Welke btw is voor een holding aftrekbaar? En welke niet?

Het is niet ongebruikelijk dat een holding kosten maakt die (mede) worden gebruikt voor de activiteiten van dochterondernemingen. Maar wat nu als een holding, die kwalificeert als btw-ondernemer, diensten van derden afneemt en deze inbrengt in het kapitaal van een dochteronderneming? Heeft deze holding dan recht op btw-aftrek voor deze kosten? Het Hof van Justitie (hierna: HvJ) heeft recent in de zaak W-GmbH geoordeeld dat een holding geen recht heeft op btw-aftrek voor diensten die zijn afgenomen van derden en door de holding zijn ingebracht in het kapitaal van dochterondernemingen. Wij hebben u eerder geïnformeerd over de conclusie van de Advocaat-Generaal van het HvJ in deze procedure. Wij verwachten dat de Belastingdienst na deze uitspraak extra alert gaat zijn op situaties waarin holdings kosten maken voor activiteiten van dochtervennootschappen. Wij raden aan om hierop te anticiperen en bij voorbaat actie te ondernemen.

Feiten

W-GmbH is een holding die aandelen houdt in twee commanditaire vennootschappen die zich voornamelijk bezighouden met de ontwikkeling van vastgoed. De dochterondernemingen verrichten voor het grootste gedeelte vrijgestelde prestaties voor de btw. Hierdoor hebben de dochterondernemingen niet of nauwelijks recht op aftrek van btw op aan hen in rekening gebrachte kosten. In verband met de projecten van de dochters wordt besloten kapitaal bijeen te brengen. Hiertoe brengt W-GmbH in beide vennootschapen diensten in ter waarde van 9,4 mln en 30,26 mln euro. Deze diensten heeft zij afgenomen van een derde partij. Op het moment waarop wordt besloten dat W-GmbH de diensten zal inbrengen, wordt ook een overeenkomst gesloten waarin wordt afgesproken dat W-GmbH administratieve en managementdiensten tegen vergoeding zal verrichten aan de dochterondernemingen waardoor W-GmbH kwalificeert als btw-ondernemer. Deze administratieve en managementdiensten zijn belast met btw, waardoor W-GmbH een recht op aftrek van btw heeft. W-GmbH brengt de btw op de ingekochte diensten die zij heeft ingebracht in de dochterondernemingen volledig in aftrek.

HvJ: geen gebruik door de holding, geen aftrek

Het HvJ oordeelt in lijn met de conclusie van de A-G, dat W-GmbH geen recht heeft op btw-aftrek. Het daadwerkelijk gebruik van de ingekochte diensten is namelijk bepalend. De kosten worden noch gebruikt voor de managementdiensten van W-GmbH, noch voor de economische activiteiten van W-GmbH in het algemeen. Er bestaat daarom geen enkel rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten en de activiteiten van W-GmbH. De kosten worden daarentegen wel gebruikt voor de grotendeels vrijgestelde activiteiten van de dochterondernemingen. De inbreng in natura zelf levert ook geen recht op btw-aftrek op. Deze inbreng is volgens het HvJ vergelijkbaar met het enkel en alleen houden van aandelen dat geen economische activiteit is voor de btw.

Gevolgen voor uw situatie?

Naar aanleiding van de zaak W-GmbH verwachten wij dat de Belastingdienst extra alert gaat zijn op situaties waarin holdings kosten maken die (mede) thuishoren bij een deelneming. Wij hebben u eerder de volgende tips gegeven waarmee u rekening kunt houden.

  • Zorg ervoor dat de holding ondernemer voor de btw is. Dat is het geval indien de holding duurzaam tegen vergoeding diensten verleend aan haar deelnemingen. De soort dienstverlening is niet van belang. Let op dat ten aanzien van elke deelneming diensten moeten worden verricht. Is dat bij een deelneming niet het geval dan is in zoverre geen sprake van btw-ondernemerschap en bestaat dus ook geen recht op aftrek.
  • Zorg ervoor dat indien u btw op gemaakte kosten in aftrek brengt er een voldoende relatie is tussen de gemaakte kosten en de activiteit van de holding die bestaat uit het verwerven, houden en verkopen van aandelen en het verrichten van de hiervoor genoemde diensten en zorg ervoor dat u die relatie kunt bewijzen aan de hand van uw boekhouding en/of andere documenten.
  • Omschrijf zowel in de statuten als in de overeenkomsten met dochtervennootschappen nauwkeurig welke activiteiten de holding verricht (ten behoeve van de dochtervennootschappen). Blijf ook monitoren of de activiteiten van de holding overeenkomen met hetgeen in de statuten en/of de overeenkomsten is opgenomen. Pas zo nodig de statuten of overeenkomsten aan. Begeleidt u als holding een aandelenverkoop door een van uw dochterondernemingen zorg er dan voor dat u ook hiervoor een opdracht heeft van uw dochteronderneming.
  • Zorg er in geval van kostendoorbelastingen voor dat er aan deze kostendoorbelasting een overeenkomst ten grondslag ligt op basis waarvan de holding bepaalde goederen of diensten inkoopt ten behoeve van de dochteronderneming.

Gaat het om kosten die niet bij de holding terecht horen, maar bij een dochteronderneming, breng de btw dan niet in aftrek, maar zorg voor een factuur op naam van de partij voor wie de kosten zijn, zodat die – op basis van zijn of haar eigen aftrekrecht – de btw in aftrek kan brengen. Let op: het is dan wel van belang dat die andere partij ook als afnemer van de prestatie kan worden aangemerkt. Bij diensten is de afnemer degene met wie de dienstverrichter een overeenkomst heeft. Zorg er dus voor dat de overeenkomst tussen dienstverrichter en de partij voor wie de kosten bestemd zijn, bestaat. Het ontmoet overigens geen bezwaar dat de holding een dergelijke factuur betaalt of dat de factuur naar het adres van de holding wordt gestuurd. Als de tenaamstelling en de partij in de overeenkomst maar de partij betreft voor wie de ingekochte goederen en diensten zijn bestemd.

Ook kan er een overeenkomst van opdracht worden gesloten met de holding zodat zij als tussenschakel fungeert tussen de leverancier en de uiteindelijke afnemer.

(Bron: BDO)