Duitse wetgeving van toepassing bij verrichten mini-job in Duitsland

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Duitse wetgeving van toepassing is op Nederlanders die mini-jobs in Duitsland uitoefenen. Dit geldt zowel gedurende de dagen waarop de werkzaamheden worden verricht als gedurende de dagen waarop dat niet gebeurt.

Mevrouw Franzen, mevrouw Giesen en de heer Van den Berg hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. Sinds november 2002 werkt mevrouw Franzen, via een zogenoemde ‘mini-job’, als kapster in Duitsland. Volgens de SVB is Franzen alleen in Duitsland verzekerd, en heeft zij geen recht op kinderbijslag. Ook mevrouw Giesen heeft, in het verleden, als oproepkracht, een mini-job uitgeoefend, zonder tegelijkertijd in Nederland te werken. In verband met deze mini-job wordt de heer Giesen gekort op zijn AOW-partnertoeslag. Een dergelijke korting past de SVB ook toe op de AOW-uitkering van de heer Van den Berg, omdat hij meer dan zeven jaar niet verplicht verzekerd was in Nederland. In die jaren werkte hij uitsluitend in een mini-job, in Duitsland. Franzen, Giesen en Van den Berg zijn het hier niet mee eens. De Centrale Raad van Beroep heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de ingezetene van een lidstaat die enkele dagen per maand, op basis van een oproepcontract, op het grondgebied van een andere lidstaat werkt, onderworpen is aan de wetgeving van de werkstaat. Volgens het HvJ EU geldt dit zowel gedurende de dagen waarop hij werkzaamheden verricht als gedurende de dagen waarop hij dat niet doet. Het HvJ EU merkt verder nog op dat het EU-recht zich er niet tegen verzet dat een migrerende werknemer, op wie de wetgeving van de werkstaat van toepassing is, krachtens een nationale wettelijke regeling van de woonstaat uitkeringen van het ouderdomspensioenstelsel en kinderbijslag van de woonstaat ontvangt.

(Bron: Taxlive)