Archive for september, 2013

Uit deze uitspraak* volgt dat de bank (in dit geval de Deutsche Bank) de rente van een tweetal langlopende kredietovereenkomsten (25-jarige euriborleningen) mocht verhogen, en wel op basis van de algemene voorwaarden van toen nog “ABN AMRO Bank N.V.”, artikel 5.

Rente verhoogd

De bank heeft bij de ondernemer in kwestie de vaste (individuele) opslag op het krediet verhoogd met 1 procent en zich daarbij onder meer beroepen op de uitzonderlijke ontwikkelingen in de financiële markten, de verhoging van de kostprijs voor banken ontstaan door een stijging van de liquiditeitspremie, “ten gevolge van het grotendeels wegvallen van de markt waarin banken onderling geld aan elkaar lenen”.
Tevergeefs heeft kredietnemer hier gevorderd dat de verhoging van de individuele opslag niet eenzijdig door de Deutsche Bank mag worden verhoogd.

Andere casus

De rechtbank heeft aan de afwijzing van de eis van kredietnemer ten grondslag gelegd het bepaalde in artikel 5 van de algemene voorwaarden van de bank. In de uitspraak bespreekt de rechtbank eveneens de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 29 mei 2012.
De rechter geeft aan dat het daar een andere casus betrof, aangezien er in de kredietofferte gesproken werd van een vaste rente, daar waar in het onderhavige geval gesproken werd van een “individuele opslag”, waarbij in de bijgevoegde algemene voorwaarden duidelijk is aangegeven dat de bank gerechtigd is deze individuele opslag te verhogen en, daar waar de kredietnemer er niet mee akkoord gaat, hij volgens deze voorwaarden “boetevrij” naar een andere bank mag overstappen.
Grote gevolgen
Deze uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de ondernemers in Nederland. Een ieder weet dat de rechtbank in deze uitspraak voorbij is gegaan aan het feit dat herfinanciering in deze periode zo goed als onmogelijk is.
In het onderhavige geval heeft de bank kennelijk kunnen aantonen dat haar kosten zijn gestegen en haar inkomstenmodel is veranderd, hetgeen een verhoging van de opslag zou rechtvaardigen.
Van belang is nog dat noch in de offerte, noch in de kredietdocumentatie gesproken is van een vaste opslag. Echter, in de persoonlijke gesprekken tussen de ondernemer in kwestie en de bank is daar kennelijk wel van gesproken, maar de bank ontkende dit in de procedure en de ondernemer, op wie de bewijslast rustte, kon dit niet bewijzen. Het was zijn woord tegen het woord van de bank. Dat is niet genoeg.

Tips

Voor jou als ondernemer heb ik mede naar aanleiding van deze uitspraak de volgende tips:
  1. maak schriftelijk bezwaar tegen een aangezegde verhoging door de bank;
  2.  controleer e-mails, kredietdocumentatie en offertes of er gesproken wordt van een “vaste opslag” in plaats van een “individuele opslag”;
  3. indien een bankemployee u aangeeft dat er gesproken wordt van een vaste opslag, dan wel bijvoorbeeld (telkenmale) de in beginsel overeengekomen opslag van bijvoorbeeld 1 procent bij ieder rekenvoorbeeld hanteert, bevestig (dit) direct per e-mail aan de bank dat er gerekend
  4. indien de bank alsnog de verhogingen doorvoert, gelijk bezwaar maken, zoek juridische bijstand en laat in een procedure de bank bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is van een kostenverhoging, die doorberekening aan u rechtvaardigt.
Er is in deze uitspraak inmiddels hoger beroep ingesteld. Over een jaar zullen wij weten hoe het Gerechtshof erover denkt.
(Bron: MKB Servicedesk)

Gerechtshof Den Haag is het eens met de rechtbank dat herleefde alimentatiebetalingen aan een ex-echtgenote rechtstreeks voortvloeien uit het familierecht en in aftrek komen als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Een man en zijn ex-echtgenote zijn in 1992 gescheiden. Zij hebben drie kinderen. Na twaalf jaar beëindigt de man in maart 2004 de partneralimentatiebetalingen. De vrouw protesteert dan niet maar vanaf 2005 maakt de man op verzoek weer maandelijks een bedrag van € 240 over aan de vrouw. De inspecteur weigert de aftrek van de in 2007 betaalde partneralimentatie.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de met betrekking tot vóór 1 juli 1994 ingegane alimentatieverplichtingen de mogelijkheid bestaat de rechter te verzoeken de verplichting te beëindigen als deze verplichting 15 jaar of langer heeft geduurd. De alimentatiebetalingen zijn in 2004 niet door de rechter beëindigd, zodat de betalingen die de man vanaf 2005 maandelijks aan de vrouw doet, rechtstreeks voortvloeiden uit het familierecht en aftrekbaar zijn als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof acht het aannemelijk dat de man en de vrouw in 2005 de afspraak maken dat de man wederom maandelijks periodieke uitkeringen gaat doen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Het maakt niet uit dat de ex-echtgenote een zodanig eigen inkomen geniet dat mogelijk in 2007 geen sprake meer is van een onderhoudsverplichting. Het hof gelooft de verklaring van de man dat de ex-echtgenote heeft gesteld niet in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.

(Bron: Pleinplus)

Besteedt u werk uit aan zzp’ers of (onder)aannemers? Met dit stappenplan komt u snel te weten welke regels er gelden. Werkt u met buitenlandse arbeidskrachten, dan hebt u een aantal extra verplichtingen. Ook deze leest u hier. Wilt u personeel aannemen of wilt u werknemers inhuren via een uitzendonderneming, bekijk dan de andere stappenplannen op deze website.

Werk uitbesteden

1. Controleer de identiteit van uw arbeidskrachten

U moet de identiteit van alle arbeidskrachten controleren aan de hand van een origineel identiteitsbewijs. Dit geldt ook voor zzp’ers of werknemers van (onder)aannemers aan wie u werk uitbesteedt.

2. Voorkom aansprakelijkheid voor loonheffingen

De Belastingdienst kan u aansprakelijk stellen voor de loonheffingen die uw (onder)aannemer moet betalen. U kunt dit onder andere voorkomen door hem te vragen een g-rekening af te sluiten.

Let op: Werkt u met een (onder)aannemer met het SNA-keurmerk? Dan loopt u minder risico op claims van de Belastingdienst.

3. Ga na of er sprake is van een dienstbetrekking

Besteedt u werk uit aan een zzp’er, dan moet u nagaan of er geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. Om hier zekerheid over te hebben, kunt u de zzp’er vragen om een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR).

4. Zorg voor goede arbeidsomstandigheden

Als werkgever moet u zorgen voor een gezonde en veilige werkplek voor al uw personeel. Dit geldt ook als u werk uitbesteedt aan zzp’ers of personeel van een (onder)aannemer.

5. Bepaal de werk- en rusttijden

In de Arbeidstijdenwet staat hoe lang uw werknemers per dag en per week mogen werken en wanneer zij recht hebben op pauze. Deze wet geldt ook voor de arbeidskrachten van uw (onder)aannemer en in bepaalde gevallen voor zzp’ers.

6. Zorg dat alle arbeidskrachten minimaal het minimumloon ontvangen

Iedere werknemer heeft recht op het wettelijk minimum(jeugd)loon en vakantiebijslag. Ook als u werk uitbesteedt aan werknemers van een (onder)aannemer, bent u er verantwoordelijk voor dat zij minimaal het minimumloon ontvangen.

7. Betaal btw of trek dit als voorbelasting af

De (onder)aannemer of zzp’er aan wie u werk uitbesteedt, brengt hiervoor btw in rekening. Dit kunt u aftrekken als voorbelasting. In sommige branches is de onderaannemer verplicht de btw naar u te verleggen. Dat geldt ook als u werk uitbesteedt aan een buitenlandse ondernemer.

Werk uitbesteden aan buitenlandse arbeidskrachten

1. Ga na of er een tewerkstellingsvergunning nodig is

Als u werk uitbesteedt aan buitenlandse arbeidskrachten, moet u nagaan of zij een tewerkstellingsvergunning nodig hebben. De (onder)aannemer moet die voor hen aanvragen; voor zzp’ers moet u dat zelf doen.

2. Controleer de A1/(E)101-verklaring

Buitenlandse arbeidskrachten kunnen in sommige gevallen sociaal verzekerd blijven in het buitenland. U hoeft dan geen sociale premies voor hen af te dragen. Om hier zekerheid over te hebben kunt u uw (onder)aannemer vragen om een A1/(E)101-verklaring.

(Bron: Antwoordvoorbedrijven)

Bent u eigenaar van een rijksmonument? Dan kunt u in aanmerking komen voor een lening of subsidie voor instandhouding (onderhoud), herbestemming of restauratie van uw monument. De hoogte van de bijdrage hangt onder andere af van het type monument.

Instandhouding

De regeling voor instandhouding is in 2013 vernieuwd. De belangrijkste veranderingen zijn:

  • De subsidie is alleen nog voor onderhoud en niet meer voor restauratie.
  • U betaalt de helft van de onderhoudskosten zelf.
  • Er zijn regels over welke momumenten voorrang hebben.

Herbestemming

Voor herbestemming van monumenten als kerken, industriegebouwen, scholen, boerenschuren, kloosters en kastelen kunt u subsidie aanvragen met de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten.

Restauratie

Voor restauratie van niet-woonhuismonumenten, zoals fabrieken en kerken, kunt u een lening tegen lage rente aanvragen bij het Nationaal Restauratiefonds. Met de RestauratieWijzer krijgt u een overzicht van alle stappen voor een geslaagde restauratie.

Wanneer komt u in aanmerking?

De voorwaarden verschillen per monument en regeling.

Hoe kunt u aanvragen?

Voor instandhouding kunt u in 2013 niet meer aanvragen. Dat kan weer van 1 februari tot en met 31 maart 2014.

Voor herbestemming kunt u aanvragen van 1 oktober tot en met 30 november 2013. U vraagt aan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Links

Als tegenover een factuur geen tegenprestatie staat, kan de vennootschap deze uitgave niet ten laste van de winst brengen. Het is aan de vennootschap om de tegenprestatie aannemelijk te maken. Dat hierbij een administratie goed van pas kan komen, werd pijnlijk duidelijk bij Hof Den Haag.

Een bv die zich bezighield met tunnelbouw ontving van een kostenmaatschap een factuur van € 80.000, vermeerderd met € 15.200 btw. De factuur vermeldde niet welke werkzaamheden waren verricht en wanneer. Verder was er geen offerte, opdracht of overeenkomst opgesteld en de prestatie bleek ook nergens anders uit, zoals urenstaten. De bv stelde dat sprake was van een mondelinge overeenkomst en omschreef de werkzaamheden, maar kon deze niet aannemelijk maken. Hof Den Haag kwam uiteindelijk tot de conclusie dat er geen sprake was van een tegenprestatie en dat de bv dit vanaf het begin wist. In dat geval kon de bv de uitgave van € 80.000 alleen in aftrek brengen als zij aannemelijk maakte dat de uitgave ten behoeve van de onderneming was gedaan. Dit lukt niet. Daarbij kwam dat uit de gegevens was af te leiden dat de bv zich ook hiervan bewust was geweest. De uitgaven kwamen dus niet in mindering op de winst. En aangezien tegenover de factuur geen tegenprestatie stond, kwam ook de daarop vermelde btw niet voor aftrek in aanmerking. Het hof handhaafde ten slotte ook nog eens de boete van 50% die de inspecteur had opgelegd.

(Bron: Taxence)