Archive for januari, 2017

btw privégebruik (bestel)auto 2016 betaal niet teveel!

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), dividendbelasting
Reacties uitgeschakeld voor btw privégebruik (bestel)auto 2016 betaal niet teveel!

In de aangifte over het laatste tijdvak dient weer het privégebruik voor de btw opgenomen te worden. Per 1 juli 2011 is er een nieuwe regeling voor (bestel-)auto’s ingevoerd. Hier lopen diverse procedures over bij rechtbanken.

 

De regeling btw-heffing privégebruik auto

De huidige regeling komt er – in het kort – op neer dat de btw die op aangifte voldaan moet worden 21% bedraagt over de kosten van het werkelijke privégebruik. Dit privégebruik wordt in beginsel vastgesteld aan de hand het werkelijke gebruik. Goedgekeurd is om een forfaitair percentage aan te geven van 2,7% of onder bepaalde voorwaarden 1,5% van de cataloguswaarde. De in 2011 ingevoerde regeling staat op een aantal bezwaren en daarom kan het mogelijk zinvol zijn om bezwaar te maken tegen het aangegeven privégebruik in de aangifte.

 

Bezwaar maken tegen privébruik btw

De Belastingdienst heeft na overleg met de koepel-organisaties van fiscaal dienstverleners aangegeven dat cliënten die al over eerder jaren (2011, 2012, 2013, 2014 of 2015) bezwaar hebben gemaakt tegen het aangegeven privégebruik auto voor de btw, dit niet opnieuw hoeven te doen voor het jaar 2016. De Belastingdienst behandelt dan het jaar 2016 ambtshalve. Dit betekent concreet dat u geen afzonderlijk bezwaar hoeft in te dienen. Wij hebben deze ambtshalve regeling beoordeeld en zijn tot de conclusie gekomen dat ter zekerheidsstelling van uw rechten u ons inziens het best gebaat bent bij het opnieuw indienen van een bezwaarschrift. De reden hiervoor is dat ambtshalve behandeling van het bezwaar over 2016 als nadeel heeft dat bij afwijzing van het gevoerde bezwaar bij de hoogste rechterlijke instantie, geen rechtsingang meer voor u open staat en dat daarnaast op individueel niveau geen mogelijkheid bestaat details in te vullen. U bent dan afhankelijk van de wijze waarop de Belastingdienst de ambtshalve bezwaren gaat afhandelen, hetgeen niet altijd in uw voordeel kan zijn. Bovendien heeft u voor het jaar 2011, 2012, 2013, 2014 of 2015 wellicht geen bezwaar aangetekend tegen de aangegeven btw-correctie privégebruik auto.

 

Hoe maak ik bezwaar tegen het privégebruik btw?

Teneinde u rechten zeker te stellen dient een bezwaar op schrift gesteld te worden en aan de belastingdienst te worden verzonden. Dit dient bij voorkeur uiterlijk zes weken na betaling (dit zal in januari zijn) gedaan te zijn of na ontvangst(dit kan latern zijn) van het bedrag. Vraag hier een voorbeeld bezwaarschrift aan.

Jaarlijks dient er in de laatste aangifte van het jaar een correctie gemaakt te worden op de btw die in aftrek is gebracht voor het privégebruik of het gebruik voor persoonlijke behoeften van het personeel: de zogenaamde BUA-correctie. Veelal een vergeten item en een aandachtspunt van de Belastingdienst bij een belastingcontrole.

Het BUA sluit de aftrek van btw op kosten voor het persoonlijk gebruik van de ondernemer of zijn personeel uit. Het BUA kent drie categorieën waarvoor de aftrek van btw is uitgesloten:

  1. Het voeren van een zekere staat. Dat wil zeggen handelingen in de persoonlijke levenssfeer van iemand waarmee men een bepaalde status probeert te voeren.
  2. Het geven van relatiegeschenken of giften in natura aan relaties die geen recht op aftrek van btw hebben, zonder dat hiervoor een vergoeding wordt gevraagd of een vergoeding die lager is dan de kostprijs.
  3. Personeelsvoorzieningen, zoals loon in natura, het verlenen van huisvesting, sport en ontspanning en andere handelingen voor persoonlijk gebruik.

Daarnaast is nog een aantal afzonderlijke uitsluitingen geregeld. Dit zijn de kantineregeling en het ter beschikking stellen van een fiets voor woon-werkverkeer.

De ondernemer mag de btw die op deze kosten ziet in eerste instantie gewoon in aftrek brengen conform zijn aftrekrecht. Aan het eind van het jaar vindt hierop een correctie plaats als het totaalbedrag per werknemer van bovengenoemde prestaties het drempelbedrag van € 227 (exclusief btw) overschrijdt. Wordt het bedrag overschreden, dan is de aftrek volledig uitgesloten en moet de btw als verschuldigd worden aangegeven. Als de werknemer een eigen bijdrage voldoet, dan telt dit deel niet mee voor de berekening van het totaalbedrag.

Naast de BUA-correctie dient ook jaarlijks een btw-correctie gemaakt te worden voor het privégebruik van een auto van de zaak. Bekeken dient te worden op basis van het werkelijk gebruik van de auto welk deel van de kilometers zakelijk was en welk deel privé. Dit kan gedaan worden aan de hand van de kilometeradministratie. De verdeelsleutel die hieruit volgt, dient te worden toegepast op de btw die op de (kosten ten aanzien van de) auto zag. Het deel wat zag op de zakelijke kilometers kan in aftrek worden gebracht. Het overige deel niet. Mocht een kilometeradministratie niet voorhanden zijn, dan mag ook het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto als correctie worden opgegeven.

De ervaring leert dat nogal eens vergeten wordt jaarlijks een BUA-berekening te maken en een eventuele correctie te maken. Bij een controle van de Belastingdienst is dit dan ook vaak een onderdeel wat gecontroleerd wordt. Om een inventarisatie van de risico’s te maken of voor hulp bij het maken van de jaarlijkse berekening en eventuele correctie, kunnen wij u uiteraard helpen!

(Bron: Schipper Groep)

De belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een proefproces de vermogensrendementsheffing over spaartegoeden in box 3 in stand gehouden voor de jaren 2013 en 2014. Bij de heffing wordt uitgegaan van een zogenaamd forfaitair rendement van 4%. Dit is een fictief percentage aan rendement waarover belasting betaald moet worden. Voor dit proefproces waren door de Belastingdienst onder meer twee zaken geselecteerd waarin belastingplichtigen stelden dat in de jaren 2013 en 2014 het forfaitaire rendement van 4% teveel afwijkt van het rendement dat daadwerkelijk behaald kan worden.

Eigendomsrecht

Het percentage van 4% is vastgelegd in de wet. De rechter moet de wet toepassen en kan daar alleen van afwijken als de wet in strijd is met een verdrag. Volgens de belanghebbenden is belastingheffing over een forfaitair rendement van 4% voor spaartegoeden in strijd met het eigendomsrecht zoals dat beschermd wordt in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM), omdat het percentage hoger is dan het daadwerkelijk te behalen rendement.

Niet in strijd met verdrag

De rechtbank is van oordeel dat de huidige heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4% over spaartegoeden niet in algemene zin in strijd is met artikel 1 EP EVRM in de jaren 2013 en 2014. De Hoge Raad oordeelde eerder al dat de rendementsheffing voor de jaren 2010 en 2011 niet in strijd is met artikel 1. De Hoge Raad heeft daartoe geoordeeld dat voor die jaren niet is komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was (het onhaalbaarheidscriterium). De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de jaren 2013 en 2014 anders te oordelen. Ook voor die jaren is namelijk met alles wat de belanghebbenden hebben aangevoerd niet komen vast te staan dat aan het onhaalbaarheidscriterium wordt voldaan. Dat de werkelijk te behalen rendementen op spaartegoeden in die jaren lager zijn dan 4% is niet voldoende.

(Bron: Rechtspraak.nl)

In artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde toestemmingsvereiste vastgelegd. Op basis van artikel 1:88 BW is voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen door de ene echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig. In artikel 1:88 BW is geregeld voor welke rechtshandelingen dit toestemmingsvereiste geldt.

Toestemming van de andere echtgenoot is bijvoorbeeld nodig bij de verkoop van de echtelijke woning, bovenmatige giften, borgstellingen en koopovereenkomsten op afbetaling die niet onder de normale uitoefening van een beroep of bedrijf vallen. Artikel 1:88 BW beperkt zich dus tot niet alledaagse rechtshandelingen die van grote invloed kunnen zijn op het leven van de echtgenoten.

Schending van artikel 1:88 BW leidt op basis van artikel 1:89 BW tot een vernietigingsbevoegdheid van de andere echtgenoot. Dit betekent dat de andere echtgenoot de rechtshandeling waarvoor de toestemming is vereist kan vernietigen wanneer deze toestemming niet is gegeven. Vernietiging van een rechtshandeling heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat partijen in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd wanneer de rechtshandeling nooit had plaatsgevonden.

Het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW is door de wetgever in het leven geroepen om de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het onderwerp of de aard daarvan een groot financieel risico met zich brengen.

Toestemming geven is vormvrij en kan dus ook mondeling worden gegeven. Voor het bewijs van het geven van toestemming is het wel aan te raden om de toestemming schriftelijk vast te leggen. Door het geven van toestemming wordt de andere echtgenoot geen partij bij de overeenkomst.

Toestemmingsvereiste geldt alleen voor echtgenoten

Het toestemmingsvereiste van 1:88 BW geldt alleen voor echtgenoten en geregistreerde partners. Samenwonenden – met of zonder samenlevingsovereenkomst – kunnen op artikel 1:88 BW geen beroep doen. Ook na een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed kan de andere echtgenoot de overeenkomst nog vernietigen.

Zoals gezegd kan de andere echtgenoot in een aantal gevallen de rechtshandeling vernietigen.

De echtelijke woning

Op basis van artikel 1:88 BW lid 1 sub a is toestemming vereist voor bijvoorbeeld de verkoop of de verhuur van de echtelijke woning of tot verpanding van bijvoorbeeld een deel van de inboedel. Onder woning moet tevens worden verstaan een woonboot of stacaravan. Het maakt hierbij niet uit of beide echtgenoten in de woning leven of dat er maar één echtgenoot in de woning leeft.

Dit betekent dat voor een veelvoud aan rechtshandelingen met betrekking tot de woning en de inboedel van de echtgenoten de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Denk hierbij aan het vestigen van een hypotheekrecht op de woning, het verhuren van de woning of het vestigen van een pandrecht op een deel van de inboedel.

Giften

Op basis van artikel 1:88 lid 1 sub b BW is toestemming vereist van de andere echtgenoot bij giften die een echtgenoot heeft gedaan. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als uw echtgenoot een groot deel van uw beiden vermogen aan een goed doel wil schenken. Dit heeft ook voor u verstrekkende gevolgen. U moet alleen toestemming geven voor de giften van uw echtgenoot wanneer de gift bovenmatig of ongebruikelijk is. Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals bijvoorbeeld de hoogte van de gift en de financiële positie van de echtgenoten.

Borgstelling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW is de overeenkomst die er toe strekt dat een echtgenoot zich bijvoorbeeld als borg of hoofdelijk schuldenaar voor de schuld van een ander verbind, vernietigbaar indien niet is voldaan aan het toestemmingsvereiste.

Deze toestemming is niet vereist wanneer de rechtshandeling in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf is uitgevoerd.

Van deze uitzondering is slechts in uitzonderingsgevallen sprake. De echtgenoot dient zich in deze gevallen beroeps-of bedrijfsmatig bezig te houden met dit soort rechtshandelingen.

Indien een echtgenoot zich bijvoorbeeld in privé hoofdelijk verbonden heeft voor de lening die de bank aan zijn onderneming heeft verstrekt, dan is daarvoor in beginsel de toestemming van de andere echtgenoot nodig. Indien die toestemming niet is gegeven, dan kan die andere echtgenoot de afspraak dat de ene echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de lening vernietigen.

Koop op afbetaling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW is toestemming van de andere echtgenoot vereist voor het aangaan van een overeenkomst tot koop op afbetaling.

Een koop op afbetaling kan bijzonder grote risico’s met zich meebrengen. Zoals vermeld, is de toestemming van de andere echtgenoot vereist bij overeenkomsten van koop op afbetaling indien deze niet geschieden in de normale uitoefening van het bedrijf van de ene echtgenoot.

De Hoge Raad heeft zich wat betreft de koop op afbetaling over artikel 1:88 BW en 1:89 BW uitgesproken. De Hoge Raad stelt voorop dat het doel van het toestemmingsvereiste is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van een koop op afbetaling.

Heeft u problemen met een hypotheek of met een koop op afbetaling en heeft u aan uw echtgenoot geen toestemming gegeven om de onderliggende overeenkomst aan te gaan? Dan is het raadzaam om na te gaan of u van de vernietigingsbevoegdheid uit artikel 1:88 jo. 1:89 BW gebruik kunt maken. Denk hierbij aan de verjaringstermijn van artikel 3:52 BW, waarover in een later blog meer!

(Bron: Wienen & Van Tellingen)

Voorkom deze fouten bij het aanvragen van een octrooi

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor Voorkom deze fouten bij het aanvragen van een octrooi
Met technologische vernieuwing worden ook octrooien steeds belangrijker. Zo steeg in 2015 het aantal Europese octrooien dat werd verleend aan Nederlandse bedrijven met 17 procent naar tweeduizend, het hoogste aantal in tien jaar.

Tom Beetz, lid van het bestuur van de Orde van Octrooigemachtigden, noemt een reeks veelgemaakte fouten die aanvragers maken. Onlangs presenteerde de orde het boek Octrooi als handleiding voor octrooiaanvragen.

Te vroeg publiceren over je uitvinding

Houd het enthousiasme over een nieuwe uitvinding en de technologische vernieuwing in toom. Het publiceren van een uitvinding kan er zomaar voor zorgen dat een octrooiaanvraag niet wordt ingewilligd. Om een octrooi aan te vragen op een uitvinding moet die technologie onder andere nieuw en innovatief zijn. Door een uitvinding te publiceren, is de nieuwheid weg.

“Publiceren moet je heel breed zien”, legt Beetz uit. “Ik kan mij een klant herinneren die mij opbelde vanuit een beurs waar hij stond met een uitvinding. Hij vertelde dat er veel belangstelling was voor zijn vernieuwing en hij het wel wilde octrooieren. Maar dan heb je al het probleem, want dan kun je het al openbaar hebben gemaakt.”

Belangrijk hierbij is dat geen onderscheid wordt gemaakt of de uitvinder zelf de technologie openbaar heeft gemaakt of dat iemand anders dat heeft gedaan.

Vanwege deze regel is het belangrijk om geheimhoudingsverklaringen te gebruiken bij eventuele overleggen met bijvoorbeeld een producent. “Op dat moment is het niet openbaar. Openbaar is in principe wanneer iedereen er toegang tot kan hebben. Het kan openbaar zijn gemaakt zonder dat iemand het heeft gezien. Dat maakt niet uit, want in dat geval was het wel mogelijk geweest.”

Beetz waarschuwt, het ligt niet allemaal zo zwart-wit wanneer iets als ‘openbaar’ wordt beschouwd.

Knutsel niet zelf wat in elkaar

“Een ander veelvoorkomende fout is als een uitvinder het allemaal zelf denkt te weten. Die gaat zelf wat knutselen en het dan indienen. Dat is allemaal veel goedkoper en het resultaat is in bijna alle gevallen rampzalig. Met als gevolg dat hij helemaal niks heeft en wel een openbaarmaking heeft gedaan.”

Betaal jaartaksen en wees nauwkeurig in de aanvraag

Er moet een bedrag worden betaald om de octrooiaanvraag in stand te houden. Als een betaling wordt gemist, krijgt een octrooihouder zes maanden respijt, maar uiteindelijk dreigt een heel octrooi te vervallen. Als dat gebeurt kan het niet meer worden hersteld en is het octrooi “dood”.

Ook de vorm waarin een aanvraag wordt gedaan, moet voldoen aan allerlei eisen. Dat gaat dan om regelmarge of de lettergrootte. “Het lijkt flauwekul en dat is het natuurlijk ook, maar het zijn wel formele eisen en als je er niet aan voldoet, dan gaat het mis.”

(Bron: Nu.nl)

In uitgave 3 van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2017 is aangegeven dat per 2017 voor de bijtelling privégebruik auto de zogenoemde datum van eerste toelating op de weg (DET) relevant is. Wat houdt dit in?

Per 1 januari 2017 wordt voor het bepalen van de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak niet meer gesproken over het moment waarop de auto voor het eerst op naam is gesteld, maar over de datum van eerste toelating op de weg (DET). In de praktijk zal dit meestal dezelfde datum zijn, maar bij auto’s uit het buitenland kan er verschil zijn.

Bijtelling auto’s van vóór 2017 blijft 25%

De bijtelling voor auto’s van de zaak met een DET van op of na 1 januari 2017 bedraagt 22% van de cataloguswaarde van de auto. Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een verlaagd bijtellingspercentage van 4%.Dit tarief geldt voor 60 maanden vanaf de eerste dag van de maand na de DET van de auto van de zaak.
Voor auto’s van de zaak die vóór 2017 voor het eerst te naam zijn gesteld, geldt standaard (voor niet-zuinige auto’s) gedurende 60 maanden een bijtellingspercentage van 25%. Dit percentage is per 2017 niet naar beneden bijgesteld. Pas na afloop van de periode van 60 maanden gaat het nieuwe regime gelden.

(Bron: Rendement)

De hogere eenmalige vrijstelling voor de schenkbelasting voor de eigen woning komt terug vanaf 1 januari 2017. Het gaat om de vrijstelling van maximaal € 100.000. Wilt u gebruikmaken van deze vrijstelling? Dan moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U bent tussen de 18 en 40 jaar.
  • U gebruikt het bedrag van de schenking voor:
    • aankoop, verbetering of onderhoud van uw eigen woning
    • aflossing van uw eigenwoningschuld
    • aflossing van een restschuld van uw verkochte eigen woning
    • afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming

Er komt een overgangsregeling als u in 2015 of 2016 of vóór 2010 gebruik hebt gemaakt van een verhoogde vrijstelling. Meer over deze vrijstelling en de overgangsregeling leest u begin 2017 op onze site.

(Bron: Blastingdienst)

Echtscheiding ná 30 april 1995
Zijn jullie gescheiden na 30 april 1995? Dan geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps). Deze wet houdt in dat jij de helft van jouw tijdens de huwelijksperiode opgebouwde pensioen op moment van uitkering moet betalen aan je ex-partner.

Als jullie niet of niet tijdig melden welke afspraken zijn gemaakt, dan geldt alsnog dit recht op verdeling, maar moeten jullie dit onderling regelen. Het aan je ex-partner te betalen deel is een bruto bedrag. Voor de pensioengerechtigde, voor jou, kun je de betaalde bedragen van je belastbaar inkomen in mindering brengen en bij de ex wordt dit belast in de inkomstenbelasting.

Welke pensioenen worden verdeeld?
Er zijn een aantal soorten pensioenen die bij de scheiding wel of niet wordt verdeeld. We hebben ze voor je op een rijtje gezet.

Werknemerspensioen
Het ouderdomspensioen dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd wordt volgens de Wet verevening vensioenrechten bij scheiding verdeeld.

Partnerpensioen
Het partnerpensioen wordt bij scheiding niet verdeeld, maar volledig omgezet in een bijzonder partnerpensioen. Het is belangrijk om bij een scheiding ook hierover afspraken te maken en deze te melden bij de pensioenuitvoerder.

Zelf gespaard pensioen
Zelf bij het pensioenfonds gespaard pensioen valt onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Zelf gespaard pensioen in een lijfrente of op een spaarrekening wordt meegenomen in de vermogensverdeling.

Andere afspraken maken over pensioenverdeling
Het is mogelijk om andere afspraken te maken over het te betalen pensioen aan je ex-partner. Kiezen jullie voor een overlegscheiding, dan zullen jullie onder begeleiding van een mediator kijken wat mogelijk is en wat jullie allebei graag willen. Soms wordt een andere verdeling afgesproken, of misschien zelfs helemaal geen verdeling. Jullie behouden dan ieder je eigen pensioen. Het is belangrijk om een goed overzicht te hebben van de financiële gevolgen, van zowel jou als van je partner, als jullie besluiten om het pensioen wel of niet te verdelen.

Een andere mogelijkheid is het omzetten van het gedeelde pensioen naar een eigen pensioen voor je ex. Dit wordt ook wel conversie genoemd.  Dit houdt in dat beide partners hun deel ontvangen wanneer zij de eigen pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het voordeel hiervan is dat de ex die het pensioen niet zelf heeft opgebouwd, niet meer afhankelijk is van de andere ex-partner. Het deel wordt namelijk gezien als eigen pensioen. Een nadeel is wel dat je als pensioenopbouwer je deel niet meer terugkrijgt wanneer je ex-partner overlijdt. Let wel op: conversie is niet terug te draaien.

AOW ook te verdelen?
AOW is individueel. Je hoeft dit dus niet te delen met je partner. Heb je al AOW en ga je scheiden? Dan krijg je een alleenstaande AOW. Wil je weten hoe dit precies zit en hoe je dit regelt? Een van onze juristen geeft je graag antwoord.

Afspraken over je pensioen vastleggen in convenant
De afspraken die jullie maken over je ouderdomspensioen, worden vastgelegd in een convenant. Als jullie scheiding definitief is, moeten jullie binnen twee jaar nadat de scheiding is afgerond, de gemaakte afspraken over jullie pensioen bij je pensioenverzekeraar of pensioenfonds bekend maken.

Als je er samen met je ex-partner voor kiest om het opgebouwde ouderdomspensioen te verdelen en de gemaakte afspraken zijn binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld,  dan zal deze ervoor zorgen dat het deel  voor jouw ex-partner rechtstreeks wordt voldaan vanaf het moment dat je met pensioen gaat.

Worden de gemaakte afspraken niet binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld, dan heeft je ex-partner evengoed recht op een deel van jouw pensioen. Echter, dit wordt niet door de pensioenverzekeraar aan de ex betaald,  maar jij dient dit zelf over te maken. Om hierover problemen en discussies te voorkomen is het dus raadzaam om de pensioenverzekeraar tijdig te informeren.

Melding kan alleen met het formulier ‘Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen’. Dit formulier kun je downloaden vanaf de website van de Rijksoverheid.

Pensioen ondergrens – geen verdeling
Het pensioen wordt niet altijd verdeeld. In de wet is er een ondergrens bepaald voor de uitbetaling door de pensioenuitvoerder. Deze ondergrens bedraagt € 465,95 bruto per jaar (2016). Indien het deel van je ex partner, na het verdelen van het pensioen, onder dit bedrag valt zal het pensioen niet worden verdeeld.

 

Laat je goed informeren
Als je gaat scheiden is het dus belangrijk om, na goed advies, afspraken te maken over de pensioenen. Ook al is het pensioen nog ver weg. Gaan jullie scheiden? Laat je dan goed informeren over de mogelijkheden en gevolgen voor het pensioen van jou en je ex-partner.

(Bron: Jurofoon)

Let op bij negatief ondernemingsvermogen en huwelijkse voorwaarden

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, juridisch, (echt)scheiden
Reacties uitgeschakeld voor Let op bij negatief ondernemingsvermogen en huwelijkse voorwaarden

Onderneemt u samen met uw partner en bent u gehuwd onder huwelijkse voorwaarden? Dan kan bij overlijden of scheiden een probleem ontstaan als één van u een negatief ondernemingsvermogen heeft. U kunt dit voorkomen door alert te zijn op negatieve vermogens en dit waar mogelijk aan te zuiveren. Zo bespaart u op erfbelasting.

Waardoor ontstaat negatief vermogen?
Het negatieve vermogen kan mede ontstaan door een bepaalde toerekening van stortingen en onttrekkingen op grond van de huwelijkse voorwaarden. Als de meest vermogende echtgenoot overlijdt, vererft zijn of haar hele vermogen. Met een andere uitwerking van de huwelijkse voorwaarden had dit vermogen lager kunnen zijn, waardoor de erfgenaam minder erfbelasting hoeft te betalen.

Een simpel praktijkvoorbeeld:
Op de balans van de onderneming is het ondernemingsvermogen als volgt:

Man                             € 150.000 (werkelijke waarde € 700.000)

Vrouw                          -/- € 60.000

Bij overlijden van de man vererft € 700.000. De erfbelasting na toepassing van de vrijstelling bedraagt circa € 10.000. Waren de huwelijkse voorwaarden anders uitgewerkt en was het negatieve vermogen van de vrouw aangezuiverd tot € 0, dan bedroeg de nalatenschap € 640.000. De erfbelasting bedraagt in dit geval € 4.000 in plaats van € 10.000. Let ook op de gevolgen bij echtscheiding. Bij echtscheiding had de vrouw in dit geval € 60.000 moeten betalen aan de man.

Tip
Bespreek de gevolgen van negatieve ondernemingsvermogen en let goed op een juiste uitwerking van uw huwelijkse voorwaarden.

Mail richard.overweg@ambitions.nu of bel 06-57592486 gerust als u vragen heeft over dit artikel.

Vanaf 1 januari 2017 gelden andere regels voor het aanmerken van een vordering als oninbaar en voor de manier waarop de betaalde BTW kan worden teruggevraagd. Daarnaast geldt een aanpassing voor het terugbetalen van afgetrokken voorbelasting door het niet betalen van de vordering.

De leverancier kan zijn op aangifte betaalde BTW terugvragen zodra het zeker is dat zijn vordering (gedeeltelijk) oninbaar is. Nieuw is dat de vordering in ieder geval 1 jaar ná de uiterste betaaldatum van de factuur, als oninbaar wordt aangemerkt. Daarnaast hoeft voor de teruggaaf geen apart verzoek meer te worden ingediend. De teruggaaf kan worden verwerkt in de BTW-aangifte.

Terugbetalen van afgetrokken voorbelasting

De afnemer moet zijn op aangifte afgetrokken voorbelasting terugbetalen als hij het factuurbedrag (deels) heeft teruggekregen of op het moment dat duidelijk is dat hij de factuur niet (helemaal) gaat betalen. Nieuw is dat de afnemer de BTW uiterlijk 1 jaar ná de uiterste betaaldatum van de factuur, moet terugbetalen.

Bron: Belastingdienst