Gehuwde ondernemers opgelet: wederhelft kan rechtshandeling vernietigen op grond van ontbreken toestemming

De Nederlandse wet bevat een limitatieve opsomming van bepaalde financieel risicovolle handelingen waarbij een gehuwde vóór het verrichten van de handeling de toestemming nodig heeft van diens wederhelft.

Zo heeft een gehuwde bijvoorbeeld toestemming nodig als hij/zij in privé een hypotheek wil afsluiten.

De gedachte van de wetgever is dat echtgenoten tegen elkaar en tegen zichzelf moeten worden beschermd. Mocht het overleg met het thuisfront uitblijven en er wordt een hypotheekrecht aan de bank verstrekt, dan kan de andere echtgeno(o)t(e) de overeenkomst met de bank vernietigen op grond van het ontbreken van toestemming.

uitzondering

De wet maakt ook een uitzondering op dit toestemmingsvereiste, namelijk als:

  1. De hypothecaire geldlening niet wordt aangegaan ten behoeve van de privésfeer, maar voor “de normale uitoefening van het bedrijf”
  2. De vennootschap in kwestie een B.V. of N.V. is
  3. De echtgeno(o)t(e) alleen of samen met medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt

normale uitvoering van het bedrijf

Wanneer echter sprake is van een “normale uitoefening van het bedrijf”, is niet altijd eenduidig. Een verrichte handeling door de vennootschap, die niet direct als vreemd kan worden bestempeld, maakt nog niet dat het onder de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap valt.

De Hoge Raad oordeelde vorig jaar nog dat een borgstelling voor een overbruggingskrediet, dat enkel werd gebruikt om een faillissement van het bedrijf te voorkomen, niet kon worden aangemerkt als een handeling die behoorde tot de normale uitoefening van het bedrijf.

Dit criterium brengt dan ook nog steeds de nodige rechtspraak met zich mee. Zo oordeelde een rechter van de rechtbank Gelderland recentelijk juist het tegenovergestelde. De casus luidde als volgt:

Twee gezamenlijke directeuren, beiden gehuwd, waren hoofdelijk een hypothecaire geldlening aangegaan ter financiering van de aankoop van een bedrijfswoning. Vijf jaar later ging het bedrijf failliet. De bank ging over tot executie van het pand, ten gevolge waarvan de echtgenoten overgingen tot vernietiging van de onderliggende overeenkomst. De bank was hier uiteraard niet blij mee en betoogde dat er geen toestemming was vereist, omdat de aangegane hoofdelijke aansprakelijkheid onder de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap viel.

In deze situatie was de woning aangekocht om als bedrijfswoning dienst te doen. De bestemming van de woning was dan ook met medewerking van de gemeente gewijzigd. Ook waren er vijf vaste werknemers van het bedrijf in de woning gevestigd.

Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel bleek bovendien dat het aankopen en beheren van onroerend goed tot de activiteiten van het bedrijf behoorden. Andere onroerende goederen waren reeds eerder aangekocht met hetzelfde doel. De rechtbank oordeelde dat de aankoop van de woning onder deze omstandigheden paste binnen de gangbare, gebruikelijke activiteiten van het bedrijf.

De handtekeningen van de echtgenoten voor het sluiten van de overeenkomst met de bank waren dus niet vereist, waardoor zij geen beroep konden doen op vernietiging. Voor de bestuurders had dit als gevolg dat zij de restschuld bij de bank hoofdelijk dienden te vergoeden.

conclusie

De vraag of een persoonlijke zekerheidsstelling is aangegaan ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening kan dus grote gevolgen met zich meebrengen.

Bij een ontkennende beantwoording van deze vraag heeft de andere echtgeno(o)t(e) veel in de melk te brokkelen.

Maar wanneer de handelende echtgeno(o)t(e) een hypotheek bij nader inzien ook liever kwijt is dan rijk, kan het ontbreken van de toestemming juist voordelig uitpakken: de niet handelende gehuwde vernietigt de overeenkomst en de situatie wordt weer teruggedraaid naar hoe die was. Maar als er sprake is van een gebruikelijke bedrijfsactiviteit, zal deze uitvlucht waarschijnlijk geen optie zijn…

(Bron: DVAN)