All posts in Onderwijs

UBD (renseignering uitbetaalde bedragen aan derden) voor 1 februari 2024 indienen!

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor UBD (renseignering uitbetaalde bedragen aan derden) voor 1 februari 2024 indienen!

Art. 10.8 Wet IB 2001 creëert de mogelijkheid om bepaalde groepen administratieplichtigen te verplichten gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Belastingdienst. Tot voor kort waren dat bijvoorbeeld banken, verzekeraars, pensioenuitvoerders etc. Met ingang van 1 januari 2022 bestaat deze renseigneringsverplichting in de inkomstenbelasting ook voor inhoudingsplichtigen (opgaaf uitbetaalde bedragen aan derden, de UBD) en collectieve beheersorganisaties (cbo’s)[1]. Uitbetaalde bedragen aan derden in 2023 moeten voor 1 februari 2024 worden gemeld bij de Belastingdienst.

Inhoudingsplichtigen
Dat is de werkgever (of uitkeringsinstantie) met een loonheffingennummer die aangifte loonheffing doet op grond van een aangiftebrief voor één of meer aangiftetijdvakken van het lopende of komende jaar. Als jouw klant geen inhoudingsplichtige is, dan is deze regeling niet op hem/haar van toepassing. Er bestaat dan ook geen verplichting om eigener beweging melding te doen van betalingen aan derden; alleen als de Belastingdienst daarom verzoekt (zie de artikelen 47 e.v. AWR). Een particulier is geen administratieplichtige en daarom nooit verplicht om te antwoorden op vragen om informatie voor de belastingheffing van derden.

Uitbetaalde bedragen aan derden
Doelstelling is dat inkomsten die doorgaans behoren tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden gemeld. Denk aan freelancers voor schoonmaken, onderhoud, kluswerkzaamheden, betalingen aan sprekers en auteurs. Om tot deze ‘doelgroep’ te komen, is sprake van een opsomming van betalingen die niet onder de renseigneringsverplichting vallen. Valt een betaling niet onder deze opsomming, dan moet er dus wel worden gemeld!

Niet melden:

  • Betalingen voor werkzaamheden/diensten verricht als werknemer (artiest of buitenlandse beroepssporter)[2]
  • Werkzaamheden die worden verricht als vrijwilliger[3] en onder de normbedragen van de vrijwilligersvergoedingen vallen[4]
  • Vergoedingen aan erfgenamen voor een auteursrecht of naburig recht[5] en tot slot:
  • Werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur met omzetbelasting is uitgereikt.

Het is natuurlijk de bedoeling om ondernemers in de inkomstenbelasting uit te zonderen; deze groep is al bekend bij de Belastingdienst en betalingen aan deze groep hoeven dan niet via een renseigneringsverplichting bij de Belastingdienst aangeleverd te worden.

Het is en blijft opmerkelijk dat de groep ‘ondernemers in de inkomstenbelasting’ wordt geselecteerd door dit te koppelen aan een factuur met omzetbelasting, oftewel de ondernemers in de omzetbelasting die belaste prestaties verrichten.

Er zijn natuurlijk ook ondernemers in de inkomstenbelasting die binnen de omzetbelasting vrijgestelde prestaties verrichten (o.a. medische sector, onderwijs etc.) Helaas: ook deze vallen onder de renseigneringsverplichting UBD. De betaling aan bijvoorbeeld een externe praktijkondersteuner van een huisarts of een zzp-leraar voor de klas, moet dus wel worden gemeld.

Ook zorgaanbieders moeten voldoen aan renseigneringsplicht, aldus de staatssecretaris van Financiën in antwoord op Kamervragen. Het is wel mogelijk dat de zorgaanbieder (en natuurlijk geldt dat ook voor andere inhoudingsplichtigen met renseigneringsverplichting) in overleg met de Belastingdienst kan gaan om maatwerkafspraken te maken voor het aanleveren van de opgave.

Nog even terugkomen op de btw op de factuur. Ook ondernemers die gebruikmaken van de KOR vermelden geen btw (of € 0 euro btw) op de factuur. Een factuur waarop € 0,- btw is opgenomen wordt gelijkgesteld met ‘geen vermelding van btw op de factuur’. Bij btw verlegd heeft de Belastingdienst aangegeven dat betalingen aan een natuurlijke persoon die een factuur met btw verlegd heeft uitgereikt niet gemeld hoeven te worden[6].

Derden
Een ‘derde’ is altijd een natuurlijke persoon. Een betaling aan een rechtspersoon valt niet onder de renseigneringsverplichting. Een betaling aan een samenwerkingsverband ook niet. In het Handboek Loonheffingen wordt gemeld dat geen opgaaf van uitbetaalde bedragen aan derden hoeft te worden gedaan voor: “betalingen/verstrekkingen aan zogenaamde niet-natuurlijke personen (zoals een vof, maatschap, stichting, vereniging of vennootschap)”.

Uitbetaalde bedragen
Het gaat om de in 2023 uitbetaalde bedragen. Als een factuurdatum in 2023 ligt, maar de betaling plaatsvindt in 2024, dan loopt deze mee in de UBD voor het jaar 2024 (met melding voor 1 februari 2025). Op de opgaaf moet ook de datum worden opgenomen waarop de bedragen zijn betaald. Een uitbetaald bedrag kan ook in de vorm van een betaling in natura plaatsvinden. Bepalend is dan de waarde in het economische verkeer (de prijs die iemand normaal zou betalen voor de beloning in natura). Uiteraard mag in overleg met de inspecteur ook per betaling een opgaaf in het jaar zelf worden gedaan en hoeft niet ‘gewacht’ te worden tot eind januari van het volgende jaar om alle betalingen ‘opgespaard’ in één melding te doen.

Bsn-nummer
Bij de opgaaf (UBD) moet het burgerservicenummer van de ‘derde’ worden opgenomen (naast NAW-gegevens en geboortedatum). Deze verplichting volgt uit de wettelijke regeling. De uitbetaler moet zich ‘vergewissen’ dat het bsn hoort bij degene aan wie wordt betaald. Deze vergewisplicht is vormvrij zolang dit zorgvuldig gebeurt. Een kopie van een ID-bewijs kan daarbij dienst doen.

Uitzonderingen
De inspecteur kan een uitzondering verlenen op de plicht om gegevens en inlichtingen te verstrekken. Artikel 22a, zesde lid, UB IB bepaalt dat dit kan als:

  • naar het oordeel van de inspecteur het belang van ontvangst van de gegevens en inlichtingen niet opweegt tegen de inspanning van verstrekking daarvan;
  • naar het oordeel van de inspecteur de administratieplichtige tijdelijk niet of niet tijdig in staat is de gegevens en inlichtingen te verstrekken;
  • de gegevens en inlichtingen door de inspecteur zijn aangewezen als van verstrekking vrijgestelde gegevens en inlichtingen.

In de toelichting is aangegeven dat een dergelijke uitzondering bijvoorbeeld aan de orde kan zijn als de Belastingdienst geen belang heeft bij bepaalde gegevens omdat Nederland geen heffingsrecht heeft over de betreffende inkomsten. Er bestaat geen mogelijkheid voor een ontheffing voor betalingen van kleine bedragen.

(Bron: Full Finance)

Informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs

De informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs is gepubliceerd. In de informatietool voor 2024 staat hoeveel geld vestigingen en scholen komend jaar krijgen voor de arbeidsmarkttoelage voor scholen met onderwijsachterstanden. 

Update 10 januari 2024: De bijbehorende regeling is gepubliceerd.

De selectie van vestigingen is hetzelfde als in de schooljaren 2021–2022, 2022–2023 en het najaar van 2023. De beschikking volgt in maart.

(Bron: PO-raad)

Wat je moet weten over ANBI’s en andere organisaties zonder winststreven

Categories: ANBI (algemeen nut beogende instellingen), Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Wat je moet weten over ANBI’s en andere organisaties zonder winststreven

Ben je bijvoorbeeld lid van een kerk of een vereniging? Of ben je betrokken bij een stichting als donateur of als bestuurslid? Dan heb je te maken met een organisatie zonder winststreven. In een paar artikelen besteed ik aandacht aan diverse soorten organisaties zonder winststreven, zoals ANBI’s. Welke wettelijke verplichtingen hebben zij? En van welke fiscale voordelen kunnen die organisaties profiteren? Aan het eind van dit artikel vind je nog vier tips.

In mijn praktijk als accountant heb ik diverse stichtingen als klant. Sommige stichtingen functioneren als een gewoon bedrijf en zijn belastingplichtig voor de omzetbelasting, de loonbelasting en de vennootschapsbelasting. Andere stichtingen worden aangemerkt als ANBI: Algemeen Nut Beogende Instelling. Daarnaast zijn er nog andere stichtingen die wel een goed doel nastreven maar een te beperkte groep van  gebruikers hebben, zodat ze niet in aanmerking komen voor de ANBI-status.

De ANBI-status verkrijgen: de voor- en nadelen

Om als instelling, waaronder een stichting of vereniging, in aanmerking te komen voor een ANBI-status moet die instelling zich nagenoeg geheel inzetten voor het algemeen belang. Een vereniging, zoals de plaatselijke voetbalclub, is meestal geen ANBI omdat het algemeen belang ontbreekt. Bepaalde verenigingen kunnen misschien wel als SBBI (sociaal belang behartigende instelling) worden aangemerkt. Over het onderscheid tussen een ANBI en een SBBI lees je de volgende keer meer.

De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een ANBI te worden staan hier beschreven.

De voordelen voor een ANBI-instelling:

  • Een ANBI betaalt geen erfbelasting of schenkbelasting over erfenissen en schenkingen die zij ontvangt.
  • Als de ANBI zelf schenkingen doet in het algemeen belang, hoeft de ontvanger geen schenkbelasting te betalen.
  • Een ANBI komt in aanmerking voor teruggaaf van energiebelasting.
  • Vrijwilligers die voor een ANBI werken doen daarmee onder bepaalde voorwaarden een gift aan een ANBI.
  • Donateurs van een ANBI mogen hun giften aftrekken van de inkomsten- of vennootschapsbelasting. Voor donateurs van culturele ANBI’s geldt een extra giftenaftrek.

Verplichtingen van een ANBI

Een ANBI-instelling zijn brengt ook verplichtingen met zich mee. Zo moet een ANBI verplicht haar gegevens publiceren op een eigen website of op een gemeenschappelijke website, bijvoorbeeld een brancheorganisatie. Sinds 1 januari 2021 zijn grote ANBI’s verplicht om voor de publicatie van de gegevens gebruik te maken van standaardformulieren.

Grote ANBI’s zijn:

  • zij die actief geld werven onder derden en waarvan de totale baten in het desbetreffende boekjaar meer bedragen dan 50.000 euro
  • of die niet actief geld of goederen werven onder derden, als de lasten in het betreffende boekjaar meer dan 100.000 bedragen euro

Op de website van de Belastingdienst vind je de eerder genoemde standaardformulieren. Iedere ANBI moet binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een financiële verantwoording publiceren op haar website. Daarnaast moeten nog een aantal andere gegevens worden gepubliceerd. Deze zijn hier na te lezen. Je Alfa adviseur kan je hierbij ondersteunen.

Tip 1: Ingehouden dividendbelasting terugvragen

Van oorsprong zullen de meeste stichtingen om risico-overwegingen hun vermogen op de bank hebben staan. Momenteel is er sprake van beperkte rente als het vermogen op de bank al meer dan 100.000 euro is. Stichtingen gaan daarom nu zoeken naar alternatieve beleggingen en wellicht meer in aandelen beleggen. Als er dan dividend wordt uitgekeerd op die aandelen, wordt standaard vijftien procent dividendbelasting ingehouden. Als je organisatie niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, kun je de ingehouden dividendbelasting terugvragen bij de Belastingdienst via deze procedure. Bij een jaarlijks dividend van 10.000 euro kun je hiermee 1500 euro ingehouden dividendbelasting terugkrijgen.

Tip 2: Energiekosten? Dan energiebelasting terugvragen

Als de instelling een pand in gebruik heeft en energie verbruikt, staat op de energienota ook energiebelasting vermeld. ANBI’s en andere bepaalde instellingen kunnen dan vijftig procent van de energiebelasting terugvragen. Afhankelijk van de energienota kan per jaar wel honderden tot misschien wel duizenden euro’s aan energiebelasting worden teruggevraagd.  

Tip 3: Check de ANBI-status

Op de site van de belastingdienst kan je zoeken of jouw organisatie ook een ANBI is, sinds wanneer en of zij ook een culturele ANBI zijn. Ook vind je welke organisaties in jouw woonplaats allemaal de ANBI-status hebben. Let op, op deze site wordt het huidige adres van de ANBI aangehouden als woonplaats. Bij bestuurswisselingen kan een ANBI in een bepaalde plaats niet meer zichtbaar zijn. Veelal is dit het woonadres van de secretaris.

Tip 4: Bezig met cultuur? Probeer een culturele ANBI te worden

Als een ANBI een culturele instelling is, kan deze de status ‘culturele ANBI’ krijgen. Om als culturele ANBI te worden aangemerkt moet de instelling voor minstens negentig procent actief zijn op cultureel gebied. Donateurs van culturele ANBI’s hebben een extra belastingvoordeel, omdat voor hen een giftenaftrek geldt van het bedrag van de gift, vermenigvuldigd met 1,25. Voorbeelden van culturele ANBI’s zijn instellingen die onder andere actief zijn in beeldende kunst, erfgoed (musea, historische verenigingen), dans, film, en theater. Je bent als organisatie dus ‘aantrekkelijker’ met een culturele status. Deze kan je aanvragen bij de Belastingdienst.

Verslaggeving

Op stichtingen en verenigingen is normaal gesproken Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. Dit geldt echter niet voor commerciële stichtingen, maar daar gaat dit artikel niet over. Wettelijk gezien geldt voor stichtingen en verenigingen zonder winststreven alleen de algemeen geldende verplichting een administratie te voeren en jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten op te stellen.

De jaarrekening van een ozw (Organisatie zonder winststreven) wordt meestal opgesteld voor het maatschappelijk verkeer (donateurs e.d.). Daarom is het van groot belang dat de organisatie op een transparante en verantwoorde wijze verslag doet van haar financiële activiteiten door de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ) te volgen. Deze richtlijnen zijn: 

  1. RJ 640 (Organisaties zonder winststreven, algemene bepalingen voor alle ozw’s)
    Algemene richtlijn, bij baten vanaf 500.000 euro per jaar

En meer specifiek:

  1. RJK C1 (Kleine Organisaties zonder winststreven, geen fondsenwervende organisatie)
    Waarde van de activa minder dan 6.000.000 euro
    Baten per jaar niet meer dan 12.000.000 euro
    Gemiddeld aantal werknemers minder dan 50
     
  2. RJ 650 (Fondsenwervende instellingen, specifieke bepalingen voor de verslaggeving)
    Bijvoorbeeld specifieke regels omtrent de ontvangen baten (van particulieren, bedrijven, loterij-organisaties, subsidies e.d.)
    Baten vanaf 500.000 euro per jaar
     
  3. RJK C2 (Kleine fondsenwervende organisaties)
    Baten per jaar niet meer dan 500.000 euro

De financiële verantwoording van een stichting bestaat uit minimaal een balans en een staat van baten en lasten, beiden met vergelijkende cijfers van het vorige boekjaar en de toelichting daarop. Daarnaast is het opnemen van het bestuursverslag en een begroting meestal een verplichting die volgt uit de statuten van de stichting en die ook opgenomen dient te worden volgens bovenstaande richtlijnen. Het naleven van verslaggevingsvoorschriften is essentieel voor stichtingen om vertrouwen te wekken bij donateurs, subsidieverstrekkers en andere belanghebbenden. RJ640, RJ650, RJK C1 en RJK C2 bieden passende richtlijnen voor stichtingen van verschillende omvang en complexiteit. Door deze voorschriften nauwgezet te volgen, kunnen stichtingen niet alleen aan hun wettelijke verplichtingen voldoen, maar ook een helder en transparant beeld schetsen van hun financiële situatie en activiteiten. Het is raadzaam voor stichtingen om regelmatig de richtlijnen te raadplegen en zo nodig professioneel advies in te winnen om ervoor te zorgen dat ze op de juiste wijze verslag doen.

Tip vijf: Beoordeel of je de juiste Richtlijn toepast.

In de praktijk komt het wel eens voor dat RJ640 wordt toegepast, terwijl ook RJK C1 toegestaan is. RJ640 stelt zwaardere eisen aan het bestuursverslag dan RJK C1, dus wellicht is daarom een stelselwijziging naar RJK C1 te overwegen. Bij kleinere anbi is het te overwegen om de reguliere Richtlijen van de Jaarverslaggeving toe te passen, omdat voorgaande richtlijnen behoorlijke eisen stellen aan het opstellen van het jaarverslag.

Resultaatbepaling versus resultaatbestemming

De algemene regel is dat alle baten en lasten in de staat van baten en lasten verantwoordt worden. Nog niet bestede bedragen worden via de resultaatbestemming toegevoegd aan een bestemmingsfonds, een bestemmingsreserve of de algemene reserve. Het is niet toegestaan om ontvangsten rechtstreeks toe te voegen aan het eigen vermogen en gemaakte kosten rechtstreeks in mindering te brengen op het eigen vermogen. De baten en lasten van alle activiteiten van de stichting moeten zichtbaar zijn in de staat van baten en lasten.

Bestemmingsfonds versus Bestemmingsreserve

Een deel van het eigen vermogen kan zijn afgezonderd omdat daaraan een beperkte bestedingsmogelijkheid is gegeven dan gezien de doelstelling van de organisatie zou zijn toegestaan en deze beperking door derden is aangebracht. Een grote donateur kan bijvoorbeeld eisen dat zijn schenking alleen bestemd is voor doel X. Dit bedrag wordt dan toegevoegd aan een bestemmingsfonds.

Als de beperking niet door derden, maar door het bestuur zelf is aangebracht, dan wordt het afgezonderde deel aangeduid als bestemmingsreserve. Er kan bijvoorbeeld een bestemmingsreserve gevormd worden voor toekomstige grote investeringen als er een concreet investeringsvoornemen is.  

Let op: zowel het bestemmingsfonds als de bestemmingsreserve zijn onderdeel van het eigen vermogen en geen voorzieningen. Bij de resultaatbestemming vinden toevoegingen en onttrekkingen aan de bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen plaats.

Tip zes: Werk met bestemmingsreserves

Door een deel van het resultaat toe te voegen aan een bestemmingsreserve ontstaat er een beter beeld van de overige (en vrije) reserves die de organisatie tot zijn beschikking heeft. Hierdoor kan je laten zien aan het maatschappelijk verkeer dat een deel van het eigen vermogen op termijn weer uit de organisatie vloeit.

Tip zeven: Werk met een continuïteitsreserve

Een continuïteitsreserve is een reserve die gevormd kan worden om financieel in staat te zijn om de activiteiten van de stichting voort te zetten als de inkomsten wegvallen. De hoogte van deze Continuïteitsreserve mag maximaal anderhalf keer de jaarlijkse exploitatiekosten bedragen volgens de norm van Goede Doelen Nederland. Voordeel van het werken met deze reserve is dat je laat zien aan het maatschappelijk verkeer dat je een verstandig financieel beleid voert, waarbij je de vrije reserves beperkt. Anders zou de indruk gewekt kunnen worden dat de stichting al voldoende eigen vermogen heeft, waardoor er minder donaties ontvangen worden.

(Bron: Alfa, aangepast)

Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Categories: Nieuws, Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Vanaf 2023 is de bekostiging vereenvoudigd. Om besturen te laten wennen aan de nieuwe budgetten, is er een overgangsregeling voor de jaren 2023 tot en met 2025. Voor besturen met grote leerlingenmutaties blijkt deze overgangsregeling echter een onbedoeld effect te hebben. Als dit onbedoelde effect forse negatieve gevolgen heeft voor een bestuur, ontvangt het hiervoor in 2024  aanvullende bekostiging.

Alleen besturen waarvoor de overgangsbekostiging in 2024 lager is dan in 2023, komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging. Daarbij gelden de volgende grenzen:

  • Het negatieve verschil moet meer dan 1% van de bekostiging bedragen waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd;
  • Het negatieve verschil in overgangsbekostiging moet groter zijn dan €25.000.

De hoogte van de aanvullende bekostiging is gelijk aan het verschil van de overgangsbekostiging in 2023 en in  2024 min 1% van de totale bekostiging waarop de overgangsbekostiging voor 2024 is gebaseerd. Besturen waarbij het negatieve verschil minder dan 1% bedraagt van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, ontvangen geen aanvullende bekostiging. Dit omdat we ervan uitgaan dat schoolbesturen een verschil dat kleiner is dan 1% van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, kunnen opvangen binnen hun bekostiging.

Aanvullende bekostiging voor 34 schoolbesturen

Er zijn 34 besturen die op basis van deze regeling aanvullende bekostiging ontvangen. Zij ontvangen deze aanvullende bekostiging vanaf januari 2024 in 12 maandelijkse termijnen. De aanvullende bekostiging is bedoeld voor kalenderjaar 2024. Voor kalenderjaar 2025 wordt nog bezien of een aanvullende bekostigingsregeling nodig is.

De effecten ontstaan op schoolniveau door grote leerlingenmutaties. De aanvullende bekostiging vindt echter plaats op bestuursniveau. We gaan  ervanuit dat de effecten op schoolniveau binnen een bestuur onderling kunnen worden opgelost. Onbedoelde positieve effecten in de overgangsbekostiging  worden niet gecorrigeerd.

(Bron: ministerie van OCW)

Uitbreiding signaleringswaarden financieel toezicht onderwijsinstellingen

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Uitbreiding signaleringswaarden financieel toezicht onderwijsinstellingen

Voor het toezicht op financiële risico’s hanteert de onderwijsinspectie al enige tijd verschillende kengetallen. Voor deze kengetallen zijn signaleringswaarden bepaald. Om de jaarrekeningen over 2022 te beoordelen, zijn door de Onderwijsinspectie de kengetallen voor de liquiditeit uitgebreid. De bestaande differentiatie naar de omvang van de instelling is uitgebreid met de categorie ‘grootste instellingen’. Voor deze instellingen geldt een signaleringswaarde voor de liquiditeit (vlottende activa / vlottende passiva) van 0,5. Hieronder ziet u een overzicht van deze nieuwe signaleringswaarde:

Wat houdt klein, middel, groot en grootste in:

Kleine instellingen: betreft besturen met totale baten minder dan € 3 miljoen

Middelgrote instellingen: besturen met totale baten tussen € 3 en € 12 miljoen

Grote instellingen: besturen met totale baten tussen € 12 en € 25 miljoen

Grootste instellingen: besturen met totale baten meer dan € 25 miljoen

Deze signaleringswaarden zijn gericht op de detectie van financiële risico’s. Daarnaast wordt het kengetal gebruikt voor mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen gebruikt. Omdat dit kengetal niet gebruikt wordt voor het toezicht op risico’s, maar voor het toezicht op te hoge vermogensvorming, maakt deze geen deel uit van dit kader.

(Bron: Van Ree)

Effecten CAO PO en VO voor de jaarrekening 2023

Categories: Geen categorie, Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Effecten CAO PO en VO voor de jaarrekening 2023

In de CAO akkoorden zijn de gevolgen van de inflatie goed zichtbaar. In het Primair en Voortgezet Onderwijs gaat het om met name:

  • de salarisverhoging van 10% per 1 juli 2023 en
  • een eenmalige uitkering per november 2023.

Deze salarisaanpassing en de toelage zijn pensioengevend. U vraagt zich daarom mogelijk af of u in de jaarrekening rekening moet houden met hogere reserveringen. Bijvoorbeeld door een reservering voor pensioenlasten op te nemen.

Pensioenuitvoerder

Voor het antwoord is de werkwijze van de pensioenuitvoerder (ABP) van belang. Hun uitleg:

  • We gaan voor uw pensioenopbouw uit van uw pensioengevend inkomen per 1 januari of van het moment dat u in dienst trad.
  • Een tussentijdse salarisverhoging of –verlaging telt mee voor het volgende jaar.
  • Als uw salaris hoger of lager wordt door een andere deeltijdfactor houden we daar rekening mee vanaf de datum van die wijziging.

De premie die u als werkgever over het jaar 2023 betaalt bestaat uit “premie-% x pensioengrondslag”. De pensioengrondslag betreft het vaste salaris per 1 januari 2023 en de tussentijdse verhogingen van 2022. De verhogingen van 2023 tellen mee in de grondslag van 2024.

Pensioenpremie

Hierdoor zou u kunnen denken, dat in nieuwe jaar pensioenpremie betaald zal gaan worden op basis van de salarisverhogingen in 2023. Zodat deze alvast in de jaarrekening gereserveerd zouden moeten worden. Dit is echter niet het geval. Wanneer u de over 2023 berekende pensioenpremie (volgens de beschreven ABP berekeningsmethodiek) heeft voldaan, heeft u geen resterende verplichtingen meer over het verslagjaar 2023. Dus dient er ook geen verplichting in de balans te worden opgenomen. Het gegeven dat in de pensioengrondslag 2024 de tussentijdse verhogingen van 2023 meegenomen worden, is hierop niet van invloed.

(Bron: Van Ree)

Korting samenwerkingsverbanden bekend gemaakt

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Korting samenwerkingsverbanden bekend gemaakt

OCW heeft de hoogte van de korting op samenwerkingsverbanden met mogelijke bovenmatig publiek eigen vermogen gepubliceerd. In de definitieve regeling bekostiging 2023 is de verlaging van het bedrag per leerling voor zware ondersteuning verwerkt. Eerder had de minister al bekend gemaakt op welke manier ze de samenwerkingsverbanden met bovenmatig eigen vermogen gaat korten

De korting bedraagt:

  • In het primair onderwijs: € 13,50 per leerling (teldatum 1 februari 2022)
  • In het voortgezet onderwijs: € 12,50 per leerling (teldatum 1 oktober 2022).

Het bedrag per leerling voor de bekostiging van de zware ondersteuning bedraagt nu € 477,27 per leerling in primair onderwijs en € 781,39 in het voortgezet onderwijs. 

Compensatie

De samenwerkingsverbanden zonder bovenmatig eigen vermogen krijgen aanvullende bekostiging van het bedrag per leerling voor zware ondersteuning. De hoogte van de compensatie verschilt per samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden die door de korting onder de signaleringswaarde van het bovenmatige eigen vermogen komen, worden gecompenseerd tot maximaal deze signaleringswaarde.

De verwerking van korting en compensatie lopen gelijk verdeeld over de maanden oktober tot en met december 2023.

(Bron: PO-Raad)

Vernieuwd model berekening voorziening groot onderhoud gepubliceerd

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Vernieuwd model berekening voorziening groot onderhoud gepubliceerd

Een vernieuwd model voor de berekening voorziening groot onderhoud conform de richtlijnen voor de jaarverslaggeving is gepubliceerd. Het model is te vinden in de toolbox Verwerking kosten groot onderhoud in jaarrekening per 2024Om het model goed te kunnen gebruiken, is het belangrijk om eerst de toelichting (op het eerste tabblad) goed door te lezen.

De PO-Raad heeft eerder een model gepubliceerd voor de berekening van de voorziening groot onderhoud. Daar bleken echter nog details in te zitten die niet volledig overeenkwamen met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Daarom is er nu een vernieuwd model.

De voorschriften voor het verwerken van de kosten van het groot onderhoud in de jaarrekening veranderen per 1 januari 2024. De meeste schoolorganisaties zullen daardoor een keuze moeten maken voor het verwerken van de kosten van groot onderhoud: activeren of het vormen van een voorziening. Als wordt gekozen voor de voorziening, dan moet deze veelal op een andere wijze worden vastgesteld, dan schoolorganisaties tot nu toe altijd deden. PO-Raad en VO-raad ondersteunen schoolorganisaties bij de keuzes die gemaakt moeten worden met informatie en tools. 

(Bron: PO-Raad)

OCW gaat in gesprek over jaarverslaggeving

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor OCW gaat in gesprek over jaarverslaggeving

In november en december start het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de Verantwoordingsronde 2023. Dit is een reeks bijeenkomsten op verschillende plaatsen in het land om ontwikkelingen rondom de jaarverslaggeving toe te lichten. Onderwijsinstellingen, bestuursleden, toezichthouders, controllers, accountants, administrateurs, financials en andere geïnteresseerden zijn van harte uitgenodigd voor de bijeenkomsten.

De Verantwoordingsronde typeert zich door het interactieve karakter waarbij veel ruimte is voor het geven van input en het uitwisselen van gedachtes in een informele sfeer. Tijdens de bijeenkomsten gaan verschillende experts in gesprek over verantwoordingsthematieken en verslaggevingsactualiteiten. Denk hierbij aan duurzaamheidsinformatie (n.a.v. CSRD), voorziening groot onderhoud, programma Samen Verantwoorden, project compact bestuursverslag, de Kamerbrief Financiële Positie Onderwijs en meer.

De bijeenkomsten vinden op verschillende plekken in het land plaats en zijn niet online. OCW doet achteraf wel verslag van de bijenkomsten via de nieuwsbrief jaarverslaggeving onderwijs.

De planning is als volgt:

  • Donderdag 16 november: Groningen
  • Dinsdag 21 november: Wageningen
  •  Donderdag 23 november: Breda
  • Donderdag 30 november: Roermond
  • Donderdag 7 december: Den Haag

Je kunt je nu aanmelden voor een datum/stad. De exacte locaties en programmaonderdelen worden in november bekend gemaakt. Houdt er in ieder geval rekening mee dat het programma een hele dag zal beslaan, van 9:30 tot 15:00 uur.

Heb je in de tussentijd vragen, dan kun je mailen naar de organisatie via jaarverslaggeving@minocw.nl.

(PO-Raad)

Eerste regeling bekostiging 2024 gepubliceerd

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Eerste regeling bekostiging 2024 gepubliceerd

In de eerste regeling bekostiging 2024 is de prijsbijstelling 2024 verwerkt. Deze indexatie voor het prijsgevoelig deel van de bekostiging is vastgesteld op -0,14%. De bekostiging is hierdoor aangepast met -0,0152% (10,85% * -0,14%) ten opzichte van de definitief vastgestelde regeling bekostiging 2023. Een licht negatieve bijstelling dus. De nieuwe bekostigingsbedragen zijn verwerkt in het Model bekostiging 2024 in de toolbox.

De negatieve prijsbijstelling komt vreemd over, omdat de prijzen in 2024 door inflatie waarschijnlijk zullen stijgen. Het is echter wel te verklaren vanuit de indexatiesystematiek. Hierbij wordt jaarlijks gekeken naar een periode van 3 jaar, waarbij eerdere schattingen worden aangepast op de meeste recente indexcijfers van het CPB. De prijsbijstelling 2024 is gebaseerd op de werkelijke prijsontwikkeling in 2022, de geactualiseerde prijsontwikkeling in 2023 en de verwachte prijsontwikkeling van 2024. De prijsbijstelling 2024 is dus negatief, doordat prognoses in de prijsbijstelling 2023 te hoog blijken te zijn.  

Grafiek

Zoals eerder aangekondigd wordt de bekostiging ‘Professionalisering en begeleiding starters en schoolleiding in 2024 gecontinueerd. Per 2025 zal een deel van deze middelen worden uitgekeerd aan de Onderwijsregio’s, hierover wordt in de loop van 2024 een besluitgenomen. De PO-Raad heeft zich hard gemaakt dat het budget dat hiermee jaarlijks is gemoeid (€100 per leerling) structureel beschikbaar blijft voor de sector. En dat schoolbesturen zelf, gezamenlijk regie moeten kunnen blijven voeren over de besteding van deze middelen. Zo wordt de ruimte behouden om succesvol strategisch personeelsbeleid van de schoolbesturen te laten continueren.  

Naast een jaarlijkse prijsbijstelling is er ook een jaarlijkse loonbijstelling. Deze indexatie van het loongevoelig deel bekostiging 2024, zal worden verwerkt in de definitieve regeling bekostiging 2024 die in september 2024 wordt verwacht. De verwachte toename in de bekostigingsbedragen op basis van de loonbijstelling, is al voor een aanzienlijk deel ingezet in de cao primair onderwijs 2023/2024 die loopt tot en met september 2024.   

(Bron: PO-raad)