All posts in Kennisbank

Algemene voorwaarden worden vaak uitgedrukt in verschillende benamingen, zoals: standaardvoorwaarden, inkoopvoorwaarden, leveringsvoorwaarden, branchevoorwaarden en servicevoorwaarden. Algemene voorwaarden leveren een essentiële bijdrage, maar dan moet wel voldaan zijn aan alle daarvoor geldende wet- en regelgeving. Als dat namelijk niet het geval is, dan loopt u het risico dat ze onverwachts niet van toepassing zijn. Verder wilt u voorkomen dat de algemene voorwaarden van de wederpartij van toepassing zijn.

Van toepassing verklaren algemene voorwaarden

Voor een rechtsgeldig beroep op uw algemene voorwaarden, is vereist dat deze op de juiste wijze van toepassing worden verklaard. Dit kan redelijk eenvoudig door naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden te verwijzen in uw offertes en contracten. Let wel, het enkel afdrukken van de algemene voorwaarden op de achterzijde van een offerte is niet voldoende. Belangrijk is dat de algemene voorwaarden uitdrukkelijk van toepassing worden verklaard op de offerte of het contract. Dit kan bijvoorbeeld door het opnemen van een zinsnede waarin de algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard op de offerte en/of opdracht. Dit dient te gebeuren voordat de overeenkomst tot stand komt. In de praktijk zien we helaas dat vaak in de facturen voor het eerst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen; dit is in de regel te laat.

Mocht uw onderneming meerdere soorten algemene voorwaarden hanteren, dan is het belangrijk dat u aangeeft welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. Indien uw onderneming meerdere prestaties levert, zult u per prestatie moeten specificeren welke algemene voorwaarden van toepassing zijn.

Voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niet vereist dat de andere partij bekend was met de inhoud daarvan. Het is voldoende dat deze weet of behoort te weten dat de algemene voorwaarden onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Zo kan een wederpartij gebonden raken aan algemene voorwaarden zonder dat deze daaraan gebonden is.

Algemene voorwaarden van de andere contractspartij

Wordt u met de algemene voorwaarden van de andere contractspartij geconfronteerd? Naar Nederlands recht geldt dat de algemene voorwaarden van de partij die er als eerst naar verwijst van toepassing zijn (“First shot theorie”). Belangrijk is dan dat u de algemene voorwaarden van de wederpartij meteen van de hand wijst. Dit doet u door duidelijk kenbaar te maken dat slechts uw algemene voorwaarden van toepassing zijn. Het slechts daaropvolgend verwijzen naar uw eigen algemene voorwaarden is niet voldoende. In dat geval blijven namelijk de algemene voorwaarden van de andere partij van toepassing.

Informatieplicht

Algemene voorwaarden zijn snel van toepassing. Echter, hier tegenover staat wel een strikte informatieplicht. Deze informatieplicht houdt in dat de gebruiker van algemene voorwaarden aan de andere partij een redelijke mogelijkheid moet bieden om vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst kennis te nemen van de inhoud daarvan.

In beginsel dienen de algemene woorden ter hand te worden gesteld. Dit kan door deze feitelijk te overhandigen of deze als bijlage bij de betreffende offerte of het contract te voegen. De algemene voorwaarden mogen ook als pdf-bestand via de elektronische weg (lees: per e-mail) worden gezonden, mits de wederpartij daarmee expliciet heeft ingestemd. Instemming van de wederpartij is overigens niet vereist als eveneens de offerte c.q. het contract via de elektronische weg worden toegezonden. Hierbij is wel belangrijk dat de algemene voorwaarden door de wederpartij moeten kunnen worden opgeslagen, zodat deze op een later moment kunnen worden geraadpleegd.

Uitzondering: de informatieplicht voor dienstverrichters

Voor dienstverrichters geldt een uitzondering. Meer specifiek geldt hiervoor een lichter regime. De dienstverrichter kan namelijk uit vier mogelijkheden kiezen waarop deze de algemene voorwaarden wenst te verstrekken. Zo kan de dienstverrichter bijvoorbeeld volstaan met het verwijzen naar de website waarop de algemene voorwaarden te vinden zijn.

Sanctie

Als uw onderneming niet aan de informatieverplichting heeft voldaan, dan zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar. Kort gezegd, houdt dit in dat de wederpartij de algemene voorwaarden van tafel kan vegen en u daarop niet langer een beroep kunt doen.

(Bron: Koenen en co)

Heeft u een vragenlijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ontvangen? Voor de meeste vragenlijsten geldt dat u verplicht bent deze in te vullen. U leest dit in de begeleidende brief bij de vragenlijst.

Waarom ontvangt u deze vragenlijst?

Het CBS gebruikt uw bedrijfsgegevens voor het in kaart brengen van bijvoorbeeld de economische groei, prijsontwikkelingen, investeringen, omzetten en de werkgelegenheid. Daar waar mogelijk maakt het CBS hiervoor gebruik van gegevens die al bekend zijn bij (overheids-)instanties zoals de Belastingdienst. Als die informatie niet voldoende is, kan het CBS u verzoeken om een vragenlijst in te vullen.

Wettelijke verplichting

Als ondernemer bent u wettelijk verplicht de vragenlijst van het CBS binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. Beantwoordt u de vragenlijst van het CBS niet, dan ontvangt u een herinnering met de vraag om de gegevens met spoed op te sturen. Stuurt u de ingevulde vragenlijst vervolgens niet binnen de gestelde termijn retour? Dan dwingt het CBS dit af via een zogenaamde last onder dwangsom. U krijgt dan de kans om de vragenlijst alsnog te beantwoorden. Doet u dit niet binnen veertien dagen? Dan moet u een dwangsom betalen.

Dwangsom en boete

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van:

  • de omvang van uw onderneming;
  • de periode waarop de gevraagde gegevens betrekking hebben;
  • uw responsgedrag.

De hoogte van een dwangsom kan oplopen tot € 16.000. In bijzondere gevallen bedraagt de dwangsom zelfs € 500.000.

Bij een tweede of volgende overtreding(en) kan het CBS u naast het opleggen van een dwangsom ook bestraffen met een boete. Deze kan oplopen tot maximaal € 5.000.

Let op: het ontvangen en betalen van een last onder dwangsom of een boete ontslaat u niet van de verplichting om de vragenlijst te beantwoorden.

Bezwaar

Bent u het niet eens met een opgelegde sanctie, dan kunt u bezwaar maken bij de directeur-generaal van het CBS. Wijst deze uw bezwaar af? Dan heeft u de mogelijkheid om naar de rechter te stappen.

Hoe gebruikt het CBS uw gegevens?

Het CBS mag uw informatie alleen gebruiken om statistieken te maken. Het CBS mag uw gegevens dus niet aan anderen geven. Ook zijn uw gegevens niet te herkennen in de resultaten, rapporten en artikelen van het CBS.

(Bron: Abab)

Als we kijken naar de aanwezigheid van een set algemene voorwaarden zit dat vaak wel goed. Als we vervolgens kijken naar het toepassen van deze algemene voorwaarden moeten we concluderen dat dit in de praktijk helaas nog wel eens misgaat. Dat resulteert voor de ondernemer dikwijls in het achterblijven met lege handen.

In dit artikel daarom in een notendop hoe je op de juiste wijze je algemene voorwaarden gebruikt en welke aandachtspunten daarbij van belang zijn.

Al is de inhoud van je algemene voorwaarden nog zo mooi, je hebt er niets aan als blijkt dat ze niet van toepassing zijn. Om ervoor te zorgen dat dit wel zo is zijn er grofweg drie zaken waarmee rekening gehouden dient te worden, namelijk
1) dat de algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard
2) dat de voorwaarden ter hand worden gesteld en
3) dat je moet weten wie je wederpartij is.

Deze zaken zullen in dit artikel worden toegelicht. Tot slot wordt aandacht besteed aan het voordeel dat je hebt als vorenstaande stappen succesvol zijn uitgevoerd.

Je algemene voorwaarden van toepassing verklaren

De toepassingsverklaring is een relatief eenvoudige hindernis. Op de overeenkomst of offerte dien je als gebruiker van de algemene voorwaarden duidelijk te maken dat deze van toepassing zijn. Het is daarbij wel belangrijk dat deze verklaring plaatsvindt uiterlijk bij de totstandkoming van de overeenkomst. Doe dit, indien mogelijk, schriftelijk zodat achteraf aantoonbaar is dat de wederpartij de toepasselijkheidsverklaring heeft gelezen of had kunnen lezen. Denk bijvoorbeeld aan een handtekening onder een contract waarin de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is benoemd.

De terhandstelling van de voorwaarden

De wet vereist naast de toepassingsverklaring dat de wederpartij een redelijke mogelijkheid is geboden om kennis te nemen van de voorwaarden. Of de klant deze voorwaarden ook daadwerkelijk heeft gelezen is irrelevant. Wederom geldt het moment van de totstandkoming van de overeenkomst als laatste mogelijkheid om de algemene voorwaarden te presenteren oftewel ‘ter hand te stellen’.

Hoe invulling wordt gegeven aan dit criterium verschilt per onderneming, maar in het merendeel van de gevallen worden de algemene voorwaarden digitaal meegestuurd of wordt verwezen naar de digitale vindplaats.

Een vraag die vaak gesteld wordt: en hoe pak je het dan aan bij een mondeling gesloten overeenkomst? Ook daar heeft de wetgever rekening mee gehouden. Indien een dergelijke situatie zich voordoet dien je de klant voor of bij het sluiten van de overeenkomst te informeren over de mogelijkheid tot latere toezending van de voorwaarden en/of de mogelijkheid tot inzage van de voorwaarden bij de gebruiker (jijzelf), de Kamer van Koophandel en/of bij de rechtbank. Uiteraard moeten de voorwaarden (alvorens de overeenkomst wordt gesloten) ook daadwerkelijk aldaar ter inzage liggen.

Wie is je wederpartij?

Het zal geen verrassing zijn als ik zeg dat een consument meer bescherming geniet dan een zakelijke wederpartij. Dit is niet anders als het gaat om algemene voorwaarden. Dat betekent niet dat het gebruiken van algemene voorwaarden voor consumenten geen zin heeft. Belangrijke zaken zoals afspraken met betrekking tot levering, betalingen maar ook de aansprakelijkheid kunnen voor een groot deel worden ondervangen met goed geformuleerde bepalingen. Indien je als ondernemer overeenkomsten sluit met zowel consumenten als bedrijven is het daarom aan te raden verschillende versies van de algemene voorwaarden op te stellen.

Het onderscheid tussen een klant die handelt in privé of namens een bedrijf is duidelijk. Echter blijft het voor de ondernemer goed opletten. Kleine ondernemingen, zoals eenmanszaken en Vof’s, kunnen soms een beroep doen op het consumentenrecht op basis van de zogenaamde reflexwerking.

Of sprake is van toepassing van deze reflexwerking hangt af van de aard van de overeenkomst en van de hoedanigheid van de onderneming in het economische verkeer. Gaat de eigenaar van de kleine onderneming een overeenkomst aan die niet binnen zijn specialiteit ligt, dan kan eerder een beroep worden gedaan op de reflexwerking. De bakker die meelsoorten inkoopt kan geen beroep op de reflexwerking doen, maar als hij een bedrijfsauto koopt mogelijk wel. Per situatie zal dus bekeken moeten worden of aan de wederpartij de bescherming van het consumentenrecht toekomt.

Bescherming van de onderneming

In een gerechtelijke procedure staat niet zelden de vraag centraal: zijn de algemene voorwaarden van toepassing? Aangezien het juridische kader omtrent de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet berust op zwart-wit regelgeving, bestaat een zekere beoordelingsruimte voor de rechter. De rechtspraak geeft ons daarin een wijze les: indien je kunt aantonen dat de voorwaarden correct van toepassing zijn verklaard en op de juiste manier ter hand zijn gesteld, valt (financieel bezien) een hoop te winnen.

(Bron: Alfa)

Zo voorkomt u naheffing van btw bij de aankoop van onroerend goed

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Zo voorkomt u naheffing van btw bij de aankoop van onroerend goed

Rechtbank Noord-Nederland oordeelde onlangs dat een bv de betaalde btw bij aankoop van een perceel grond niet had mogen aftrekken. Bij aankoop van de grond bestond er geen intentie tot belaste verhuur, ondanks dat deze belaste verhuur later wel plaatsvond.

Btw-aftrek bij investeringsgoederen

Ondernemers mogen onder bepaalde voorwaarden de aan hen in rekening gebrachte btw op investeringsgoederen in aftrek brengen. Zo moeten zij bij aankoop van het investeringsgoed handelen als btw-ondernemer en het goed gebruiken voor een economische activiteit. Ook moeten zij het investeringsgoed binnen die economische activiteit gebruiken voor btw-belaste prestaties. Het gebruik van een investeringsgoed binnen de economische activiteit, maar voor vrijgestelde prestaties, geeft geen recht op aftrek van voorbelasting. Een voorbeeld van een investeringsgoed is een onroerende zaak (zoals in onderstaande zaak), maar het kan ook om een roerende zaak gaan.

De verhuur van een onroerende zaak is wettelijk vrijgesteld van omzetbelasting. Er bestaat dan geen recht op aftrek van voorbelasting. Als verhuurder en huurder daar gezamenlijk voor kiezen en als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, kan de verhuur worden belast met omzetbelasting (belaste verhuur). De verhuur wijzigt dan van een vrijgestelde prestatie (geen aftrek) naar een btw-belaste prestatie (wel aftrek).

Moment van aanvang belaste verhuur

In de praktijk komt het voor dat bij de aankoop van een onroerende zaak de intentie voor het gebruik (waarvoor gaat het goed gebruikt worden?) op het moment van levering niet altijd even duidelijk is. In de zaak die voorlag bij de Rechtbank Noord-Nederland, kocht een bv in 2013 een perceel grond van de gemeente aan. De bv bracht de in rekening gebrachte voorbelasting op de aanschaf van dit perceel van € 74.954, volledig in aftrek. De Belastingdienst verleende deze teruggaaf in eerste instantie ook.  

Op 15 november 2018 sloot de bv vervolgens een huurovereenkomst met een derde. In deze overeenkomst wordt geopteerd voor belaste verhuur. Deze verhuur zou volgens de huurovereenkomst per 1 januari 2014 al zijn aangevangen. Dat de huurovereenkomst pas later werd opgesteld, weet de bv aan een rechtsstrijd. Over 2013 tot en met 2017 gaf de bv (de verhuurder) geen belaste omzet aan in de btw-aangiftes. In 2018 wordt de verhuursom over de verstreken jaren aangegeven.

De Belastingdienst is het niet eens met de eerder verleende teruggaaf en legt een naheffingsaanslag op voor de eerder in aftrek gebrachte btw. Zij is van mening dat het perceel ten tijde van de aankoop niet is gebruikt voor een economische activiteit van de bv, omdat voor de terbeschikkingstelling van het perceel (in eerste instantie) geen vergoeding werd gerekend. Ook stelt zij dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat in 2013 geen btw-belaste verhuur plaatsvond. 

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de bv erin slaagt aannemelijk te maken dat de bv ten tijde van de aankoop de intentie had om het perceel te gaan verhuren. Direct na de aankoop van het perceel zijn aanzienlijke investeringen gedaan om het perceel geschikt te maken voor het voorgenomen gebruik door huurder. Het perceel werd in het voorjaar van 2014 ook daadwerkelijk door huurder in gebruik genomen. In zoverre bestaat dus een recht op aftrek van voorbelasting, nu het perceel als ondernemer is verworven en bestemd is om te worden gebruikt voor een economische activiteit van de bv.

Vervolgens gaat de rechtbank nader in op de omvang van het recht op aftrek van de bv. Hier concludeert zij dat de bv onvoldoende heeft aangetoond dat op het moment van levering de intentie bestond om het perceel btw-belast te verhuren. Daarbij acht zij van belang dat de huurovereenkomst pas in 2018 werd opgesteld, waardoor pas jaren later de intentie tot btw-belaste verhuur bleek en (dus) niet op het moment van verhuur zelf. De gedane investeringen direct na aanschaf van het perceel, hebben geen invloed op dit oordeel. De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd en de rechtbank stelt de Belastingdienst in het gelijk.

(Bron: ABAB)

Wanneer een beoogde activiteit niet doorgaat, blijft de btw-aftrek over het algemeen in stand. Er kunnen echter gevolgen zijn voor het aftrekrecht wanneer u ingekochte goederen of diensten voor een andere activiteit bestemd. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Hof van Justitie. Wat betekent dit voor u als ondernemer?

Btw-aftrek bij voorgenomen activiteit

Maakt u als ondernemer kosten met het oog op het verrichten van een btw-belaste activiteit in de toekomst, dan kunt u de btw op deze gemaakte kosten in aftrek brengen.

Het uitgangspunt is dat dit recht op aftrek van voorbelasting blijft bestaan ingeval een voorgenomen belaste activiteit uiteindelijk niet doorgaat. Wanneer ingekochte goederen of diensten nog niet zijn gebruikt en vervolgens ergens anders voor worden ingezet, kan dit gevolgen hebben voor het recht op aftrek. Indien de ingekochte goederen of diensten in het vervolg bijvoorbeeld worden ingezet voor een vrijgestelde activiteit of een niet-ondernemers activiteit, dan kan het recht op aftrek van voorbelasting vervallen. Een goed voorbeeld hiervan is het recente oordeel van het Hof van Justitie in de zaak Sonaecom.

Praktijkvoorbeeld: zaak Sonaecom

In de zaak Sonaecom gaat het om een holdingmaatschappij, die zich onder andere bezig houdt met het beheer van haar deelnemingen. De holdingmaatschappij is van plan aandelen te kopen in een nieuwe dochtermaatschappij en daarmee te investeren in een nieuwe bedrijfsactiviteit. Zij laat daarvoor marktonderzoek uitvoeren en betaalt hiervoor een provisie aan een investeringsbank in verband met de uitgifte van obligaties. Met de opbrengst, gerealiseerd door de uitgifte van de obligaties, wil de holdingmaatschappij de betreffende aandelen verwerven om vervolgens belaste diensten te leveren aan die nieuwe dochtermaatschappij. Dit vormt voor de btw een belaste activiteit waardoor recht op aftrek van voorbelasting op de gemaakte kosten ontstaat. De verwerving van de aandelen gaat echter niet door en daarom leent de holdingmaatschappij de met de uitgegeven obligaties gerealiseerde opbrengst aan haar moedermaatschappij.

Het Hof van Justitie oordeelt dat de holdingmaatschappij in eerste instantie recht heeft op aftrek van voorbelasting, maar dat het verstrekken van de lening het daadwerkelijk gebruik is van de diensten. Dit is uiteindelijk bepalend voor de mate van aftrek. Omdat dit gebruik is voor vrijgestelde prestaties is de btw niet aftrekbaar.  

(Bron: BDO)

Het coronavirus zorgt ervoor dat veel medewerkers thuis moeten werken. Wat kunt u hierin als werkgever betekenen? Wat moet u regelen en wat zijn de fiscale gevolgen van het thuiswerken? Op deze pagina houden we u up to date.

Apparatuur thuis ter beschikking stellen 

Als werkgever doet u er goed aan apparatuur voor het thuiswerken beschikbaar te stellen. Denk bijvoorbeeld aan een beeldscherm, toetsenbord en muis. Op die manier zorgt u voor een goede werkplek en voorkomt u dat thuiswerkers lichamelijke klachten krijgen door een verkeerde houding. Het is goed om te weten dat vergoedingen, verstrekken en ter beschikking stellen van deze apparatuur gericht zijn vrijgesteld voor de loonheffingen als deze voldoen aan het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium. De voorwaarden zijn als volgt:

  1. De voorziening is naar het redelijke oordeel van u als werkgever noodzakelijk om het werk behoorlijk uit te kunnen voeren;
  2. U als werkgever betaalt de voorziening volledig en berekent de kosten niet door aan de medewerker;
  3. De medewerker moet de voorziening teruggeven of de restwaarde van deze voorziening aan u betalen als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking.

Als de medewerker de voorziening niet teruggeeft of de restwaarde van de voorziening niet aan u betaalt, moet u vanaf het moment dat hij de voorziening niet meer nodig heeft, de restwaarde van de voorziening tot zijn loon rekenen. U mag dit loonbestanddeel ook als eindheffingsloon aanwijzen en opnemen in de vrije ruimte voor de werkkostenregeling.

Arbo-voorzieningen

Het vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen van Arbo-voorzieningen in de werkruimte thuis is gericht vrijgesteld voor de loonheffingen als:

  • die Arbo voorzieningen samenhangen met de verplichtingen van u als werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet;
  • de medewerker die voorzieningen (gedeeltelijk) gebruikt in de werkruimte;
  • de medewerker geen eigen bijdrage voor die voorzieningen betaalt (ook niet via uitruil met brutoloon);
  • de inrichting van de werkruimte thuis voldoet aan de volgende eisen van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Het Arbeidsomstandighedenbesluit houdt het volgende in: de werkruimte van een thuiswerker is zodanig ingericht, dat de medewerker zo veel mogelijk zittend en op een ergonomisch verantwoorde manier zijn werk kan doen. De medewerker heeft hiervoor een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel tot zijn beschikking. In de werkruimte zijn de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig.

Stopzetten kostenvergoedingen

Variabele netto vergoedingen voor reiskosten, bijvoorbeeld op basis van daadwerkelijke werkdagen, moet u zodra de medewerker gaat thuiswerken, stopzetten of bruto uitbetalen.

Vaste netto kostenvergoedingen, waaronder reiskosten, moeten normaal gesproken op den duur stopgezet worden als deze kosten hier niet meer tegenover staan. Indien deze vergoedingen doorlopen en de situatie blijft ongewijzigd, dan wordt deze vergoeding op een bepaald moment loon. 

In dit geval heeft de overheid echter voor de reiskosten toestemming gegeven dat een werkgever voor een vaste reiskostenvergoeding geen gevolgen verbindt aan een wijziging in het reispatroon van een werknemer. De werkgever kan deze goedkeuring ook toepassen voor een vaste reiskostenvergoeding met nacalculatie. Dit betekent dat de werkgever voor deze periode mag blijven uitgaan van de aangenomen feiten waar de vergoeding op gebaseerd is.

(Bron: HLB)

Ondernemers die de tijd rijp vinden om hun IB-onderneming in een B.V. of N.V. in te brengen, kunnen dit doen met of zonder fiscale afrekening. Als de ondernemer fiscaal geruisloos de B.V. in wil, moet hij wel voldoen aan diverse voorwaarden, waaronder een vervreemdingsverbod.

Gefacilieerde inbreng

Zonder fiscale faciliteit zou de inbreng van een eenmanszaak in een B.V. of N.V. als gevolg hebben dat de ondernemer zijn onderneming staakt. In dat geval heft de fiscus over zijn aandeel in de stille en fiscale reserves en goodwill. Wie als ondernemer winst uit onderneming geniet, kan zijn eenmanszaak geruisloos inbrengen in een B.V. of N.V. (voor het gemak spreken we steeds van de B.V.). Geruisloze inbreng van een medegerechtigdheid is ook mogelijk mits deze medegerechtigdheid voor de winstgenieter de rechtstreekse voortzetting vormt van zijn (mede)gerechtigdheid als ondernemer. Maar wie alleen maar winst uit onderneming geniet omdat hij aan een ondernemer een lening verstrekt die fungeert als eigen vermogen, kan geen gebruik maken van de geruisloze inbreng in de B.V.

Geruisloze inbreng vof of maatschap in B.V.

Niet alleen een eenmanszaak, maar ook een vof of een maatschap zijn geruisloos in te brengen in een B.V. Daarbij geldt wel als aanvullende voorwaarde dat de oprichters van de B.V. in eenzelfde verhouding gerechtigd zijn tot het aandelenkapitaal als zij waren tot het vermogen van de ingebrachte vof of maatschap.

Standaardvoorwaarden

De ondernemer moet zijn verzoek om toepassing van de geruisloze omzetting schriftelijk indienen bij de Belastingdienst. In de zogeheten standaardvoorwaarden zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de geruisloze inbreng wordt toegestaan. Als de inspecteur het verzoek inwilligt, doet hij dat bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Hij maakt dan ook de overige voorwaarden kenbaar waaraan de B.V. moet voldoen. De standaardvoorwaarden houden grofweg gezegd het volgende in:

  • De aandeelhouder (de voormalige ondernemer) mag de aandelen in de B.V. niet binnen drie jaar na de geruisloze inbreng vervreemden. Er zijn bepaalde uitzonderingen op dit verbod, bijvoorbeeld bij een aandelenfusie. Daarnaast is er een mogelijkheid tot tegenbewijs.
  • De B.V. treedt voor wat betreft de fiscale winstberekening zo veel mogelijk in de plaats van de ingebrachte IB-onderneming. De B.V. zal daardoor werken met de oude fiscale boekwaarden van de onderneming;
  • Als de onderneming wordt ingebracht in een bestaande B.V., moet bij achterwaartse verliesverrekening een soort winstsplitsing plaatsvinden. Dit om te voorkomen dat bij de verliesverrekening de samenvoeging van de beide ondernemingen materieel terugwerkende kracht heeft;
  • De B.V. mag de inbrengende ondernemer crediteren voor inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen die vóór het overgangstijdstip materieel waren verschuldigd. Daarnaast mag een afrondingscreditering plaatsvinden van 5% het gestorte kapitaal op de aandelen, maar maximaal € 25.000;
  • De ondernemer moet in beginsel bij de oprichting van de B.V. voor 100% in het geplaatste en gestorte kapitaal deelnemen;
  • De aandeelhouder (voormalige ondernemer) stelt de verkrijgingsprijs van zijn aanmerkelijkbelangaandelen op de som van de fiscale boekwaarden van de ingebrachte vermogensbestanddelen. Met deze voorwaarden en het verplicht werken met oude boekwaarden door de bv wisselt de fiscus een IB-claim over box 1 in voor een combinatie van een Vpb-claim en een IB-claim over box 2-inkomsten;
  • De deelnemingsvrijstelling is in beginsel niet toe te passen op positieve voordelen uit een deelneming tot het bedrag waarmee op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van die deelneming de boekwaarde overtrof. Onder bepaalde omstandigheden wordt de bv geacht voordelen uit een deelneming te hebben genoten, bijvoorbeeld bij de vervreemding van een deelneming;
  • De oprichting van de B.V. en de inbreng van de onderneming vinden plaats binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip.
  • De B.V. gaat schriftelijk akkoord met de gestelde voorwaarden en beperkingen

Verplaatsing is niet altijd staking

In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant meende de inspecteur dat een ondernemer ten onrechte de geruisloze inbreng had toegepast in 2010. In 2011 was de man namelijk geëmigreerd naar België. De Belastingdienst stelt dat hij daar een nieuwe onderneming is begonnen na staking van zijn oude onderneming. Maar de man weet aannemelijk te maken dat de onderneming van de B.V. niet is beëindigd. De onderneming omvat namelijk een mobiele kinderboerderij en een veehandel die bestaat uit de doorverkoop van dieren. De aard van deze onderneming brengt mee dat een fysieke locatie nauwelijks is vereist. De emigratie van de man is daarom volgens de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de onderneming van de B.V. is gestaakt.

Reserves die niet geruisloos zijn in te brengen

De volgende reserves zijn niet geruisloos in te brengen in een B.V.:

  • de oudedagsreserve; en
  • de terugkeerreserve in verband met een geruisloze terugkeer uit een bv in het verleden.

Zelfs bij een geruisloze inbreng zal de ondernemer dus moeten afrekenen over deze reserves.

Wie zijn onderneming geruisloost inbrengt, hoeft niet af te rekenen over de stille en fiscale reserves en de goodwill die deel uitmaken van zijn onderneming. Een oudedagsreserve is niet geruisloos in te brengen in een bv. Deze reserve valt dus vrij wanneer de IB-onderneming wordt ingebracht in een bv.

(Bron: Taxence)

Opstellen

Wanneer u voor 1 januari 2018 getrouwd bent zonder het maken van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk zijn.

Wanneer u bent getrouwd na 1 januari 2018 zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in de ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Al uw bezittingen en schulden die u vóór het trouwen heeft, blijven van u in privé. Bezittingen en schulden die u na het trouwen krijgt, zijn van u samen.
Schenkingen of erfenissen die u ontvangt voor en tijdens uw huwelijk vallen in het privévermogen, behalve als de schenker anders heeft bepaald of als de erflater iets anders heeft bepaald in zijn testament.

Schuldeisers kunnen zich verhalen op goederen die in de gemeenschap vallen. Om te voorkomen dat bezittingen en schulden gemeenschappelijk worden kunt u huwelijkse voorwaarden opstellen. Dit kan voor het huwelijk, maar ook als u al getrouwd bent. Als één van de echtgenoten een bedrijf gaat starten, kan dat een reden zijn om later alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen. Dit kan voorkomen dat zakelijke schuldeisers van de ondernemende echtgenoot zich kunnen verhalen op het privévermogen van de niet-ondernemende echtgenoot.

Het naleven van huwelijkse voorwaarden

Veel ondernemers hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij afspreken dat er geen gemeenschap van goederen is.

Dit enerzijds om ervoor te zorgen dat het ondernemingsvermogen beschermd is ingeval van echtscheiding en anderzijds dat het vermogen van de niet-ondernemende echtgenoot beschermd is bij faillissement.
Om er toch voor te zorgen dat de niet-ondernemende echtgenoot meedeelt, wordt deze ‘koude uitsluiting’ regelmatig verzacht door het opnemen van een verrekenbeding.

Er zijn twee soorten verrekenbedingen:

  1.  Het periodiek verrekenbeding
    Bij een periodiek verrekenbeding dienen de echtgenoten jaarlijks onderling, wat er overblijft van ieders inkomen, te verrekenen.
  2. Het finale verrekenbeding
    Dit betekent dat aan het eind van het huwelijk (door echtscheiding en/of overlijden) de waarde van het vermogen geheel of gedeeltelijk wordt verdeeld. Zo kan bij overlijden het volledige vermogen worden verrekend en bij echtscheiding slechts een deel van het vermogen. In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding). In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding).

Wanneer er sprake is van een periodiek verrekenbeding komt het vaak voor dat echtgenoten niet daadwerkelijk jaarlijks verrekenen. De huwelijkse voorwaarden hebben dan niet het gewenste effect:

  1. Wanneer de onderneming dan failliet verklaard wordt zal de niet-ondernemende echtgenoot moeten bewijzen welke goederen privé zijn, om te voorkomen dat deze goederen in de failliete boedel vallen.
    Als er niet daadwerkelijk is verrekend, kan de niet-ondernemende echtgenoot niet bewijzen welk deel hij/zij bezit. Daadwerkelijk verrekenen en een goede administratie waaruit blijkt wie wat bezit zijn dus een vereiste.
  2. Als een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk niet is uitgevoerd, bepaalt de wet dat aan het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend, maar die verrekening is vaak veel verstrekkender. Het kan zijn dat u op een hoger bedrag uit komt, doordat het resultaat dat behaald is met het niet verrekende vermogen dan ook moet worden verrekend.  

Als er sprake is van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding neemt de wet als uitgangspunt dat het totale vermogen dat bij het einde van het huwelijk aanwezig is, geacht wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Indien u niet kunt bewijzen hoe een goed is verkregen (al dan niet met behulp van inkomen), wordt alles dus geacht gemeenschappelijk te zijn (althans de waarde). U rekent dan dus eigenlijk af alsof u in gemeenschap van goederen bent getrouwd.
De huwelijkse voorwaarden werken alleen goed als zij ook worden nageleefd.

Het naleven van het verrekenbeding vergt een juiste administratie en een goede berekening. Flynth kan u dit uit handen nemen.

Vaststellingsovereenkomst

Als u de afgelopen jaren niets heeft verrekend onderling, terwijl u dit wel had moeten doen, kunt u dit nog oplossen door een vaststellingsovereenkomst op te laten stellen. Er kan dan gekozen worden om het te verrekenen bedrag alsnog uit te betalen of om een vordering vast te leggen. Ongewenste gevolgen van het niet-naleven van de huwelijkse voorwaarden kunnen dan alsnog voorkomen worden.

(Bron: Flynth)

De discounted cashflow-methode bij bedrijfswaardering

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, bedrijf kopen of verkopen
Reacties uitgeschakeld voor De discounted cashflow-methode bij bedrijfswaardering

Een waardebepaling van een onderneming wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Zo vormt het ook een belangrijk onderdeel in het proces van aan- of verkoop van een onderneming. Er zijn verschillende manieren om de waarde van de onderneming te bepalen. Wij gebruiken bij voorkeur de zogeheten discounted cashflow-methode (DCF-methode). Deze methode biedt een aantal voordelen ten opzichte van andere waardebepalingsmethodes.

Waardebepaling met de discounted cashflow-methode

Bij de discounted cashflow-methode zijn de vrije toekomstige geldstromen van groot belang. Om de economische waarde van de aandelen van de onderneming te bepalen, worden deze vrije toekomstige geldstromen contant gemaakt tegen een nader vast te stellen vermogenskostenvoet (rendementseis, in procenten). Deze vermogenskostenvoet geeft een juist beeld van de risico’s van de onderneming en daarmee de risico’s van de vrije toekomstige geldstromen. Hoe hoger de risico’s, hoe hoger het percentage dat de ondernemingsrisico’s weergeeft. Een hoger risico bij gelijkblijvende vrije kasstromen resulteert in een lagere waarde. De contante waarde van de onderneming wordt berekend op basis van de vrije toekomstige kasstromen en de vermogenskostenvoet en vervolgens gecorrigeerd voor niet-operationele vorderingen en liquide middelen en de rentedragende schulden.

De voordelen van de DCF-methode

  • Toekomstgericht. Als koper bent u juist geïnteresseerd in de toekomst van het overnameobject, omdat u een bepaald rendement wilt behalen. De koper koopt geen financiële historie. De koper koopt met zijn investering toekomstige geldstromen.
  • De discounted cashflow-methode werkt met geldstromen. Niet de boekhoudkundige winst, maar cash is het uitgangspunt. En wordt rekening gehouden met toekomstige investeringen en mutaties in het werkkapitaal.

De nadelen van de DCF-methode

Ook de discounted cashflow-methode kent nadelen, namelijk dat wordt:

  • gewerkt met een meerjarenbegroting. De toekomst voorspellen blijft een lastige zaak.
  • uitgegaan van de premisse van eeuwigdurende onderneming, terwijl de huidige (economische) dynamiek anders is dan jaren geleden.
  • bepaald hoe hoog de vermogenskostenvoet is, terwijl de bepaling van de risico’s van de onderneming behoorlijk subjectief is.

Om een investeringsbeslissing te nemen wilt u vanuit de financiële invalshoek weten of de netto contante waarde van de investering op het investeringsmoment groter is dan nul. Hiervoor maakt u de toekomstige kasstromen contant naar het moment waarop u de investering wilt doen. Hiervoor wordt de discounted cash flow methode gebruikt. De uitkomst vergelijkt u met uw initiële investering.

(Bron: ABAB)

Belastingplichtigen in de inkomstenbelasting met een wisselend inkomen, kunnen ‘middeling’ aanvragen bij de Belastingdienst.

Middelingsregeling

Middeling is lucratief bij sterk wisselende inkomsten in box 1, bijvoorbeeld bij een variërende winst. Bij middeling wordt de verschuldigde belasting berekend alsof de inkomsten over drie achtereenvolgende jaren gelijkmatig zijn verkregen. Op deze manier is minder belasting verschuldigd, omdat op deze manier de progressie van het belastingtarief gedeeltelijk kan worden ontgaan.

Voorbeeld

Een inkomen in box 1 dat over de periode 2015 t/m 2017 bijvoorbeeld €20.000, €20.000 en €140.000 bedraagt, wordt voor €5.661 zwaarder belast dan wanneer het inkomen over deze jaren iedere keer €60.000 zou hebben bedragen. Het verschil kan via middeling worden teruggekregen, op een drempel van €545 na. In bovenstaand voorbeeld levert middeling dus €5.661 -/- €545, ofwel €5.116 op.