Vereenvoudiging bekostiging Primair Onderwijs en vordering OCW

Op 27 oktober 2021 is de kennisgroep Financiën van de PO Raad gehouden. In deze digitale bijeenkomst werd uitleg gegeven over de vereenvoudiging van de bekostiging in het primair onderwijs per 1 januari 2023. Er waren vanuit de aanwezige schoolbesturen veel vragen over de vordering OCW en de bekostiging voor het jaar 2022.

Wat gebeurt in 2022 in aanloop naar de vereenvoudiging van de bekostiging in 2023?

Voor het schooljaar 2021-2022 wordt voor de laatste maal schooljaarbekostiging verstrekt. Deze bekostiging is net als in andere jaren toegekend, wat betekent dat in de jaarrekening 2021 5/12e van deze beschikking als baten worden verwerkt en in de jaarrekening 2022 7/12e. Het betaalritme loopt voor een aantal onderdelen van de bekostiging niet gelijk aan deze toerekening aan periodes, in de eerste 5 maanden wordt namelijk minder betaald door het Ministerie (ca. 34,55%) dan de genoemde 5/12van de beschikking (41,67%). Dit geldt voor de reguliere personele bekostiging, voor de bekostiging onderwijsachterstanden en voor de bekostiging zware ondersteuning personeel. Maar het geldt bijvoorbeeld niet voor de bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid, de uitbetaling hiervan vindt wel in 12 gelijke maandelijkse termijnen plaats.

Door het betaalritmeverschil op de personele bekostiging hebben schoolbesturen op balansdatum (31 december) een vordering op het Ministerie van OCW. Deze vordering (en dus het betaalritmeverschil) bedraagt ca. 7% van de schooljaarbekostiging. In de periode januari tot en met juli 2022 wordt dit verschil ingelopen. Dan is de maandelijkse uitbetaling namelijk hoger dan 7/12e van de beschikking. Hierdoor loopt de vordering OCW in de maanden januari tot en met juli 2022 langzaam terug naar nul. Per 1 augustus 2022 is de vordering OCW hierdoor nul. Tot zover niks nieuws, dit is dezelfde systematiek die sinds de invoering van de lumpsum wordt gehanteerd.

In de laatste 5 maanden van 2022 ontstaat een nieuw situatie, omdat vanaf 1 januari 2023 de kalenderjaarbekostiging in gaat. Het Ministerie van OCW maakt voor de periode augustus tot en met december 2022 een aparte beschikking. Deze beschikking is qua systematiek gelijk aan de uitbetaling die in deze periode normaal gesproken plaatsvindt. Deze is dus gebaseerd op de uitgaande geldstroom bij het Ministerie van OCW, die in de laatste 5 maanden zo’n 7% procent lager is dan wat werd beschikt. Omdat de beschikking voor die laatste 5 maanden dus ook lager wordt vastgesteld, is er geen verschil meer tussen beschikking en betaling door OCW. Hierdoor wordt in de laatste 5 maanden van 2022 geen vordering OCW meer opgebouwd. Het betekent ook dat de reguliere personele bekostiging in 2022 zo’n 7% lager is in vergelijking met voorgaande jaren (zonder rekening te houden met bijstellingen en wijzigingen in leerlingaantallen). Dit heeft dus direct effect op de Rijksbijdragen die in 2022 in de jaarrekening terecht komen, deze is dus eenmalig lager dan voorgaande jaren.

Is er sprake van een stelselwijziging met betrekking tot de vordering OCW?

Nee, er is geen sprake van een stelselwijziging. Dit komt omdat de wijze van het vaststellen van de Rijksbijdragen op basis van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving niet wijzigt. De Rijksbijdragen worden in de jaarrekening opgenomen op basis van de toegekende beschikkingen. Dit gebeurt ook in 2022. Het enige verschil in 2022 is dat er per saldo minder gelden worden beschikt, waardoor de baten dus lager zijn.

Is er sprake van een afboeking van de vordering OCW en hoe zou deze dan verwerkt moeten worden?

Er is geen sprake van een afboeking van de vordering OCW. De vordering OCW die op 31 december 2021 in de jaarrekening staat wordt daadwerkelijk ontvangen in de eerste zeven maanden van 2022. Daarmee loopt de vordering dus op een reguliere manier af, door gelden die ontvangen worden vanuit het Ministerie van OCW. Omdat er geen sprake is van een afboeking van de vordering is ook geen sprake van verwerking via het eigen vermogen of een buitengewone last.  

Hoe ziet de jaarrekening 2022 er dan uit?

In de jaarrekening 2022 is per 31 december geen sprake meer van een vordering OCW, simpelweg omdat alle beschikte middelen over 2022 ook in dat jaar worden ontvangen. De Rijksbijdragen OCW in de baten zijn in 2022 lager dan het schoolbestuur gewend is. Het bedrag waarmee deze baten lager zijn, is in hoogte ongeveer gelijk aan de op 31 december 2021 opgenomen vordering OCW. Dit zal dus leiden tot een fors lager resultaat in 2022 in vergelijking met 2021. Door de resultaatbestemming leidt dit lagere resultaat ook tot een lager eigen vermogen per 31 december 2022. 

Voorbeeld voor een middelgroot schoolbestuur:

 20212022 (uitgaande van dezelfde cijfers als in 2021)
Rijksbijdragen excl. Bijdragen SWV€ 24.000.000€ 22.850.000
Vordering OCW per 31 december€ 1.150.000€ 0
Verhouding vordering OCW t.o.v. totale Rijksbijdragen4,8% 
Effect op het jaarresultaat€ 0€ – 1.150.000

Wat is het effect op het eigen vermogen?

Door de lagere baten in 2022 zal het resultaat ook lager uitvallen, dit leidt dus ook tot een lager eigen vermogen in vergelijking met de situatie dat er geen wijziging zou plaatsvinden in de bekostiging. Hierdoor wordt een eventueel bovenmatig eigen vermogen verlaagd. Mocht een schoolbestuur door dit effect onder signaleringswaarden voor continuïteitstoezicht komen dan is de inspectie in de jaren 2022 tot en met 2026 coulant in haar toezicht.

(Bron: Wijs Accountants)