Ziekte echtgenoot en verzachtende omstandigheden: toch ondernemer voor de inkomstenbelasting

De inspecteur gaf aan X, die vanaf 2013 een organisatieadviesbureau dreef, een VAR resultaat uit overige werkzaamheden af. Na bezwaar van X wijzigde de inspecteur de VAR over 2013 in winst uit onderneming (WUO). Ook over 2014 had X een VAR WUO. In 2013 had X twee opdrachtgevers (C en D) en in 2014 alleen opdrachtgever D. Voor beide overeenkomsten had X gebruikgemaakt van modelovereenkomsten van de Belastingdienst. Op 15 oktober 2015 was X bij D in dienst getreden. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelde de inspecteur dat X geen ondernemer was voor de inkomstenbelasting. Rechtbank Gelderland besliste op het beroep van X dat hij aannemelijk had gemaakt dat hij ondernemer was. X had met twee opdrachtgevers in twee jaar tijd maar in beperkte mate voldaan aan de vereisten van zelfstandigheid en duurzaamheid. Twee opdrachtgevers was in het geval van X voldoende omdat zijn echtgenote in die periode ernstig ziek was geweest. X was hierdoor volgens de Rechtbank tegen zijn wil niet in staat om meerdere opdrachten te aanvaarden. Dat X wel meerdere opdrachten wilde aanvaarden en had kunnen krijgen, had hij volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt door de correspondentie met een potentiële opdrachtgever over te leggen. Hieruit bleek dat X een nagenoeg aanvaarde opdracht had teruggegeven in verband met de ziekte van zijn echtgenote. Dat X meerdere opdrachten kon en wilde aanvaarden bleek volgens de Rechtbank ook uit het feit dat X in 2015, na de ziekte van zijn echtgenote, voor vier opdrachtgevers had gewerkt. De Rechtbank besliste – anders dan de inspecteur – dat ook aan de vereisten van duurzaamheid en zelfstandigheid kon worden voldaan door het voltijdig verwerven van klanten. Het was niet noodzakelijk dat gelijktijdig voor meerdere klanten werd gewerkt. X had volgens de Rechtbank ook ondernemersrisico gelopen omdat de contracten tussentijds konden worden opgezegd, X verplicht een arbeidsongeschikheids- en wettelijke aansprakelijkheidsverzekering had moeten afsluiten, hij in geval van ziekte en vakantie geen inkomsten had en de gewerkte uren niet zonder meer waren uitbetaald. Dat de opdrachtgevers van X financieel gezond waren maakte dit niet anders. De Rechtbank verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)