Geen verzuimboete voor BV die na juridische fusie was verdwenen

BV X ging bij notariële akte van 29 juni 2011 via een juridische fusie op 30 juni 2011 onder algemene titel op in BV Y. De registratie van BV X in het handelsregister van de KvK werd met ingang van diezelfde datum beëindigd. Eind juli 2011 nodigde de inspecteur BV X uit om aangifte Vpb voor het boekjaar 2010/2011 te doen. Toen de aangifte uitbleef, stuurde de inspecteur een aanmaning en wees hij erop dat een boete zou volgen als de aangifte niet vóór 18 juli 2002 werd ingediend. Op 6 augustus 2012 ontving de inspecteur de aangifte, waarna hij conform die aangifte op 2 maart 2013 een aanslag oplegde aan BV X met een verzuimboete van € 2.460 omdat te laat aangifte was gedaan. Op het bezwaar van BV Y als rechtsopvolger van BV X verminderde de inspecteur de boete tot € 1.000. Rechtbank Noord-Holland stelde op het beroep van BV Y vast dat de inspecteur BV X eind juli 2011 had uitgenodigd om aangifte te doen, toen BV X al niet meer bestond. Volgens de Rechtbank kon daarom niet worden gezegd dat – de verdwenen rechtspersoon – BV X het in artikel 67a AWR vervatte verzuim had begaan. Daaraan deed niet af dat de inspecteur ten tijde van de toezending van het aangiftebiljet er kennelijk niet mee bekend was dat BV X was opgehouden te bestaan. De registratie daarvan in het handelsregister had op 5 juli 2011 plaatsgevonden, zodat het voor derden kenbaar was dat BV X inmiddels was verdwenen als gevolg van de juridische fusie. Daaraan deed volgens de Rechtbank in dit specifieke geval ook niet af dat de aangifte niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de boete.

(Bron: FUTD)