Ook bij afwezigheid buitenvennootschappelijke investeringen recht op volledige KIA

Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de KIA geen rekening hoeft te worden gehouden met de gerechtigdheid van X in het resultaat van de maatschap. Volgens de rechtbank is dat in lijn met een recent arrest van de Hoge Raad.

Belanghebbende, X, drijft in maatschapsverband een onderneming met G. Het aandeel van X in het resultaat van de maatschap bedraagt 50%. In 2016 investeert de maatschap voor € 63.322 in bedrijfsmiddelen. X is van mening dat zij recht heeft op een KIA van € 15.687. De inspecteur is echter van mening dat rekening moet worden gehouden met het aandeel van X in het resultaat van de maatschap en berekent de KIA op € 7846 (50% x € 15.687).

Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij het vaststellen van de KIA geen rekening hoeft te worden gehouden met de gerechtigdheid van X in het resultaat van de maatschap. Volgens de rechtbank is dat in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2019, nr. 18/00135 (V-N 2019/26.3). In dat arrest heeft de Hoge Raad het gehele bedrag aan investeringen van de maatschap bij de belastingplichtige in aanmerking genomen voor de bepaling van de hoogte van de KIA die hij mag toepassen. Het standpunt van de inspecteur, dat dat alleen maar mag als ook buitenvennootschappelijke investeringen worden gedaan, zoals in het arrest van 24 mei 2019, wordt door de rechtbank verworpen. Het gelijk is aan X.

(Bron: Taxlive)