Elke werkgever moet bij het bepalen van de te betalen werkgeversheffing Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen rekening houden met een maximumloon. Ook UWV hanteert een maximumloon voor de hoogte van uitkeringen. Deze bedragen zijn echter nét niet hetzelfde…
Voor werknemers die een UWV-uitkering krijgen, bijvoorbeeld bij werkloosheid (WW), ziekte (ZW), arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA) of vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof (WAZO), hangt de hoogte van die uitkering af van het type uitkering en van het loon dat de werknemer verdiende vóór hij die uitkering kreeg. UWV hanteert hierbij wel een bovengrens. De uitkeringsinstantie betaalt namelijk nooit méér uit dan het zogeheten maximumdagloon, dat voor de eerste helft van 2018 € 209,26 bedraagt. Op jaarbasis is dat € 54.616,86.
Nooit meer afdragen dan over het maximumpremieloon
Dit bedrag lijkt – niet toevallig – op het maximumpremieloon dat de werkgever moet hanteren bij het bepalen van de verschuldigde premies werknemersverzekeringen. De werkgever hoeft via de loonaangifte maar premies te betalen over het loon van de werknemer tot deze bovengrens. Het maximumpremieloon bedraagt in 2018 € 54.614. Exact dezelfde regels en maximumbedragen gelden voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW).
Verschillend aantal werkdagen als uitgangspunt
Ook al is het jaarbedrag voor het maximumbijdrage- en -premieloon een kleine € 3 lager dan het maximumdagloon dat UWV aanhoudt, toch is het op dagbasis net iets hoger. In 2018 bedraagt het maximumpremieloon namelijk € 210,05. Dit komt voort uit een verschillend aantal werkdagen waarmee gerekend wordt. Voor het maximumpremie- en -bijdrageloon wordt gerekend met 260 werkdagen per jaar en voor het maximumdagloon met 261 werkdagen.
Een tweede verschil is dat het maximumdagloon altijd per 1 januari en 1 juli wordt aangepast aan de stijging van het wettelijk minimumloon, terwijl het maximumpremieloon alleen met ingang van een nieuw kalenderjaar opnieuw wordt bepaald.
(Bron: Rendement)