Archive for september, 2015

Wijziging termijnen opmaken en publiceren jaarrekeningen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Wijziging termijnen opmaken en publiceren jaarrekeningen

De NBA heeft gemerkt dat er veel vragen leven over de wijziging van de publicatietermijn voor het opmaken van jaarrekeningen. In het op 3 september door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel inzake de wijziging van Boek 2 BW zijn deze gewijzigd. Voor rechtspersonen die onder Titel 9 BW 2 vallen is de uiterste opmaaktermijn voor jaarrekeningen terug gebracht van 11 naar 10 maanden.

Gevolgen wijziging

Het gevolg is dat de standaard termijn voor publicatie ook met een maand is teruggebracht van 13 naar 12 maanden (dus uiterlijk 31 december opvolgend jaar). Wanneer alle aandeelhouders ook bestuurder zijn betekent het ondertekenen van de jaarrekening door alle bestuurders ook het goedkeuren van deze jaarrekening waarna deze binnen acht dagen gepubliceerd moet worden. Dit betekent dat hier de uiterste publicatietermijn van de jaarrekening vóór 8 november van het opvolgende jaar ligt.

Toepassing nieuwe regels

Deze nieuwe regels zijn van toepassing op boekjaren die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Echter, wanneer al over boekjaar 2015 gebruik gemaakt wordt van andere bepalingen uit de nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld door het kleine regime toe te passen op basis van de nieuwe grensbedragen of gebruik te maken van het micro entiteiten regime, dan moet ook deze kortere publicatietermijn al over het boekjaar 2015 worden toegepast.

Dit wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden aangenomen waarna de ingangsdatum zal worden gepubliceerd.

Geen verzuimboete voor BV die na juridische fusie was verdwenen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag
Reacties uitgeschakeld voor Geen verzuimboete voor BV die na juridische fusie was verdwenen

BV X ging bij notariële akte van 29 juni 2011 via een juridische fusie op 30 juni 2011 onder algemene titel op in BV Y. De registratie van BV X in het handelsregister van de KvK werd met ingang van diezelfde datum beëindigd. Eind juli 2011 nodigde de inspecteur BV X uit om aangifte Vpb voor het boekjaar 2010/2011 te doen. Toen de aangifte uitbleef, stuurde de inspecteur een aanmaning en wees hij erop dat een boete zou volgen als de aangifte niet vóór 18 juli 2002 werd ingediend. Op 6 augustus 2012 ontving de inspecteur de aangifte, waarna hij conform die aangifte op 2 maart 2013 een aanslag oplegde aan BV X met een verzuimboete van € 2.460 omdat te laat aangifte was gedaan. Op het bezwaar van BV Y als rechtsopvolger van BV X verminderde de inspecteur de boete tot € 1.000. Rechtbank Noord-Holland stelde op het beroep van BV Y vast dat de inspecteur BV X eind juli 2011 had uitgenodigd om aangifte te doen, toen BV X al niet meer bestond. Volgens de Rechtbank kon daarom niet worden gezegd dat – de verdwenen rechtspersoon – BV X het in artikel 67a AWR vervatte verzuim had begaan. Daaraan deed niet af dat de inspecteur ten tijde van de toezending van het aangiftebiljet er kennelijk niet mee bekend was dat BV X was opgehouden te bestaan. De registratie daarvan in het handelsregister had op 5 juli 2011 plaatsgevonden, zodat het voor derden kenbaar was dat BV X inmiddels was verdwenen als gevolg van de juridische fusie. Daaraan deed volgens de Rechtbank in dit specifieke geval ook niet af dat de aangifte niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de boete.

(Bron: FUTD)

Advocaat-generaal IJzerman overweegt dat een informatiebeschikking komt te vervallen wanneer de Belastingdienst uitspraak op bezwaar doet in de procedure tegen de aanslag waarop de informatiebeschikking betrekking heeft. 

Belanghebbende, X, ontvangt een brief waarin de Belastingdienst een boekenonderzoek aankondigt voor de aangiften IB/PVV vanaf 2006 en een onderzoek bij een drietal vennootschappen van X. Als X niet alle gevraagde inlichtingen verstrekt, legt de Belastingdienst X de informatiebeschikking op die thans in geschil is.

Advocaat-generaal IJzerman overweegt dat een informatiebeschikking komt te vervallen wanneer de Belastingdienst uitspraak op bezwaar doet in de procedure tegen de aanslag waarop de informatiebeschikking betrekking heeft. Het wettelijke systeem houdt in principe in dat de inspecteur moet wachten met de vaststelling van gerelateerde aanslagen totdat de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. Omdat dit veel tijd kan vergen, heeft de informatiebeschikking schorsende werking. Als de inspecteur toch uitspraak op bezwaar doet, vervalt de informatiebeschikking van rechtswege, zodat ten aanzien van die aanslag of beschikking geen omkering van de bewijslast kan intreden wegens schending van een in de vervallen informatiebeschikking genoemde informatieverplichting. De A-G ziet noch in de wettekst noch in de wetsgeschiedenis reden om, zoals het hof heeft gedaan, ook een materiële toetsing te gaan aanleggen door in zijn beoordeling te betrekken of de vragen die hebben geleid tot de informatiebeschikking betrekking hebben op de kwestie die in geschil was blijkens de uitspraak op bezwaar. Ook is er geen ruimte voor een gedeeltelijke vernietiging van een informatiebeschikking, zoals het hof heeft gedaan. Verder overweegt de A-G dat de inspecteur het controledossier en een intern memorandum van het boekenonderzoek moet overleggen aan de rechter om te beoordelen of deze stukken aangemerkt kunnen worden als op de zaak betrekking hebbende stukken.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur het BUA terecht en correct heeft toegepast. Volgens de Hoge Raad kunnen bij de BUA-correctie de bijdragen voor privégebruik en de aan cliënten doorbelaste bedragen niet in mindering worden gebracht.

X bv stelt auto’s ter beschikking aan haar personeel. Het personeel is een eigen bijdrage verschuldigd. In 2008 en 2009 bedragen de uitgaven voor de auto’s ruim € 1,4 mln en ruim € 1,8 mln. De daarop drukkende btw van € 272.803 en € 345.740 brengt X bv volledig in aftrek, hierbij wordt geen rekening gehouden met de ontvangsten uit de eigen bijdragen. Verder brengt X bv aan haar cliënten een extra bedrag in rekening als een werknemer met een auto wordt ingeschakeld. Bij de correctie voor het privégebruik in haar aangiften maakt X bv gebruik van de forfaitaire regeling. Na toepassing van het BUA, verleent de inspecteur teruggaven van € 155.276 en € 187.912. X bv is het hier niet mee eens. Volgens X bv bieden de jurisprudentie van het HvJ EU en de btw-richtlijnen geen ruimte voor een correctie op grond van het BUA, omdat haar werknemers een meer dan symbolische vergoeding aan haar hebben betaald. Verder stelt X bv dat er rekening moet worden gehouden met de bijdragen die haar werknemers hebben betaald en de vergoedingen die door de cliënten zijn betaald. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur het BUA terecht en correct heeft toegepast. Volgens het hof leidt het feit dat de werknemers een eigen bijdrage hebben betaald er niet toe dat het BUA niet mag worden toegepast. Verder merkt het hof nog op dat geen rekening wordt gehouden met de door de werknemers en cliënten betaalde bijdragen. Volgens het hof mag namelijk slechts rekening worden gehouden met bijdragen voor ‘het gelegenheid geven tot privévervoer’. Daar is volgens het hof geen sprake van. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur het BUA correct heeft toegepast. De Hoge Raad overweegt hierbij onder andere dat X bv niet aannemelijk maakt in hoeverre zij recht heeft op aftrek van de in rekening gebrachte btw. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat er geen kilometeradministratie is bijgehouden, zodat niet kan worden uitgegaan van de werkelijke kosten van het privégebruik en aansluiting kan worden gezocht bij het percentage van 27. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat X bv niet kan volstaan met de stelling dat zij recht heeft op volledige aftrek, omdat de eigen bijdragen ten minste gelijk zijn aan de door X bv gedragen kosten van het privégebruik door de werknemers. X bv dient dan namelijk aannemelijk te maken in hoeverre zij recht op aftrek heeft van de in rekening gebrachte btw voor het gebruik van de personenauto’s. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

(Bron: Taxlive)

RTL verstrekte in december 2010 aan al haar 664 werknemers in vaste dienst een iPad ter waarde van € 699. RTL paste het eindheffingsregime toe op de iPads en maakte vervolgens bezwaar omdat zij vond dat sprake was van een communicatiemiddel in de zin van artikel 15b, lid 1, onderdeel f, Wet LB (tekst 2010) en niet van een computer in de zin van artikel 15b, lid 1, onderdeel s, Wet LB (tekst 2010). Rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van RTL ongegrond maar Hof Amsterdam besliste dat de iPads moesten worden ingedeeld in de categorie communicatiemiddelen. De staatssecretaris ging in cassatie. De Hoge Raad besliste dat artikel 15b, lid 1, Wet LB in de onderdelen f en s een onderscheid maakte tussen respectievelijk de vergoeding voor telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen – niet zijnde computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur – en de vergoeding voor computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur. Het onderscheid in twee elkaar uitsluitende categorieën dwong tot indeling van een apparaat in één van die categorieën. Eerst moest worden beoordeeld of de iPads moesten worden gerekend tot de “computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur” en pas bij een ontkennende beantwoording van die vraag moest volgens de Hoge Raad worden onderzocht of de iPads konden worden gerangschikt onder de categorie “telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen”. Het Hof had dit miskend. De Hoge Raad deed de zaak zelf af en besliste dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 15b, lid 1, onderdeel s, Wet LB volgde dat bij “dergelijke apparatuur” in de zin van die bepaling kon worden gedacht aan elektronische apparatuur die geheel of gedeeltelijk was bedoeld voor taken die ook met een computer konden worden verricht. De omschrijving van de iPad liet volgens de Hoge Raad geen andere conclusie toe dan dat deze in gelijke of zelfs sterkere mate dan digitale agenda’s en GPS-apparatuur waren bedoeld voor taken die ook konden worden verricht door een computer. De Hoge Raad besliste dat de iPad moest worden gerangschikt onder de in artikel 15b, lid 1, onderdeel s, Wet LB bedoelde categorie en verklaarde het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond.

(Bron: FUTD)

Algemene en leveringsvoorwaarden worden nog wel eens door elkaar gehaald, maar er zijn wel degelijk verschillen. Leveringsvoorwaarden maken – net als de betalingsvoorwaarden – deel uit van de algemene voorwaarden en zijn specifiek van toepassing op de levering en verkoop van producten. Deze clausules maken de rechten en plichten van zowel de leverancier als de afnemer concreet. Je leest er alles over in de checklist leveringsvoorwaarden: wat kun je ermee?

1. De algemene voorwaarden

Het is niet verplicht, maar iedereen die een product of dienst levert, doet er verstandig aan om goede algemene voorwaarden op te stellen. De regels in deze clausule maken duidelijk welke rechten en plichten klant en aanbieder hebben. De algemene voorwaarden sluiten niet alleen financieel risico uit – alle voorwaarden moeten juridisch goed zijn dichtgetimmerd – maar maken ook het doen van zaken duidelijker en minder ingewikkeld.

Je levert straks waarschijnlijk veel dezelfde producten of diensten; in dat geval hoef je de voorwaarden in principe maafr één keer goed op te (laten) stellen, zodat je deze clausule vervolgens  langdurig kunt blijven gebruiken. Verandert er later iets belangrijks in jouw bedrijfsvoering? Raadpleeg dan altijd een juridisch adviseur; hij kan vertellen of en zo ja, waar je de huidige voorwaarden moet aanpassen.

2. Inhoud leveringsvoorwaarden

De leveringsvoorwaarden zijn onderdeel van de algemene voorwaarden. Hierin staan alle (juridische) zaken die op de levering van een product (of dienst) van toepassing zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de levertijd van het product; hoe de annulering van een bestelling is geregeld en wat er gebeurt als er sprake is van een overmachtsituatie, bijvoorbeeld het niet kunnen leveren wegens noodweer of een pakket dat gestolen/verdwenen is.

Daarnaast leg je in de leveringsvoorwaarden vast wie er verantwoordelijk is voor het betalen van de transport- en/of bezorgkosten. Als je als ZZP’er een specifieke dienst levert – je bent bijvoorbeeld een schilder – is het raadzaam om vast te leggen dat, mocht je een keer zelf verhinderd zijn, je een ander bedrijf of kracht de dienst laat uitvoeren.

Het kan natuurlijk gebeuren dat je een klus inplant en je die dag ziek bent of een begrafenis hebt, maar dat de klus wel echt die dag moet worden uitgevoerd. Als je in de leveringsvoorwaarden vastlegt dat bij calamiteiten iemand anders de klus mag uitvoeren, kan er hier achteraf nooit een conflict over ontstaan.

Uiteraard is de inhoud van de leveringsvoorwaarden wel afhankelijk van het type producten en diensten die je levert. Een schilderklus uitvoeren of het leveren van een spijkerbroek is een wereld van verschil.

Het is overigens altijd verstandig om een aparte clausule in de voorwaarden op te nemen indien een besteld product onverhoopt (tijdelijk) niet leverbaar blijkt te zijn. Leg in de voorwaarden vast of je in dergelijke gevallen het geld terugstort, een soortgelijk vervangend product levert of dat de klant voor het aankoopbedrag een ander product mag uitkiezen.

3. De leveringsvoorwaarden zelf opstellen

Je kunt ervoor kiezen om de leveringsvoorwaarden zelfstandig op te stellen of dit te laten doen door een juridisch expert of bureau. Als je zelf aan de slag gaat, kun je op internet een aantal voorbeelden vinden die je als leidraad kunt gebruiken. Deze documenten moet je natuurlijk nog wel toeschrijven naar jouw bedrijf, dus let goed op dat je een relevant document als basis gebruikt en de juiste zaken aanpast.

Algemene- en leveringsvoorwaarden verschillen nogal per branche; het kan erg vervelend zijn als je achteraf wordt geconfronteerd met eventuele kleine lettertjes uit de voorwaarden die in jouw situatie helemaal niet van toepassing blijken te zijn.

Omdat online standaardvoorwaarden vaak kosteloos worden aangeboden, doe je er als startende ondernemer verstandig aan om ook nog een jurist hiernaar te laten kijken. Deze deskundige kan juridisch toetsen of de documentatie rechtsgeldig en compleet is, want er zou maar net een belangrijke bepaling voor jouw sector ontbreken. Dat kan later in het geval van een conflict grote gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering.

4. Acceptatie van leveringsvoorwaarden

Om de leveringsvoorwaarden rechtsgeldig te maken, moeten ze openlijk beschikbaar zijn voor klanten en/of opdrachtgevers. De leveringsvoorwaarden moeten vanwege deze informatieplicht (samen met de algemene voorwaarden) voor iedere transactie door de afnemer kunnen worden ingezien. Als je een eigen webwinkel hebt geopend, moet dit document bijvoorbeeld altijd zichtbaar zijn op de site.

Goed om te weten: de algemene voorwaarden zijn alleen bindend als de klant deze tijdens het bestelproces kan inzien. Het is het overwegen waard om aan het online bestelformulier een vinkje toe te voegen dat de klant kan aanvinken, zodat hij op dat moment akkoord kan gaan met de algemene voorwaarden. Pas als de afnemende partij de algemene voorwaarden heeft geaccepteerd, kan de bestelling verder worden afgerond.

Het gros van de klanten neemt de algemene voorwaarden zonder te lezen voor kennis aan, maar op deze manier kun jij als ondernemer achteraf nooit ergens op worden aangesproken. Bied je het product via een fysieke winkel aan? Dan moet je de algemene voorwaarden persoonlijk overleggen.

Ben jij een stukadoor die een klus bij iemand thuis gaat uitvoeren? Stuur dan jouw voorwaarden mee met de offerte, zodat de klant de voorwaarden evengoed vooraf kan doorlezen. Als je dit document na de geleverde dienst pas met de factuur zou meesturen, is het namelijk niet rechtsgeldig.

5. Deponeren van leveringsvoorwaarden

Wettelijk verplicht is het niet, maar als je jouw onderneming echt tegen ieder risico wilt indekken, bestaat de mogelijkheid om jouw algemene voorwaarden als bewijsstuk te deponeren bij de Kamer van Koophandel (KvK) of bij de rechtbank.

Wanneer je de voorwaarden officieel deponeert, worden de stukken voorzien van een datum en nummer. Dit is juridisch gezien het bewijs dat je tussentijds niets in de voorwaarden hebt gewijzigd, zodat je bij een eventueel conflict extra sterk staat.

Aan het deponeren van algemene voorwaarden zijn wel kosten verbonden: achttien euro per jaar, per gedeponeerde voorwaarde. Afgezien van het feit dat het deponeren als bewijs dient, is het ook een extra mogelijkheid voor jouw klanten om de leveringsvoorwaarden in te zien.

Je hebt als ondernemer nou eenmaal een informatieplicht; mocht je zelf een keer niet in staat zijn om de klant fysiek jouw voorwaarden te verstrekken – bijvoorbeeld in het geval van een telefonische transactie – kan de klant het document op deze manier toch tijdig inzien.

6. Internationale leveringsvoorwaarden

Als je zaken doet in of met het buitenland, moet je daarvoor ook algemene (levering)voorwaarden voor opstellen. Je wilt immers geen internationaal juridische conflict over wie tijdens de levering precies waarvoor verantwoordelijk is geweest.

Stel daarom jouw leveringsvoorwaarden ook op in de taal van het land waarnaar je exporteert, zodat je zeker weet dat de koper niet met het excuus kan aankomen dat hij het niet kon lezen.

Omdat omgekeerd natuurlijk hetzelfde geldt – het buitenland levert ook aan Nederland – bestaan er standaard internationale algemene voorwaarden voor het transport en de levering van goederen. Deze zogenoemde ‘Incoterms’ zijn opgesteld om het internationale zakendoen makkelijker te maken. Er zijn elf verschillende Incoterms, waarvan je de volledige lijst (inclusief voorbeelden) kunt vinden op de Ondernemersplein-website.

Met behulp van deze internationale leveringsvoorwaarden spreek je concreet af wie er straks verantwoordelijk is voor transportverzekeringen, vergunningen, machtigingen, documenten en andere formaliteiten. Daarnaast leg je vast wie het transport verzorgt, welke partij tot welk punt het transport regelt en wat de rechten en plichten zijn van zowel de koper als de verkoper.

(Bron: Ikgastarten)

Het kindgebonden budget inclusief de alleenstaande ouderkop moet bij de berekening van de kinderalimentatie niet in mindering komen op de kosten van het levensonderhoud van kinderen (de behoefte). Dat adviseert advocaat-generaal Fred Hammerstein de Hoge Raad. Volgens hem moet het kindgebonden budget worden opgeteld bij het inkomen van de ouder die het budget ontvangt en op die manier meewegen bij diens draagkracht.  Dit advies wijkt af van de aanbeveling van de Expertgroep alimentatienormen.

In deze zaak zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad omdat in de rechtspraak en literatuur over dit onderwerp verschillende opvattingen bestaan.  Aan de Hoge Raad wordt nu gevraagd hierover een duidelijke uitspraak te doen.
Wanneer het kindgebonden budget in mindering wordt gebracht op de kosten van het levensonderhoud van kinderen heeft dat tot gevolg dat er veel minder of geen alimentatie meer hoeft te worden betaald. Het kindgebonden budget laten meewegen  bij de draagkracht van de ouder die het budget ontvangt, doet volgens advocaat-generaal Hammerstein het meeste recht aan het wettelijke uitgangspunt dat beide ouders  verantwoordelijk zijn voor het levensonderhoud van hun kinderen. Na echtscheiding moeten zij in de kosten daarvan naar draagkracht bijdragen. Volgens hem heeft de wetgever het kindgebonden budget primair bedoeld als inkomensondersteunende maatregel. Tenslotte levert deze manier van berekening in de meeste gevallen een redelijke uitkomst op.
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie. Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van commentaar.
(Bron: rechtspraak.nl)

Uw vennootschap onder firma (vof) heeft zijn langste tijd gehad. Tijd om uw vof op te heffen of op te houden als vennoot. Uw besluit doorgeven aan de Kamer van Koophandel is een stap, maar er komt veel meer bij kijken.

Opzeggen

Als u uittreedt als vennoot, meldt u dit schriftelijk aan uw medevennoten, liefst per aangetekende brief. Uw opzegtermijn vindt u meestal in het vennootschapscontract. Als er geen vennootschapscontract is, moet u een redelijke termijn aanhouden, meestal 1 of 2 maanden. Als uw medevennoten ook willen stoppen, kunt u gezamenlijk beslissen de vennootschap op te heffen. In dat geval geldt geen opzegtermijn. Wel kunt u het best de ontbinding en de voorwaarden vastleggen in een brief, en deze door alle vennoten laten ondertekenen.

Financiële gevolgen

Als u stopt met uw vennootschap moeten u en uw vennoten een eindbalans (laten) opmaken. Hierin staat hoe het vermogen van de firma wordt vereffend en verdeeld. Als iemand de onderneming voortzet moet u de waarde van de goodwill (laten) berekenen en regelen wat er wordt overgenomen. In een vennootschapscontract staat dit vaak beschreven in een voortzettingsbeding.

Andere verplichtingen

Opzeggen als vennoot en opmaken van de balans zijn niet de enige verplichtingen bij het stoppen van een bedrijf. Zo zijn er nog regels over wat er met uw administratie moet gebeuren en over het ontslaan van personeel. Maar u moet ook afrekenen met de Belastingdienst.

Geschillen

Hoe goed u het ook kunt vinden met uw vennoten, toch kan er verschil van mening ontstaan over de beëindiging van uw vennootschap onder firma. Vaak staat in het vennootschapscontract hoe u moet omgaan met zulke geschillen. Heeft u hier niets over afgesproken? Dan kunt u hier alsnog afspraken over maken, bijvoorbeeld door af te spreken dat u bindend advies vraagt aan een deskundige of deskundigen. Bij al uw vragen kunt u advies vragen aan een deskundige, zoals een accountant.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Wat zijn bij een buitenlandse erfenis voor u de gevolgen van het nieuw Europese erfrecht, de EU erfrechtverordening, dat vanaf 17 augustus 2015 ingaat? Wat regelt deze Europese Erfrechtverordening voor de afhandeling van een buitenlandse erfenis? In welk land betaalt u daardoor erfbelasting en wat is de rol van een Nederlandse notaris? Misschien gaat het om een erfenis uit het buitenland of woont u in Nederland maar hebt u of uw partner niet de Nederlandse nationaliteit. Onderstaand de opmerkelijkste veranderingen door de harmonisatie van het nieuwe internationaal erfrecht in Europa en de mogelijkheid van een Europese verklaring van erfrecht.

Het Europese erfrecht en successie

Het zal u niet verbazen, maar elk land in Europa heeft zijn eigen erfrecht. Ook de erfbelasting is vaak weer anders geregeld, met verschillende vrijstellingen, tarieven en uitsluitingen. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, maar is wel erg lastig als u bijvoorbeeld van uw ouders erft die in het buitenland wonen of daar een woning of ander vermogen hebben. Immers dan hebt u te maken met Nederlandse regels en wetten en de regels uit het buitenland. Probeer dat allemaal maar eens soepel vanuit Nederland te regelen. Tot 17 augustus 2015 is dit vrijwel onmogelijk, vanaf 17 augustus 2015 moet dit simpeler worden.

Nieuw Europees erfrecht en de Europese Erfrechtverordening

Vanaf 17 augustus 2015 geldt in Europa, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken, de Europese Erfrecht Verordening. Deze verordening regelt volgens welk recht de verdeling van een erfenis en nalatenschap plaatsvindt. De regeling telt telt voor elke erfenis vanaf 17 augustus 2015 voor zover er niet eerder een testament is opgesteld die nog niet is herroepen en waarin een afwijkende rechtskeuze is gemaakt.

Regels Haags Erfrechtverdrag

Tot 17 augustus 2015 regelt het Haags Erfrechtverdrag dat als u als Nederlander in het buitenland woont en niet de nationaliteit van uw woonland hebt, welk recht op uw erfenis van toepassing is. Immers:

  • De Nederlandse regels van successie zijn van toepassing als de erflater op het moment van overlijden minder dan vijf jaar in het land woonde.
  • Het buitenlands erfrecht geldt als de erflater langer dan vijf jaar in het buitenland woonde.

Hiervan kunt u met een testament afwijken door zelf te kiezen voor het Nederlandse recht dan wel het recht van het land waar u woont. Als u voor land A kiest, verhuist naar land B en uw testament niet herroept, dan blijft het erfrecht uit land A gelden.

Het nieuwe internationale Europese erfrecht

Met de nieuwe Europese Erfrechtverordening wordt de keuze voor het erfrecht dat van toepassing is beperkt en kunt u dus minder zelf regelen. Het erfrecht van het woonland telt en hiervan kan alleen worden afgeweken als u na 17 augustus 2015 voor het land van uw nationaliteit kiest, of voor 17 augustus 2015 nog voor een andere mogelijkheid hebt gekozen. Als u na 17 augustus een eerder testament wilt herroepen is het de vraag of dat verstandig is, omdat dan de nieuwe regelgeving telt en uw keuze voor het land van erfrecht daarmee wordt ingeperkt.

De Nederlandse notaris regelt alles voor u

Door deze vorm van Europese harmonisatie wordt het internationaal mogelijk om een erfenis, ook als daarin buitenlandse bestanddelen zitten, volledig via een Nederlandse notaris af te wikkelen. De notaris kan ook een Europese Verklaring van Erfrecht afgeven die in geheel Europa, met uitzondering van Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken, geldig is. Voor het aanvaarden van een erfenis hoeft u als erfgenaam in Nederland niet meer naar een buitenlandse notaris, maar zou alles via een Nederlandse notaris moeten kunnen gaan.

De fiscale gevolgen van de de Europese Erfrechtverordening, EEV

Het bijzondere is dat de nieuwe regelgeving fiscaal niets regelt. De EEV regelt Europees beter wie er van u erft, maar als een buitenland ook belasting op vermogen in het buitenland hebt en zo mogelijk een erfbelasting, wordt dat met de nieuwe Europese regelgeving niet anders. Europa is nog niet zover dat ook een fiscale harmonisatie van tarieven plaatsvindt. Daarmee wordt het afwikkelen van een buitenlandse erfenis wel eenvoudiger, maar kunnen er ook bij nalatenschappen die na 17 augustus 2015 openvallen nog steeds vele fiscale strubbelingen ontstaan.

(Bron: Financieelinfo.nu)

Rechtbank Den Haag oordeelt dat op grond van art. 3.156 lid 1 Wet IB 2001 voor het afgeven van één VAR voor alle activiteiten vereist is dat sprake is van hetzelfde soort werkzaamheden. 

Belanghebbende, X, verricht hovenierswerkzaamheden en doet loonwerk bij agrariërs. Voor zijn hovenierswerkzaamheden is door de Belastingdienst een VAR-WUO en voor het loonwerk bij agrariërs een VAR-Loon afgegeven. X stelt dat geen splitsing gemaakt had mogen worden tussen de twee soorten werkzaamheden omdat sprake is van één enkele onderneming.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat op grond van art. 3.156 lid 1 Wet IB 2001 voor het afgeven van één VAR voor alle activiteiten vereist is dat sprake is van hetzelfde soort werkzaamheden. Daarbij komt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat met betrekking tot het loonwerk bij agrariërs sprake is van ondernemerschap nu niet is gebleken dat hij ten behoeve van deze werkzaamheden heeft geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen en evenmin dat hij enig betalings- of ander ondernemingsrisico loopt. De inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gezagsverhouding zodat geen VAR-Loon, maar een VAR-ROW had moeten worden afgegeven. Het beroep van X is deels gegrond.

(Bron: Taxlive)