All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, juridisch, diversen

Eigenaren van zonnepanelen kunnen nu hun opgewekte energie nog salderen met de afgenomen energie. De Tweede Kamer stemde echter in met het vanaf 2025 afbouwen en het vanaf 2031 volledig afschaffen van de salderingsregeling op zonne-energie.

Eerste kamer

Of de salderingsregeling ook daadwerkelijk wordt afgeschaft, hangt af van de Eerste Kamer, die ook nog met het voorstel moet instemmen. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de vergoeding voor aan de energieleverancier geleverde stroom die niet gesaldeerd wordt, tot 2027 minimaal 80% van het leveringstarief (exclusief belastingen en heffingen) bedraagt dat de eigenaar van de zonnepanelen afspreekt met de energieleverancier. Vanaf 2027 stelt de minister op basis van advies van de Autoriteit Consumenten & Markt (ACM) iedere twee jaar de minimale vergoeding vast.

(Bron: Van Oers)

Heeft u een vragenlijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ontvangen? Voor de meeste vragenlijsten geldt dat u verplicht bent deze in te vullen. U leest dit in de begeleidende brief bij de vragenlijst.

Waarom ontvangt u deze vragenlijst?

Het CBS gebruikt uw bedrijfsgegevens voor het in kaart brengen van bijvoorbeeld de economische groei, prijsontwikkelingen, investeringen, omzetten en de werkgelegenheid. Daar waar mogelijk maakt het CBS hiervoor gebruik van gegevens die al bekend zijn bij (overheids-)instanties zoals de Belastingdienst. Als die informatie niet voldoende is, kan het CBS u verzoeken om een vragenlijst in te vullen.

Wettelijke verplichting

Als ondernemer bent u wettelijk verplicht de vragenlijst van het CBS binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. Beantwoordt u de vragenlijst van het CBS niet, dan ontvangt u een herinnering met de vraag om de gegevens met spoed op te sturen. Stuurt u de ingevulde vragenlijst vervolgens niet binnen de gestelde termijn retour? Dan dwingt het CBS dit af via een zogenaamde last onder dwangsom. U krijgt dan de kans om de vragenlijst alsnog te beantwoorden. Doet u dit niet binnen veertien dagen? Dan moet u een dwangsom betalen.

Dwangsom en boete

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van:

  • de omvang van uw onderneming;
  • de periode waarop de gevraagde gegevens betrekking hebben;
  • uw responsgedrag.

De hoogte van een dwangsom kan oplopen tot € 16.000. In bijzondere gevallen bedraagt de dwangsom zelfs € 500.000.

Bij een tweede of volgende overtreding(en) kan het CBS u naast het opleggen van een dwangsom ook bestraffen met een boete. Deze kan oplopen tot maximaal € 5.000.

Let op: het ontvangen en betalen van een last onder dwangsom of een boete ontslaat u niet van de verplichting om de vragenlijst te beantwoorden.

Bezwaar

Bent u het niet eens met een opgelegde sanctie, dan kunt u bezwaar maken bij de directeur-generaal van het CBS. Wijst deze uw bezwaar af? Dan heeft u de mogelijkheid om naar de rechter te stappen.

Hoe gebruikt het CBS uw gegevens?

Het CBS mag uw informatie alleen gebruiken om statistieken te maken. Het CBS mag uw gegevens dus niet aan anderen geven. Ook zijn uw gegevens niet te herkennen in de resultaten, rapporten en artikelen van het CBS.

(Bron: Abab)

Volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een notaris zijn zorgplicht geschonden, omdat hij enkel een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” in een akte had opgenomen en geen hypotheekrecht had gevestigd. Waarom komt het gerechtshof tot deze uitkomst en wat is het verschil tussen een hypotheekrecht en een “positieve-negatieve hypotheekverklaring”?

Het arrest van het gerechtshof

Een vader heeft aan zijn zoon een bedrag van ruim € 411.000,- geleend. De notaris zou een akte opstellen waarbij de condities van deze geldlening werden vastgelegd en waarbij de zoon als zekerheid voor de terugbetaling van de lening een hypotheekrecht zou vestigen op zijn woning en kantoor ten behoeve van vader.

De notaris heeft uiteindelijk een akte gepasseerd waarbij géén hypotheekrecht werd gevestigd, maar waarin wel een zogenoemde “positieve-negatieve hypotheekverklaring” was opgenomen ten aanzien van kantoorpand van zoon.

Het gerechtshof oordeelde dat de notaris zijn zorgplicht tegenover vader heeft geschonden, omdat er door het opnemen van de “positieve-negatieve hypotheekverklaring” geen harde zekerheid stond tegenover de geldlening. De notaris zou vader onvoldoende op het ontbreken van deze harde zekerheid hebben gewezen.

Hypotheekrecht

Bij het daadwerkelijk vestigen van hypotheekrecht ontstaat het zekerheidsrecht op het moment dat de notariële akte is gepasseerd en is ingeschreven bij het Kadaster. Als de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen voldoet, heeft de schuldeiser het recht om het onderpand te verkopen en zich met voorrang op eventuele andere schuldeisers op de verkoopopbrengst te verhalen. Als er na de vestiging van het hypotheekrecht bijvoorbeeld een beslag wordt gelegd, heeft de schuldeiser die eerder een hypotheekrecht heeft verkregen, voorrang op deze beslaglegger bij de verdeling van de verkoopopbrengst.

Positieve-negatieve hypotheekverklaring

Een positieve negatieve hypotheekverklaring bestaat uit twee elementen:

  1. De verklaring van de schuldenaar dat hij op eerste verzoek van de schuldeiser mee zal werken aan het vestigen van een hypotheekrecht op een registergoed (bijvoorbeeld een woning of bedrijfspand) ten behoeve van die schuldeiser; en
  2. De verklaring van de schuldenaar dat hij géén hypotheek op dat pand zal vestigen ten behoeve van een derde.

Door het vastleggen van een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” wordt het hypotheekrecht nog niet daadwerkelijk gevestigd. De schuldenaar moet in de toekomst nog meewerken aan het daadwerkelijk vestigen van een hypotheekrecht. Om dit te ondervangen is het mogelijk om een volmacht op te nemen bij de “positieve-negatieve hypotheekverklaring”. Hierdoor heeft de schuldeiser de medewerking van de schuldenaar in de toekomst niet meer nodig om de zekerheid te vestigen.

Een schuldeiser die alleen een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” heeft gekregen van een schuldenaar, heeft nog geen voorrang op eventuele andere schuldeisers, omdat er nog geen daadwerkelijk zekerheidsrecht bestaat. Als er bijvoorbeeld een beslag op het pand wordt gelegd waarvoor enkel een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” is afgegeven, moet de schuldeiser de beslaglegger voor laten gaan.

Een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” is bovendien niet zichtbaar voor derden, waar een hypotheekrecht dat wel is. Een hypotheekrecht wordt namelijk altijd ingeschreven bij het Kadaster, maar een positieve-negatieve hypotheekverklaring kan niet worden ingeschreven. Hierdoor kan de schuldenaar die een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” afgeeft tóch een hypotheek ten behoeve van een derde vestigen, als hij het beding naast zich neerlegt.

In sommige situaties wordt er uiteraard bewust voor gekozen om een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” af te geven. De regeling hiervoor kan door ons op maat worden gemaakt en op vele verschillende wijzen worden vormgegeven.

(Bron: WVDB)

Veel ondernemers maken voor hun bedrijfsvoering gebruik van rechtspersonen, zoals naamloze of besloten vennootschappen. Een rechtspersoon dient door een natuurlijk persoon te worden vertegenwoordigd om (rechts)handelingen te kunnen verrichten. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn het aangaan van overeenkomsten met leveranciers of afnemers. Allereerst is het bestuur van de rechtspersoon bevoegd om de onderneming te vertegenwoordigen. Aan de statutair bestuurders kan in de statuten zelfstandige of gezamenlijke bevoegdheid – tezamen met de andere bestuurder(s) – worden toebedeeld.

Naast vertegenwoordiging door het statutaire bestuur bestaan er tal van andere mogelijkheden om personen rechtsgeldig namens uw onderneming te laten handelen. Gelukkig, want voor een vlotte bedrijfsvoering is het wenselijk dat ook (bepaalde) medewerkers bevoegd zijn om overeenkomsten te sluiten. Eén van deze mogelijkheden betreft het afgeven van een volmacht (ook wel procuratie genoemd) aan de desbetreffende medewerker(s). Het is van belang om duidelijk vast te stellen met betrekking tot welke handelingen/transacties en (eventueel) tot welk bedrag uw medewerkers vertegenwoordigingsbevoegd zijn.

Een geldige volmacht aan medewerkers hoeft niet noodzakelijk schriftelijk te worden verleend. In het handelsverkeer wordt veelal uitgegaan van een stilzwijgende volmacht, die als het ware “kleeft” aan bepaalde functieomschrijvingen of groepen van medewerkers. Doorgaans mogen derden die met uw onderneming zaken doen erop vertrouwen dat uw medewerkers een toereikende volmacht hebben. Dit wordt de ‘schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid’ genoemd.

Het is van belang om intern duidelijk te communiceren over welke bevoegdheden medewerkers beschikken. Het bestuur van de rechtspersoon dient bovendien toe te zien op de naleving van de bevoegdheidsverdeling binnen de onderneming. Indien medewerkers hun ‘boekje te buiten gaan’, dan komt dat voor risico van de ondernemer.

Het Hof in Den Haag heeft onlangs bepaald dat een onderlinge financiële afspraak tussen twee

(ex-)echtgenoten die niet door een notaris is vastgelegd, nietig is (de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan).

In het betreffende geval hadden de inmiddels ex-echtgenoten tijdens hun huwelijk, zelf in onderling overleg, een aanvulling gemaakt op hun huwelijkse voorwaarden. In hun huwelijkse voorwaarden waren zij overeengekomen dat zij alles wat jaarlijks van hun inkomen overbleef na voldoening van de kosten van de huishouding, zouden delen. De echtgenoten hebben aanvullend op hun huwelijkse voorwaarden de afspraak gemaakt dat de man aan de vrouw, voor iedere maand dat hun huwelijk in stand bleef, een bedrag van 375 gulden moest voldoen. Het totale bedrag dat de man op basis van de regeling aan de vrouw moest betalen, hoefde pas te worden voldaan bij het einde van het huwelijk.

Inmiddels is het huwelijk van partijen geëindigd en staan de ex-echtgenoten voor de rechter die de vraag dient te beantwoorden of de echtgenoten deze afspraak in onderling overleg konden maken en vastleggen.

Het Hof Den Haag heeft gesteld dat deze aanvullende afspraak van de ex-echtgenoten dient te worden aangemerkt als (aanvullende) huwelijkse voorwaarden. Onder meer omdat de overeenkomst duidelijk in verband staat met het huwelijk van de man en de vrouw en erop gericht is de jaarlijkse verrekening zoals opgenomen in hun huwelijkse voorwaarden aan te vullen. Het maakt daarbij niet uit dat de verplichting tot betaling pas ontstaat als het huwelijk wordt ontbonden. Omdat de overeenkomst dient te worden gezien als een huwelijkse voorwaarde moet deze, om geldig te kunnen zijn, worden vastgelegd door een notaris in een notariële akte. Gebeurt dat niet, dan is de onderling gemaakte afspraak nietig.

(Bron: WVDB)

Tegenwoordig kiezen steeds meer partners voor het ongehuwd samenwonen als volwaardig alternatief voor een huwelijk. Het is niet meer standaard een soort “proefperiode” voorafgaand aan een huwelijk. Was de komst van een kind vroeger vaak aanleiding om alsnog in het huwelijksbootje te stappen, tegenwoordig is dat lang niet altijd het geval. Dat betekent dat u als (aanstaande) ouders een aantal zaken zelf moet regelen. Denk daarbij aan het juridische aspect maar ook aan het hebben van gezamenlijk gezag.

“Juridisch ouderschap”

Wanneer u ongehuwd samenwoont en u krijgt kinderen dan is de moeder automatisch ook de “juridische” moeder. De vader is echter niet automatisch ook de “juridische” vader. Hiervoor moet de (aanstaande) vader eerst langs de Burgerlijke Stand om het kind te erkennen. De moeder moet hier wel toestemming voor geven. Mocht de moeder toestemming weigeren dan kan de Rechtbank vervangende toestemming geven. Erkenning kan zowel vóór als na de geboorte van het kind plaatsvinden. Erkenning tijdens de zwangerschap voorkomt juridische complicaties in de trieste situatie dat de aanstaande vader onverhoopt voor de geboorte mocht overlijden of wanneer de moeder tijdens de bevalling overlijdt. Door erkenning erft een kind van de vader ook al is er geen testament.

Gezamenlijk gezag

De moeder heeft automatisch het gezag over haar kind. De vader niet, ook al heeft hij het kind erkend. Om gezamenlijk gezag over uw kind te krijgen moet u samen een verzoek indienen tot aantekening daarvan in het gezagsregister. Dit kunt u zelf (zonder advocaat) regelen via het digitaal loket Rechtspraak.nl. U kunt ook een formulier downloaden en met bewijsdocumenten opsturen of afgeven bij elke Rechtbank in Nederland. Om het gezamenlijk gezag te krijgen moet de vader het kind wel hebben erkend. Daarnaast moet u allebei meerderjarig zijn en niet onder curatele staan.

Uit elkaar?

Na beëindiging van de relatie, blijft u samen het gezamenlijk gezag uitoefenen. Alleen wanneer dit niet in het belang is van uw kind kan de rechter hier van afwijken. Heeft u geen gezamenlijk gezag aangevraagd dan heeft alleen de moeder het gezag. Gaat u uit elkaar en zijn uw kinderen nog minderjarig? En heeft u het gezamenlijk gezag over uw kinderen? Dan bent u verplicht om een ouderschapsplan op te stellen. Daarin moet u de afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de omgangsregeling, de kinderalimentatie en de informatie-uitwisseling over belangrijke aangelegenheden over uw kinderen en hun vermogen vastleggen.

Wat gebeurt er na overlijden?

Als een van u beiden overlijdt en u heeft het gezamenlijk gezag, dan krijgt de andere partner alleen het gezag. Heeft de moeder alleen het gezag, dan bepaalt de rechter wie het gezag krijgt na haar overlijden. In de meeste gevallen zal dit de andere ouder zijn, tenzij de rechter dit niet in het belang van het kind vindt. Ook wanneer de overleden ouder (bij testament of in het gezagsregister) iemand anders tot voogd heeft benoemd, zal de andere ouder de voorkeur hebben, deze moet de voogdij dan wel binnen een jaar aanvechten. Na een jaar verliest de langstlevende ouder zijn voorkeurspositie.

(Bron: Flynth)

De afgelopen weken valt geregeld te lezen over de discussie rondom het zelf wel of niet beslissen over een medische behandeling, de wils(on)bekwaamheid. Stel u bent door ziekte of een ongeval niet meer in staat om zelf uw zaken te regelen. Wie regelt dan uw vermogen? Wat gebeurt er met uw onderneming? Of wie bespreekt met de arts uw behandelplan?

In een levenstestament kunt u iemand aanwijzen die uw belangen behartigt. U wordt hiermee in juridische zin wilsonbekwaam, maar u houdt op deze manier zelf de regie in handen. Dat is dan ook het verschil met een gewoon testament, daarin regelt u wat er met uw bezittingen moet gebeuren na uw overlijden.

Toegevoegde waarde notariële akte

Een levenstestament is vormvrij. Maar in de praktijk is het levenstestament vaak een notariële akte. De toegevoegde waarde van een notariële akte is de bewijskracht. Een ander voordeel is dat een notarieel levenstestament kan worden geregistreerd.

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament zijn uw wensen, geboden en verboden. Dit kunnen wensen zijn ten aanzien van uw vermogen, bedrijf, lijf en leven. Denkt u daarbij aan bijvoorbeeld:

  • het doen van betalingen;
  • de verkoop van uw woning;
  • het beheer van uw vermogen;
  • het doen van schenkingen;
  • het bestuur van uw onderneming;
  • of het bespreken van een behandelplan met een arts.

In een levenstestament neemt men doorgaans ook volmachten op. Bijvoorbeeld een algemene volmacht voor alle rechtshandelingen, maar ook specifieke volmachten voor de bankzaken of een volmacht met wensen ten aanzien van uw bedrijf.

In een medische paragraaf wijst u één of meer medisch gevolmachtigde(n) aan of wordt uw wens van een behandelverbod of euthanasie opgenomen.

Toezichthouder van belang

Van groot belang is ook de benoeming van een toezichthouder en/of de opname van een rekening- en verantwoordingsplicht voor degene die tot levensexecuteur (gevolmachtigde) wordt benoemd. Hoewel degenen die benoemd worden vaak vertrouwenspersonen zijn van degene die het levenstestament opstelt, kan controle geen kwaad. Financieel (ouderen)misbruik is helaas aan de orde van de dag.

Is niets doen een optie?

Als u niets regelt en u wordt wilsonbekwaam dan kent de wet een aantal andere maatregelen: bewind, mentorschap en curatele. Bij bewind wordt het vermogen van de rechthebbende beschermd, het mentorschap ziet op de medische (zorg)beslissingen en curatele is een combinatie van beiden waarbij in het laatste geval de betrokkene ook handelingsonbekwaam wordt. Het is dan voor u niet meer mogelijk om een levenstestament op te stellen. U hebt de regie uit handen gegeven.

(Bron: GT)

In artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde toestemmingsvereiste vastgelegd. Op basis van artikel 1:88 BW is voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen door de ene echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig. In artikel 1:88 BW is geregeld voor welke rechtshandelingen dit toestemmingsvereiste geldt.

Toestemming van de andere echtgenoot is bijvoorbeeld nodig bij de verkoop van de echtelijke woning, bovenmatige giften, borgstellingen en koopovereenkomsten op afbetaling die niet onder de normale uitoefening van een beroep of bedrijf vallen. Artikel 1:88 BW beperkt zich dus tot niet alledaagse rechtshandelingen die van grote invloed kunnen zijn op het leven van de echtgenoten.

Schending van artikel 1:88 BW leidt op basis van artikel 1:89 BW tot een vernietigingsbevoegdheid van de andere echtgenoot. Dit betekent dat de andere echtgenoot de rechtshandeling waarvoor de toestemming is vereist kan vernietigen wanneer deze toestemming niet is gegeven. Vernietiging van een rechtshandeling heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat partijen in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd wanneer de rechtshandeling nooit had plaatsgevonden.

Het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW is door de wetgever in het leven geroepen om de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het onderwerp of de aard daarvan een groot financieel risico met zich brengen.

Toestemming geven is vormvrij en kan dus ook mondeling worden gegeven. Voor het bewijs van het geven van toestemming is het wel aan te raden om de toestemming schriftelijk vast te leggen. Door het geven van toestemming wordt de andere echtgenoot geen partij bij de overeenkomst.

Toestemmingsvereiste geldt alleen voor echtgenoten

Het toestemmingsvereiste van 1:88 BW geldt alleen voor echtgenoten en geregistreerde partners. Samenwonenden – met of zonder samenlevingsovereenkomst – kunnen op artikel 1:88 BW geen beroep doen. Ook na een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed kan de andere echtgenoot de overeenkomst nog vernietigen.

Zoals gezegd kan de andere echtgenoot in een aantal gevallen de rechtshandeling vernietigen.

De echtelijke woning

Op basis van artikel 1:88 BW lid 1 sub a is toestemming vereist voor bijvoorbeeld de verkoop of de verhuur van de echtelijke woning of tot verpanding van bijvoorbeeld een deel van de inboedel. Onder woning moet tevens worden verstaan een woonboot of stacaravan. Het maakt hierbij niet uit of beide echtgenoten in de woning leven of dat er maar één echtgenoot in de woning leeft.

Dit betekent dat voor een veelvoud aan rechtshandelingen met betrekking tot de woning en de inboedel van de echtgenoten de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Denk hierbij aan het vestigen van een hypotheekrecht op de woning, het verhuren van de woning of het vestigen van een pandrecht op een deel van de inboedel.

Giften

Op basis van artikel 1:88 lid 1 sub b BW is toestemming vereist van de andere echtgenoot bij giften die een echtgenoot heeft gedaan. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als uw echtgenoot een groot deel van uw beiden vermogen aan een goed doel wil schenken. Dit heeft ook voor u verstrekkende gevolgen. U moet alleen toestemming geven voor de giften van uw echtgenoot wanneer de gift bovenmatig of ongebruikelijk is. Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals bijvoorbeeld de hoogte van de gift en de financiële positie van de echtgenoten.

Borgstelling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW is de overeenkomst die er toe strekt dat een echtgenoot zich bijvoorbeeld als borg of hoofdelijk schuldenaar voor de schuld van een ander verbind, vernietigbaar indien niet is voldaan aan het toestemmingsvereiste.

Deze toestemming is niet vereist wanneer de rechtshandeling in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf is uitgevoerd.

Van deze uitzondering is slechts in uitzonderingsgevallen sprake. De echtgenoot dient zich in deze gevallen beroeps-of bedrijfsmatig bezig te houden met dit soort rechtshandelingen.

Indien een echtgenoot zich bijvoorbeeld in privé hoofdelijk verbonden heeft voor de lening die de bank aan zijn onderneming heeft verstrekt, dan is daarvoor in beginsel de toestemming van de andere echtgenoot nodig. Indien die toestemming niet is gegeven, dan kan die andere echtgenoot de afspraak dat de ene echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de lening vernietigen.

Koop op afbetaling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW is toestemming van de andere echtgenoot vereist voor het aangaan van een overeenkomst tot koop op afbetaling.

Een koop op afbetaling kan bijzonder grote risico’s met zich meebrengen. Zoals vermeld, is de toestemming van de andere echtgenoot vereist bij overeenkomsten van koop op afbetaling indien deze niet geschieden in de normale uitoefening van het bedrijf van de ene echtgenoot.

De Hoge Raad heeft zich wat betreft de koop op afbetaling over artikel 1:88 BW en 1:89 BW uitgesproken. De Hoge Raad stelt voorop dat het doel van het toestemmingsvereiste is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van een koop op afbetaling.

Heeft u problemen met een hypotheek of met een koop op afbetaling en heeft u aan uw echtgenoot geen toestemming gegeven om de onderliggende overeenkomst aan te gaan? Dan is het raadzaam om na te gaan of u van de vernietigingsbevoegdheid uit artikel 1:88 jo. 1:89 BW gebruik kunt maken. Denk hierbij aan de verjaringstermijn van artikel 3:52 BW, waarover in een later blog meer!

(Bron: Wienen & Van Tellingen)

Partneralimentatie

In beginsel is partneralimentatie nog altijd verschuldigd voor een periode van 12 jaar, tenzij het huwelijk kinderloos is gebleven en ten hoogste 5 jaar heeft geduurd. De duur van de partneralimentatie is dan gelijk aan de duur van het huwelijk. De grondslag, berekeningsmethodiek en duur van de periode waarin partneralimentatie moet worden betaald, houden de gemoederen al een tijdje bezig in politiek Den Haag. Het wetsvoorstel om de partneralimentatie te versoberen ligt echter nog steeds bij de Tweede Kamer en al enige tijd stil.

Hoe wordt de omvang van deze alimentatie vastgesteld?

De omvang van de partneralimentatie wordt vooralsnog bepaald aan de hand van drie kernbegrippen: behoefte, behoeftigheid en draagkracht. Behoefte en behoeftigheid worden in de praktijk weleens door elkaar gehaald, maar dienen goed te worden onderscheiden.

1. Behoefte

Behoefte is het bedrag dat de alimentatiegerechtigde nodig heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Naast de inkomsten van beide echtgenoten tijdens de laatste jaren van hun gemeenschappelijke huishouding, wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hun uitgavenpatroon in diezelfde periode. Hieruit wordt afgeleid in welke welstand partijen hebben geleefd.

2. Behoeftigheid

Om te kunnen spreken van behoeftigheid dient de alimentatiegerechtigde onvoldoende inkomsten te hebben en zich deze in redelijkheid ook niet te kunnen verwerven om te voorzien in het eigen levensonderhoud (in de eigen behoefte). Dat een gewezen echtgenoot behoefte heeft, is dus nog geen grond voor een alimentatie-uitkering.

3. Draagkracht

Tot slot wordt gekeken of de draagkracht van de alimentatieplichtige een dergelijke bijdrage toelaat. Naast het maandelijkse inkomen wordt de draagkracht van de alimentatieplichtige ook bepaald door zijn of haar vermogen.

Interen op vermogen is ook behoefte scheppend

Een recente uitspraak van het Hof Den Haag laat de drie kernbegrippen, op grond waarvan de partneralimentatie wordt vastgesteld, beter tot de verbeelding spreken.[1] Het betrof de volgende zaak:

De man en de vrouw hadden tijdens hun huwelijk een riante levensstijl gekend. De man en de vrouw woonden in een groot huis, reden beiden in een luxe BMW, boekten regelmatig reisjes naar het buitenland en gingen vaak uit eten. Het kon niet op. Deze levensstijl konden zij zich permitteren door in te teren op vermogen. De rechtbank stelde de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast op een bedrag ad € 4.862,– per maand. De man vond dit te hoog vastgesteld en ging in hoger beroep. Het Hof ging hier als volgt mee om.

1. Behoefte

Het Hof oordeelde dat interen op vermogen ook behoefte scheppend is. In het kader van de behoefte speelde de voorzienbare teruggang in levensstijl geen rol. Voor de behoefte wordt immers uitgegaan van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en wordt geen rekening gehouden met een voorzienbare situatie in de toekomst. Het Gerechtshof achtte de vastgestelde behoefte van de rechtbank alleszins redelijk.

2. Behoeftigheid

Met betrekking tot de behoeftigheid stelde de man de verdiencapaciteit van de vrouw aan de orde. Zij zou ruim voldoende ervaring en tijd hebben om (meer) betaalde arbeid te verrichten. Het Hof oordeelde dat de vrouw haar verdiencapaciteit niet verder kon benutten dan zij al deed. De leeftijd van de vrouw (61 jaar), het feit dat het traditionele rollenpatroon haar arbeidsmogelijkheden negatief had beïnvloed, dat de vrouw ziek was geweest, zij hier nog steeds hinder van ondervond, maar desondanks als gastvrouw in een verzorgingshuis werkte, droegen bij aan dit oordeel.

3. Draagkracht

De man stelde dat hij geen draagkracht had om in het levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen. Het Hof oordeelde dat de man voldoende had aangetoond geen draagkracht te hebben, mede in het licht van zijn hoge schuldenlast in zijn onderneming en zijn DGA-inkomen. De man betaalde zijn schulden en lasten met gelden afkomstig uit leningen bij zijn moeder. Hij kon zich geen hoger inkomen toekennen dan hij al deed. De vrouw moest de eventueel teveel ontvangen partneralimentatie verrekenen met wat zij uit de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap ontving.

De rechtbank en het Gerechtshof waren het dus eens over de behoefte en behoeftigheid van de vrouw. Echter, het Hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had waarmee de aanspraak van de vrouw op partneralimentatie verviel. Deze uitspraak illustreert dat voor de toekenning van partneralimentatie de begrippen behoefte, behoeftigheid en draagkracht in samenhang moeten worden bezien. Het Hof heeft bepaald dat behoefte ook kan worden gecreëerd door het maken van schulden. Als er echter geen draagkracht is, dan zal de alimentatie alsnog niet worden toegewezen.

(Bron: DVAN)

Verkoopt u alcohol in uw winkel? Of schenkt u alcohol in uw café of restaurant? De regels hiervoor staan in de Drank- en Horecawet. De wet maakt verschil tussen:

  • drank met minder dan 15% alcohol, zoals bier en wijn (inclusief port en sherry, ook wanneer het alcoholpercentage hoger is dan 15%);
  • sterke drank met 15% alcohol of meer.

Als u sterke drank verkoopt, hebt u een drank- en horecavergunning of slijterijvergunning nodig. Uw personeel moet ook aan bepaalde eisen voldoen.

Aan wie mag u alcohol verkopen?

U mag alleen alcohol verkopen aan jongeren boven de 18 jaar. Daarom moet u de leeftijd van een jongere controleren. U mag ook geen drank verkopen aan jongeren via mensen die ouder zijn dan 18 jaar. Wordt u binnen 1 jaar 3 keer betrapt op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens? Dan kunt u een (tijdelijk) verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank krijgen.

Hoe controleert u de leeftijd van jongeren?

Vraag naar het identiteitsbewijs om de leeftijd vast te stellen. Dat hoeft niet als een jongere duidelijk ouder is dan 18 jaar. Hang de regels aan wie u wel en aan wie u niet mag verkopen goed zichtbaar op in uw zaak.

Waaraan moet uw personeel voldoen?

Als u bier, wijn, port of sherry schenkt of sterke drank verkoopt, moeten uw personeelsleden 16 jaar of ouder zijn. Uw leidinggevenden zijn minimaal 21 jaar. In uw zaak moet altijd een leidinggevende aanwezig zijn. Deze leidinggevende staat op uw vergunning.

(Bron: Antwoord voor bedrijf