Ontwikkeling in bekostiging en kosten cao primair onderwijs

In de cao primair onderwijs 2022-2023 is een deel van de verwachte loonruimte voor 2023 benut. Daarom hebben veel schoolorganisaties in de begroting 2023 de lumpsumbekostiging fictief opgehoogd met 1,44%. Anders zouden alleen de lasten en niet de baten die hier tegenover staan worden meegenomen. De aanname van 1,44% loonruimte is benaderd aan de hand van zowel een schatting van de daling van de pensioenpremies per 1-1-2023 als een schatting van de referentieruimte 2023. Per 1 januari zijn de pensioenen aangepast en onlangs is de uitkomst van de referentiesystematiek 2023 gepubliceerd. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de bovenstaande aanname in de begroting?   

Bij het afsluiten van de cao primair onderwijs 2022-2023 is gebruik gemaakt van een deel van de ruimte van 2023. Als je als schoolorganisaties de cao hebt verwerkt in de begroting 2023, was het advies om de hiervoor gebruikte loonruimte van 2023 ook mee te nemen in de baten voor 2023. Hiervoor werden schoolbesturen geadviseerd om de Rijksbekostiging in hun begroting op te plussen met 1,44%. Deze aanname is als volgt benaderd: 

  • Bij het afsluiten van de cao primair onderwijs 2022-2023 is uitgegaan van een schatting van de indexatie 2023. De cao loopt tot en met 30 april 2023, daarom is 4/12e deel hiervan meegenomen wat resulteerde in 1,27% ruimte voor de cao primair onderwijs 2022-2023. De schoolorganisaties financieren dit voor, want de daadwerkelijk indexatie van de bekostiging zal pas rond de zomervakantie van 2023 worden verwerkt.  
  • De daling van de pensioenpremies per 1 januari 2023 zorgt ook voor loonruimte. Uitgaand van een voorzichtige schatting is bij het afsluiten van de cao 1% van deze vrijval per 1 januari 2023 ingezet. De cao voor 2022-2023 loopt tot en met 30 april 2023, daarom is 4/12e deel hiervan meegenomen, wat resulteerde in 0,33% ruimte voor de cao primair onderwijs 2022-2023. De daling van de pensioenpremie is ontstaan door het saldo van:
    • het wegvallen van premie voor vut en prepensioen (VPL) en
    • de stijging ouderdoms- en nabestaandenpensioen (OP/NP).

Samenvattend is er dus voor de cao voor 2022-2023 een voorschot genomen van 1,6% (1,27% + 0,33%) op de loonruimte 2023.

Sinds de vereenvoudiging van de bekostiging per 1 januari 2023 is er sprake van twee indexaties

  • Een loongevoelig deel van de bekostiging op basis van de referentiesystematiek
  • Een prijsgevoelig deel van de bekostiging op basis van de jaarlijks verplichte prijsbijstelling.  

Het loongevoelige deel van de bekostiging is vastgesteld op 89,15% van de bedragen. De 1,6% loonruimte correspondeert met 1,44% (1,6% x 89,15%) lumpsumbekostiging. Daarom was het advies (link naar ledenportal met inlog voor leden) om voor de begroting 2023 de bekostiging op te plussen met 1,44% als je hierin ook de cao primair onderwijs 2022-2023 had verwerkt.  

Ontwikkelingen 2023 

Wat betekenen recente ontwikkelingen voor de begroting 2023 in het kader van bovenstaande aanname? 

Ten aanzien van de referentiesystematiek 2023: 

  • De uitkomst van de referentiesystematiek is onlangs geraamd op 5,2%. OCW kan hier echter beleidsmatig van afwijken. Het pleidooi van de PO-Raad is om deze indexatie hoger vast te stellen in verband met de inflatie.  
  • Uitgaande van de geraamde uitkomst van de referentiesystematiek, zal het loongevoelige deel van de bekostiging 2023 met 5,2% worden verhoogd. Dit percentage zal worden verwerkt in de tweede, definitieve regeling bekostiging PO 2023 (rond de zomervakantie 2023). De bedragen in de regeling zullen dan 89,15% x 5,2% = 4,635% hoger zijn dan die in de eerste regeling van d.d. 30 september 2022. 
  • Als de daadwerkelijke referentieruimte 5,2% wordt voor het jaar 2023, dan is dus nog 3,93% (5,2% – 1,27%) beschikbaar voor loonruimte in 2023. Dit zal worden ingezet in de volgende cao. Ervan uitgaande dat de kosten van de nieuwe cao binnen de kaders van de referentieruimte blijven, hoef je de aanname – een stijging van de bekostiging van 1,44% voor 2023 – die je in de begroting hebt gedaan, niet aan te passen. 

Ten aanzien van de wegvallen VPL en stijging OP/NP per 1-1-2023: 

  • Bij de pensioenafdracht hebben we sinds 1 januari 2023 te maken met twee ontwikkelingen:
    • een stijging OP/NP-premie, met een effect op de loonkosten van ca. plus 0,7% en
    • het wegvallen VPL-premie, met een effect op de loonkosten van ca. min 2,3%. 
  • Hierdoor is een vrijval van middelen van ongeveer 1,6% van de loonkosten per afgelopen januari 2023 ontstaan. Jouw organisatie moet deze ruimte vrijhouden/niet besteden. Dit kan nodig zijn in de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, worden ingezet in de cao of een mix van beide. Je wordt daar later over geïnformeerd. 
  • Naast de genoemde ontwikkelingen in de pensioenafdracht is nog een derde element aan de orde, namelijk de ‘achteraf-pensioenafdracht’ over de loonsverhogingen in 2022. Hierdoor is de pensioenpremiedaling per 2023 niet direct zichtbaar. Om dit wel goed inzichtelijk te maken, houd je rekening met de eenmalige pensioenafdracht in 2023. 
  • Er is dus als gevolg van deze kostendaling nog eens circa 1,3% (1,6% – 0,33%) beschikbaar voor loonruimte als gevolg van wegvallen VPL en stijging OP/NP per 1-1-2023. Hiervoor ontvangen schoolorganisaties dus géén aanvullende bekostiging: deze is ruimte is al vrijgevallen per 1 januari 2023 door een daling in de (pensioen)lasten. Schoolorganisaties moeten deze 1,3% aan loonkosten dus nog wel beschikbaar houden voor de cao-afspraken die hiermee nog worden gemaakt.  

(Bron: PO Raad)