All posts in Nieuws voor het MKB (BV)

Wil je als ondernemer een nieuwe bestelauto aanschaffen? Alleen in 2024 profiteer je nog van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Wil je als ondernemer een nieuwe bestelauto aanschaffen? Alleen in 2024 profiteer je nog van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Afschaffen per 2025

De overheid heeft besloten dat de vrijstelling van bpm op de aanschaf van nieuwe bestelauto’s per 1 januari 2025 wordt afgeschaft. Deze bestelauto’s worden daardoor voor ondernemers een stuk duurder. Zo rust bijvoorbeeld op een bestelauto op diesel met een catalogusprijs excl. btw van € 55.000 ruim € 15.000 bpm. Hoeveel de bpm volgend jaar wordt, is afhankelijk van de CO2-uitstoot.

Elektrisch alternatief?

Ondernemers kunnen nog in 2024 een bestelauto kopen zonder bpm. Als alternatief kan er ook een elektrische bestelauto aangeschaft worden. Daarvoor betaalt men in 2024 ook geen bpm en vanaf 2025 een vast bedrag van € 360. Dit bedrag stijgt jaarlijks mee met de inflatie. 

Subsidies elektrische bestelauto

Besluit je nog dit jaar een nieuwe elektrische bestelauto te kopen, dan heb je onder voorwaarden ook nog recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA) en op de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De MIA bedraagt dit jaar nog 27% van het investeringsbedrag minus € 20.000. Vorig jaar was dit nog 45% minus € 11.000. De MIA is dus al flink verminderd en het is nog maar de vraag of deze in 2025 voor elektrische bestelauto’s nog zal bestaan. De SEBA bedraagt maximaal 12% van de catalogusprijs met een maximum van € 5.000.

Tip! Je bent waarschijnlijk niet de enige ondernemer die in 2024 nog een bestelauto zonder bpm wil aanschaffen. Wacht hiermee dus niet te lang.

(Bron: De Jong & Laan)

Duurzaam investeren? Ontdek de wijzigingen van de EIA, MIA en Vamil

Wilt u duurzaam investeren in uw bedrijf? Wellicht komt u dan in aanmerking voor de regelingen EIA, MIA en Vamil. Voor 2024 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen deze fiscale regelingen. In dit artikel leest u welke wijzigingen van belang kunnen zijn voor u.

EIA, MIA en Vamil

Met de Energie-investeringsaftrek (EIA), de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) komt u mogelijk in aanmerking voor fiscaal voordeel als u investeert in energiebesparende bedrijfsmiddelen, duurzame energie of milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Op voorwaarde dat ze vermeld staan op de Energie- of Milieulijst.

Het is van belang dat u controleert of uw geplande investering hierin voorkomt. Is dat niet het geval? Kijk dan of u met een kleine aanpassing van uw keuze voor de investering, die met de technische specificaties wel op de lijst staat, alsnog gebruik kunt maken van een van deze investeringsregelingen. Zorg er in ieder geval voor dat u alle investeringsregelingen binnen drie maanden na het verstrekken van de opdracht aanvraagt bij de RVO.

De aftrekpercentages voor de investeringsregelingen zijn in 2024:

  • EIA: 40 procent
  • MIA en Vamil: afhankelijk van de investeringscode 27, 36 of 45 procent

Milieulijst (MIA en Vamil) aangepast

Op de nieuwe lijst voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) van 2024 zijn enkele aanpassingen doorgevoerd. Opvallend is dat bepaalde bedrijfsmiddelen zijn geschrapt. De nadruk ligt vooral op apparatuur die milieuvoordelen oplevert tijdens uw dagelijkse activiteiten als ondernemer of in het productieproces. Enkele wijzigingen om rekening mee te houden zijn:

  • Verminderde focus op ‘free riders’ om overlapping van stimuleringsmaatregelen te verminderen.
  • Beperkte ondersteuning voor biomassa, tenzij het afkomstig is van afval of bijproducten.
  • Nieuwe toevoegingen met betrekking tot watergebruik, zoals tapsystemen voor water en frisdrank. Het doel hiervan is het verminderen van wegwerpverpakkingen, met een focus op de circulaire economie.
  • Mobiliteit: bepaalde plug-in hybride aandrijvingen zijn verwijderd en er gelden nieuwe eisen voor waterstof.
  • Sterke focus op reductie van de uitstoot van stikstofoxiden, het bevorderen van biodiversiteit en bescherming van de waterkwaliteit.
  • De vereisten voor duurzame gebouwen zijn aangescherpt.

Wilt u meer informatie over alle aanpassingen? Neem dan contact op met uw adviseur.

Wat brengt de Energie-investeringsaftrek (EIA) in 2024?

De lijst voor de Energie-investeringsaftrek (EIA) lijkt dit jaar op de eerdere jaren, maar er zijn toch enkele aanpassingen. Het aftrekpercentage is verlaagd naar veertig procent. De meest opvallende wijzigingen per investeringscategorie zijn als volgt:

  1. Bedrijfsgebouwen
    Het aantal categorieën is verminderd van 31 naar 24, wellicht door snellere terugverdientijden. Opmerkelijk is de toevoeging van twee opties voor energieprestatieverbetering. Tevens is de energiezuinige ventilator nu alleen van toepassing op bewaarloodsen. Spouwmuurisolatie en warmtekrachtinstallatie zijn uitgesloten, maar meet- en regeltechniek en sensoren blijven toegestaan.
     
  2. Processen
    Het aantal categorieën blijft gelijk. De vacuümkoeler voor bakkerijen is aan de EIA-lijst toegevoegd. Het elektrische frituurtoestel is daarentegen verwijderd van de lijst. Nieuw zijn onder andere CO2-winning uit buitenlucht, energieprestatieverbetering in grootkeukenapparatuur en de fiber lasersnijmachine.
     
  3. Duurzame energie
    Alleen de zogenaamde Swill vergister is geschrapt. Voor zonnepanelen zijn er twee belangrijke veranderingen: de minimale grootte is nu 15 kWp en er geldt een maximale grens van 55 kWp.
     
  4. Energietransitie
    De elektrische frituurtoestellen zijn overgeheveld vanuit categorie 2 en komen hier op dezelfde wijze terug. Nieuw in deze categorie zijn het warmte- en koudenet en de CO2-afvang voor permanente opslag (CCS).

(Bron: Flynth)

In het kader van de Werkkostenregeling (WKR) moet u vóóraf aanwijzen of vergoedingen en verstrekkingen aan uw medewerkers binnen het WKR forfait vallen. De aanwijzing van deze vergoedingen en verstrekkingen moet blijken uit de financiële administratie/de WKR specificatie.

Voor 2023 is de vrije ruimte 3,0% van uw fiscale loon tot en met € 400.000. Over het meerdere van uw fiscale loon is de vrije ruimte 1,18%.

Indien het WKR forfait is overschreden, wordt het meerdere belast met een eindheffing van 80%. De eindheffing moet uiterlijk in de tweede aangifte loonheffingen van 2024 worden aangegeven en worden betaald.  

Niet aangewezen vergoedingen en verstrekkingen vormen regulier belastbaar loon voor de werknemer en dienen dus in de loonadministratie te worden opgenomen. Doorgaans kunt u als werkgever ook kiezen om deze vergoedingen en verstrekkingen via de gebruteerde eindheffing af te rekenen.

Eventuele resterende vrije WKR ruimte 2023 kunt u dit jaar nog benutten voor een fiscaal voordelige beloning.

(Bron:HLB)

Wet excessief lenen van kracht

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Wet excessief lenen van kracht

De eerste peildatum voor de Wet excessief lenen is 31 december 2023. Wij willen daarom de Wet excessief lenen nogmaals onder de aandacht brengen. Als u op 31 december 2023 meer dan € 700.000 heeft geleend bij uw BV, dan kan dit leiden tot een belastingheffing van 26,9% (tarief 2023) over het bedrag dat de grens van € 700.000 overstijgt. 

Eigenwoningleningen

In principe tellen alle schulden bij uw BV mee voor de Wet excessief lenen. Er geldt een uitzondering voor eigenwoningleningen die in box 1 in uw aangifte inkomstenbelasting zijn opgenomen: deze eigenwoningleningen tellen niet mee voor het bepalen van een eventuele excessieve schuld. Voor eigenwoningleningen in box 1 aangegaan vanaf 1 januari 2023 geldt de aanvullende voorwaarde dat er een recht van hypotheek moet zijn ingeschreven. 

Verlaging in 2024

De grens van € 700.000 wordt verlaagd naar € 500.000 in 2024. Als u op 31 december 2024 meer dan € 500.000 heeft geleend bij uw BV, dan kan dit in 2024 dus leiden tot een belastingheffing in box 2 over het bedrag dat de grens van € 500.000 overstijgt. 

(Bron: HLB)

Van het toegenomen financiële belang van belastingrente voor de heffing van inkomsten- en vennootschapsbelasting – actueel tarief tot 10%! – was u allicht al op de hoogte. Dat belastingrente ook aan de orde kan zijn bij de (na)heffing van omzetbelasting en dus tot significante extra kosten kan leiden, krijgt tot dusver praktisch vaak wat minder aandacht. Met deze bijdrage brengen we daarin graag verandering.

Suppletieplicht

Indien u een verkeerd bedrag aan omzetbelasting in een reguliere aangifte omzetbelasting heeft aangegeven, dient u dat normaal gesproken te corrigeren door het indienen van een suppletieaangifte omzetbelasting (met uitzondering van correcties van per saldo minder dan € 1.000, die u in een eerstvolgende reguliere aangifte kunt corrigeren). Indien u nog een bedrag verschuldigd bent, zal de Belastingdienst hiervoor een naheffingsaanslag opleggen.

Waar u rekening mee moet houden, is dat u over een te betalen bedrag in een naheffingsaanslag belastingrente verschuldigd kunt zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval indien u de suppletieaangifte later indient dan drie maanden na afloop van het jaar waarover u de omzetbelasting verschuldigd bent. De belastingrente wordt berekend vanaf de eerste dag na afloop van het betreffende suppletiejaar tot en met 14 dagen na de datum van de gemoeide naheffingsaanslag. Voor 2024 bedraagt het percentage voor de belastingrente voor de omzetbelasting maar liefst 7,5%.

Gezien de hoogte van dit percentage is het raadzaam om belastingrente zo veel als mogelijk te voorkomen.

Tip: dien uw suppletieaangifte omzetbelasting over 2023 vóór 1 april 2024 in, dan voorkomt u dat u over het verschuldigde bedrag aan omzetbelasting belastingrente moet betalen. Ook het voortvarend voldoen aan overige suppletieverplichtingen, voorkomt het nodeloos oplopen van belastingrentelasten.

Naheffingen

Hoewel ingediende suppleties een veelvoorkomende reden vormen voor het opleggen van naheffingsaanslagen, kunnen die praktisch ook het resultaat zijn van correcties door de Belastingdienst. Onze ervaring bij boekenonderzoeken door de Belastingdienst is dat zij de belastingplichtige bij de aankondiging daarvan verzoeken om geen suppletieaangiften in te dienen, zolang het boekenonderzoek loopt. Hierdoor kan het indienen van een suppletieaangifte en het formaliseren van de daarbij behorende naheffingsaanslag behoorlijke vertraging oplopen; de belastingrente loopt dan al die tijd onnodig op. Ons advies is om in voorkomend geval te overleggen met de Belastingdienst om openstaande suppletieverplichtingen tussentijds toch te mogen indienen ter voorkoming van extra belastingrentelasten.

(Bron: HLB)

Een balansschuld omzetbelasting per einde boekjaar kan tot een naheffingsaanslag omzetbelasting over dat boekjaar ter hoogte van die balansschuld leiden. Alleen een geslaagd beroep op opgewekt vertrouwen kan dit dan voorkomen.

Een vennootschap onder firma (vof) heeft een onderneming voornamelijk bestaande uit de handel in exclusieve gebruikte en nieuwe horloges. De vof koopt de horloges in van ondernemers en particulieren op voornamelijk beurzen in binnen- en buitenland. Daarnaast koopt de vof horloges rechtstreeks in bij ondernemers in Spanje. Na een onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat de vof horloges met Spaanse btw heeft ingekocht in Spanje en in Nederland met de margeregeling heeft verkocht. Dat is niet toegestaan. Begin 2017 heeft de vof met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten over de fiscale gevolgen van het boekenonderzoek voor de jaren 2011 tot en met 2015 met betrekking tot de margeregeling. Uit de aangifte IB/PVV 2017 van een firmant blijkt dat er een balansschuld omzetbelasting van € 23.355 is. De Belastingdienst heeft daarom een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Balansschuld btw is gelijk aan het bedrag van naheffingsaanslag

Bij rechtbank Gelderland is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag is opgelegd op basis van de balansschuld omzetbelasting over 2016, die is opgenomen bij de aangifte IB/PVV 2017 van een van de firmanten. Als de balansschuld juist is, is de naheffingsaanslag ook correct. De firmanten zijn akkoord gegaan met de balansschuld omzetbelasting van eind 2016. Dus de naheffingsaanslag is correct.

Geen opgewekt vertrouwen

Wel geeft de firmant aan dat die dacht dat de balansschuld 2016 ook zou worden afgeboekt net als de schuld van 2015. Dit staat echter niet in de vaststellingsovereenkomst. De firmant kan ook geen beroep doen op opgewekt vertrouwen. De vaststellingsovereenkomst is duidelijk en er is geen enkel ander stuk waaruit zou blijken dat de inspecteur zichzelf heeft verplicht om ook 2016 in de afspraak mee te nemen. Uitlatingen van de adviseur kan de inspecteur ook niet binden.

Mogelijk faillissement van de vof niet relevant

De firmant heeft nog aangegeven dat deze naheffingsaanslag het einde van de vof zou kunnen betekenen. Daarom heeft de rechtbank extra goed gekeken naar mogelijkheden om de aanslag te kunnen verminderen, maar die mogelijkheden heeft de rechtbank niet kunnen vinden. De vof kan eventueel een betalingsregeling met de ontvanger treffen. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

(Bron: Taxence)

De voorlopige percentages die ten grondslag liggen aan de vaststelling van het fictieve rendement van je vermogen voor de berekening van jouw voorlopige belastingaanslag 2024 zijn bekendgemaakt. Ook zijn de cijfers over de arbeidskorting en het eigenwoningforfait gepubliceerd.

BOX 3: DE PERCENTAGES

Het box-3-vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën met ieder een eigen fictief forfaitair rendement te weten banktegoeden, schulden en overige bezittingen.

Voor de overige bezittingen, zoals aandelen en een tweede woning, is voor 2024 al een definitief percentage bekend, namelijk 6,04%.

Voor de andere twee categorieën zijn voorlopige percentages vastgesteld om het fictieve rendement voor 2024 te bepalen, te weten:

  • voor banktegoeden 1,03%; 
  • voor schulden 2,47%. 

Bovengenoemde percentages zullen worden toegepast bij het opleggen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2024.

Let op! Voor het opleggen van de definitieve aanslagen wordt uitgegaan van de definitieve percentages. Deze zijn dus voor banktegoeden en schulden nog niet bekend.

Arbeidskorting

De bedragen met betrekking tot de arbeidskorting zijn gebaseerd op de zogenaamde tabelcorrectiefactor en de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. 

  • De tabelcorrectiefactor is vastgesteld op 9,4941%. Deze zou oorspronkelijk 9,9% bedragen, maar is verminderd om geld vrij te maken voor het extra verhogen van de kinderbijslag. 
  • De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen en verschilt dus per belastingplichtige. Het maximum stijgt in 2024 van € 5.052 naar € 5.532.

Eigenwoningforfait

Eigenaren van een woning moeten jaarlijks een bedrag bij het inkomen optellen, het zogenaamde eigenwoningforfait. Dit forfait kan jaarlijks worden aangepast op basis van de gestegen huurprijzen en prijzen van koopwoningen. Voor 2024 leidt dit tot een ongewijzigd forfait van 0,35%.

(Bron: De Jong & Laan)

Als starter op de woningmarkt heb je, onder voorwaarden, recht op vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij aankoop van een woning. De waarde van de woning moet dan wel onder een bepaald bedrag blijven. Dit bedrag is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 510.000.

STARTERSVRIJSTELLING

Om een beroep te kunnen doen op de startersvrijstelling van de overdrachtsbelasting moet de koper van de woning op het moment van levering bij de notaris tussen de 18 en 35 jaar oud zijn. Een andere voorwaarde is dat de koper de woning zelf voor langere tijd gaat bewonen. De koper moet dit ook verklaren bij de notaris.

Let op! Elke koper kan maar één keer gebruikmaken van de vrijstelling. Deed een koper al eerder een beroep op de vrijstelling, dan kan dat niet nog een keer. Ook niet als de koper op dat moment nog geen 35 jaar oud is.

Datum levering bij notaris bepalend

Voor de vrijstelling is de datum van levering van de woning bij de notaris bepalend. Op dat moment moet aan alle voorwaarden voor de vrijstelling voldaan zijn. Kocht je daarom in 2023 een woning met een waarde van bijvoorbeeld € 480.000? Dan is de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing als de levering bij de notaris ook in 2023 plaatsvond, maar wel als de levering bij de notaris in 2024 plaatsvindt. Uiteraard moet dan wel aan alle ander voorwaarden van de startersvrijstelling zijn voldaan.

(Bron: De Jong & Laan)

Misschien wil je ook dit jaar weer aan jouw kinderen of anderen een geldbedrag schenken. Natuurlijk doe je dit het liefst belastingvrij. De speciale vrijgestelde schenking ten behoeve van de aankoop van een eigen woning is vanaf 2024 niet meer mogelijk. Wat zijn dan de mogelijkheden?

Schenken aan kinderen

De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan jouw kinderen. In 2024 kun je hun belastingvrij 6.633 euro schenken. Aan een kind tussen de 18 en 40 jaar mag je eenmalig een vrij te besteden bedrag van 31.813 euro chenken. Ook op de 40ste verjaardag geldt deze vrijstelling. Schenk je dit verhoogde bedrag, dan komt in dat jaar de normale vrijstelling van 6.633 euro te vervallen.

Dure studie

In plaats van de vrij te besteden verhoogde schenkvrijstelling, mag je de verhoogde schenkvrijstelling ook benutten voor een schenking ten behoeve van een dure studie. Deze vrijstelling ligt hoger en bedraagt 66.268 euro. Deze vrijstelling geldt ook nu weer alleen voor een kind tussen 18 en 40 jaar, inclusief de 40ste verjaardag.

Ondernemingsvermogen

Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, geldt er ook een vrijstelling voor het ondernemingsvermogen. Deze is in 2024 1.325.253 euro Is de onderneming meer waard dan dit bedrag, dan is nu nog 25 procent vrijgesteld.  De vrijstelling wordt echter aangepast.

Schenkingen aan derden

Voor een schenking aan een derde geldt in 2024 een vrijstelling van 2.658 euro. Deze vrijstelling geldt dus bijvoorbeeld voor een schenking aan een kleinkind, neef of vriendin.

Ontvanger betaalt

Bij een schenking betaalt de ontvanger ervan de schenkbelasting. Je kunt er als schenker ook voor kiezen zelf de schenkbelasting te betalen, maar houd er dan rekening mee dat dit ook als schenking wordt gezien. Per saldo kun je dan dus minder schenken dan de belastingvrije bedragen.

Schenk je meer dan de vrijstelling?

Schenk je meer dan de genoemde bedragen, dan betalen jouw kinderen 10 procent belasting over een bedrag tot 152.368 euro. Vanaf dit bedrag is het tarief 20 procent over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18 procent tot 152.368 euro en 36 procent vanaf dit bedrag. Voor willekeurige derden is het tarief 30 procent tot 152.368 euro en 40 procent vanaf dit bedrag.

Voorbeeld

Je schenkt eind januari 2024 aan een kind met de eenmalig verhoogde vrijstelling 200.000 euro. De eerste 31.813 euro is dus belastingvrij. Vervolgens dient over de volgende 152.368 euro 10 procent belasting betaald te worden en over de laatste 15.819 euro 20 procent. Er dient dus 15.236,80 euro + 3.163,80 euro = 18.400,60 euro aan schenkbelasting te worden afgedragen.

(Bron: Alfa)

Optimale pensioenplanning voor dga’s: verhoogde ODV in 2024 biedt financieel voordeel

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, pensioen (ook in eigen beheer van de BV)
Reacties uitgeschakeld voor Optimale pensioenplanning voor dga’s: verhoogde ODV in 2024 biedt financieel voordeel

Voor directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) die via een oudedagsverplichting hun pensioen ontvangen is er goed nieuws. Net als in 2023 kunt u de oudedagsverplichting ook voor het aankomende boekjaar 2024 verhogen.

Oudedagsverplichting: hoe zit het?

Veel dga’s hebben in het verleden hun pensioen in eigen beheer opgebouwd binnen hun eigen bv. In 2017 heeft de overheid een einde gemaakt aan verdere opbouw van deze pensioenvoorziening. Dga’s hadden toen de mogelijkheid om hun pensioen om te zetten in een oudedagsverplichting (ODV). In de overgangsjaren 2017, 2018 en 2019 zijn er meer dan 53.000 ODV’s gecreëerd.

Tegenwoordig moet u als dga voor uw pensioenvoorziening kijken naar alternatieven, zoals een lijfrente.

Jaarlijkse aanpassing oudedagsverplichting

Een oudedagsverplichting betaalt het opgebouwde pensioen uit in twintig gelijke jaren, meestal wanneer u de AOW-leeftijd bereikt hebt. Wetgeving staat toe dat u als dga de ODV jaarlijks mag aanpassen (‘oprenten’) aan de rente-ontwikkelingen, met een door de overheid vastgesteld percentage. Dit percentage wordt bepaald op basis van het U-rendement, dat afgeleid is van het rendement op Nederlandse staatsleningen. Het percentage dat u mag gebruiken om uw ODV aan te passen, is het gemiddelde van de U-rendementen in het voorgaande jaar. In 2019 was dit percentage positief, maar in de boekjaren 2020, 2021 en 2022 was het negatief. Toen moest u dus ‘afrenten’ in plaats van ‘oprenten’.

Positief percentage voor boekjaar 2024

Voor 2023 kon u weer een klein positief percentage noteren: 0,699%. Voor boekjaar 2024 wordt opnieuw een positief percentage verwacht, zelfs het hoogste van de afgelopen jaren: 2,657%. Hoewel het definitieve percentage aan het eind van het jaar in de wet wordt vastgelegd, lijkt de trend duidelijk.

Oprenten kan leiden tot hogere ODV-uitkering

Voor het komende boekjaar staat er dus opnieuw een verhoging te wachten voor dga’s met een oudedagsverplichting. De verhoging wordt verwerkt aan het eind van het boekjaar, dus de effecten van het positieve percentage voor 2023 zal u merken vanaf begin 2024. De impact van het oprenten? Dat hangt ervan af of uw ODV-uitkeringen al zijn gestart. Is dit niet het geval? Dan leidt de verhoging tot een iets hogere uitkering. Als uw uitkeringen nog niet zijn begonnen en uw oudedagsverplichting nog in de ‘opbouwfase’ zit, wordt de waarde van uw pensioenpot op de balans verhoogt vanaf 31 december 2023 ten opzichte van de stand op 1 januari 2023. Bij een gebroken boekjaar moet u rekening houden met de geldende percentages uit twee verschillende jaren.

(Bron:ABAB)