwikkeling van je kind. Daar breng je als werkende ouder met een gerust hart je kind naar toe. De kinderopvang heeft meerwaarde voor ouders en kinderen. Van die meerwaarde moeten ouders en kinderen gebruik kunnen maken.’

De vergoedingspercentages in de eerste en de tweede kindtabel worden voor iedereen verhoogd met een gelijk aantal procentpunten.

  • De eerste kindtabel wordt verhoogd met 5,8 procentpunt. Dit betekent ook dat de vaste voet stijgt van 18% naar 23,8%.
  • De tweede kindtabel wordt eveneens met 5,8 procentpunt verhoogd.

De verhoging van de kinderopvangtoeslag kost 290 miljoen euro stuctureel per jaar. De maatregel staat in de begroting die het ministerie met Prinsjesdag openbaar maakt. Asscher stuurt de maatregel nu naar de Tweede Kamer, zodat het begin volgend jaar al in kan gaan.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Op 27 juni 2014 besliste de Hoge Raad in twee proefprocedures van exploitanten van kansspelautomaten dat vanaf 1 juli 2008 kansspelbelasting (KSB) mocht worden geheven. Verwijzingshof Den Haag moest echter nog wel beslissen over de vraag of sprake was van een individuele en buitensporige last voor BV X en BV Y die over juli 2008 respectievelijk € 72.723 en € 511.474 aan KSB waren verschuldigd door de wijzing van het regime (KSB in plaats van BTW). Hof Den Haag besliste ten aanzien van BV X dat de wijziging van de Wet KSB in haar geval een buitensporige last van een zodanige omvang had teweeggebracht dat zonder compensatie geen sprake was van een “fair balance” tussen het algemeen belang en de bescherming van de individuele rechten. Het Hof honoreerde daarom het verzoek van BV X om schadeloosstelling. Het aan een bepaald jaar toe te rekenen gedeelte van de in totaal geleden schade (het “jaarbedrag”) kwam volgens het Hof slechts voor vergoeding in aanmerking indien en voor zover de daarin begrepen posten ertoe hadden geleid dat BV X in het desbetreffende jaar een negatief bedrijfsresultaat had behaald. Het enkel niet lijden van verliezen vond het Hof echter onvoldoende om het voortbestaan van een onderneming te verzekeren en daarom ging het Hof uit van een “decent profit” van (in dit geval) € 100.000 per jaar. Van BV X mocht redelijkerwijs wel worden verwacht dat zij na de regimewijziging maatregelen zou treffen en daarom vond het Hof een geleidelijke afbouw van de schadeloosstelling redelijk en billijk. Het Hof stelde de schadeloosstelling vast op respectievelijk 100%, 75%, 50% en 25% van het jaarbedrag voor 2008, 2009, 2010 en 2011. Het Hof veroordeelde de inspecteur uiteindelijk tot een schadeloosstelling van in totaal € 1.364.740. Ten aanzien van BV Y besliste het Hof dat zij met de overgelegde overzichten van bedrijfsresultaten niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een buitensporige last, hoewel niet moest worden voorbijgegaan aan de omstandigheid dat de invoering van de KSB ook bij BV Y een forse last had veroorzaakt.

(Bron: FUTD)

Let op gevolgen compensabele verliezen bij toetreding in fiscale eenheid

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Let op gevolgen compensabele verliezen bij toetreding in fiscale eenheid

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het toetreden van een dochtermaatschappij tot een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (fiscale eenheid vpb) gedurende het boekjaar leidt tot het verplicht afsluiten van het boekjaar door de toetredende dochtermaatschappij. Onder omstandigheden kan het echter fiscaal voordeliger zijn om vooralsnog niet toe of uit te treden.

Verliesverrekening binnen fiscale eenheid

Het verplicht afsluiten van het boekjaar kan nadelig uitpakken wanneer er verliezen kunnen worden verrekend. Verliezen van een bv kunnen maximaal één jaar terug en negen jaar vooruit worden gecompenseerd met belastbare winsten.

 

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat voor de term ‘jaar’ moet worden uitgegaan van ‘boekjaar. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als gedurende het boekjaar een dochtermaatschappij toe- of uittreedt. Het gedeelte van het boekjaar dat de dochtermaatschappij geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid vpb moet volgens de Hoge Raad als afzonderlijk boekjaar worden aangemerkt.

 

Bij toe- of uittreding in een fiscale eenheid vpb ontstaat dus een extra boekjaar bij de dochtermaatschappij. Dit principe werkt volgens de Hoge Raad ook door bij de achterwaartse en voorwaartse verliesverrekening. Door de toe- of uittreding fiscale eenheid kunnen verliezen, gelet op de beperkte verliesverrekeningstermijn, dus eerder verloren gaan. Ook kan het inkorten van de termijnen nadelig uitpakken voor bijvoorbeeld de termijnen van de investeringsreserve.

 

Tip

Bij de toe- of uittreding van dochtermaatschappijen moet goed worden gekeken naar de gevolgen van inkorting van de termijnen voor diverse fiscale regelingen, zoals de verliesverrekening en de herinvesteringsreserve.

 

Bedrijfsovername in 10 stappen

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Bedrijfsovername in 10 stappen
Een foutje – hoe klein ook – kan soms grote schade veroorzaken. Zeker als je een adviserend beroep hebt, zoals advocaat, architect, ingenieur of accountant. Je loopt het risico dat een opdrachtgever jou aansprakelijk stelt voor zijn vermogens- of adviesschade. Want die mag ervan uitgaan dat jij voldoende vakkennis en ervaring hebt en dus geen denkfout maakt die hem schade toebrengt.

Wat is een beroepsaansprakelijkheidsverzekering?

De beroepsaansprakelijkheidsverzekering moet je in feite zien als een aanvulling op een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Jij verzekert op deze manier je aansprakelijkheid voor beroepsfouten. Denk daarbij aan een nalatigheid, vergissing, verzuim of onachtzaamheid tijdens je werk als dienstverlener of adviseur.

Wat zijn de risico’s?

Door een beroepsfout kun je vermogensschade (financieel verlies) veroorzaken. Denk aan een belastingadviseur die een verkeerd advies geeft, waardoor zijn opdrachtgever onnodig veel belasting moet betalen. Of een advocaat die een beroepstermijn vergeet, waardoor hij zijn cliënt financieel benadeelt.

Of een architect die een ontwerpfout maakt, waardoor de bewoners geen grote spullen zoals bedden en kasten naar boven kunnen brengen. Hij is aansprakelijk voor de extra kosten die de bewoners moeten maken om de fout te herstellen.

Bij bepaalde beroepen, zoals architecten en ingenieurs, kan een beroepsfout ook zorgen voor zaakschade (schade aan spullen) of letselschade (lichamelijke of geestelijke schade). Een architect die een berekeningsfout maakt waardoor een gebouw instort, kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade aan het gebouw en voor de letselschade die mensen daarbij eventueel oplopen.

Verschil met een zakelijke aansprakelijkheidsverzekering

Met een zakelijke aansprakelijkheidsverzekering verzeker je jezelf en je medewerkers alleen voor de zaak- en letselschade die jij of je medewerker toebrengt aan anderen. En voor de gevolgen daarvan. Maar niet voor vermogensschade (een financieel verlies) of adviesschade (zaak- of letselschade door verkeerde adviezen en/of berekeningen). Daarvoor heb je een aparte beroepsaansprakelijkheidsverzekering nodig.

Waarom verzekeren?

Bij beroepsaansprakelijkheid gaat het al snel om grote bedragen. Als (startende) ondernemer kun je dit vaak niet of nauwelijks zelf dragen, ook niet als je een eigen reserve hebt opgebouwd.

Wat zijn de trends op dit gebied?

  • Consumentisme: de veroorzaker betaalt
  • Ondernemers worden vaker aansprakelijk gesteld (en voor hogere bedragen)
  • Rechters zijn steeds meer geneigd om claims toe te wijzen

Hoe voorkom ik schade?

Misschien denk je: ondernemen betekent nu eenmaal risico nemen. Dat klopt ook wel. En helemaal voorkomen dat je aansprakelijk wordt gesteld, kun je uiteraard nooit. Waar mensen werken, worden nu eenmaal fouten gemaakt. Maar met de volgende vier tips beperk je in ieder geval wel het risico op een (hoge) schadeclaim:

  • Houd je vakkennis op peil
  • Zet jouw opdracht helder op papier en vraag schriftelijk akkoord aan je opdrachtgever
  • Zorg voor goede leveringsvoorwaarden
  • Gebruik je leveringsvoorwaarden op de juiste manier

(Bron: Ikgastarten)