Te lange belastingprocedures? Verzoek om immateriële schadevergoeding

Procedures over een vergunning of uitkering kunnen zeer lang duren. Verzoek dan om immateriële schadevergoeding! Dit kan sinds kort ook bij onredelijk lange belastingprocedures. Wat kunt u doen?

Bij een geschil over een ingetrokken WAO uitkering is de redelijke termijn overschreden wanneer de procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) langer dan vier jaar heeft geduurd, aldus de Centrale Raad van Beroep. De bezwaar- en beroepsprocedure mag in totaal niet langer dan twee jaar duren.

Hoge Raad en te lange belastingprocedures

Belastingprocedures waarin een boete is opgelegd vallen onder art. 6 EVRM en moeten dus binnen de redelijke termijn als bedoeld in dit artikel worden beslecht door een rechter. Dit geldt via een omweg ook voor belastinggeschillen waarin de boete geen enkele rol speelt (bijvoorbeeld een geschil over bouwleges; de belastinggeschillen in niet-punitieve zaken). De hoogste belastingrechter heeft namelijk vorig jaar geoordeeld dat deze belastinggeschillen op grond van het rechtszekerheidsbeginsel – dus los van art. 6 EVRM – binnen een redelijke termijn moeten worden afgerond (Hoge Raad 10 juni 2011, LJN: BO5080, 09/05112). Als redelijke termijn voor bezwaar en beroep gezamenlijk geldt in beginsel een termijn van twee jaar.

Succesvol beroep op rechtszekerheidsbeginsel bij te belastingprocedures

Na het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011 is diverse malen in belastingprocedures in niet-punitieve zaken met succes verzocht om immateriële schadevergoeding. Zo veroordeelde het Hof -s’Gravenhage de heffingsambtenaar van de gemeente Goedereede tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade ad € 1.000.

In dit geval was de redelijke termijn overschreden en werd de overschrijding niet aan de rechter maar aan de heffingsambtenaar van de gemeente Goedereede toegerekend. De heffingsambtenaar deed erg lang over het doen van een uitspraak op het bezwaarschrift van belanghebbende dat gericht was tegen twee WOZ-aanslagen (Gerechtshof ‘s-Gravenhage 26 oktober 2011, LJN: BU8383).

­

Procedren tegen een te lange procedure kan dus lonen. Dit blijkt des te meer uit de volgende zaak. Eiser had bezwaar en beroep ingesteld tegen de aan hem opgelegde bouwleges ad € 700. De redelijke termijn voor beroep en bezwaar werd overschreden en de heffingsambtenaar van de gemeente Venray en de Staat (als verantwoordelijke voor de overschrijding in de gerechtelijke fase) werden veroordeeld tot het betalen van € 3.750 respectievelijk € 750 aan eiser ter compensatie van de door hem geleden immateriële schade. Het verweer van de heffingsambtenaar dat de schadevergoeding nooit hoger zou moeten zijn dan het bedrag waarop het geschil ziet volgde de rechtbank niet (Rb. Roermond 15 november 2011, LJN: BU5822).

Een bestuursrechtelijke procedure over een vergunning of een uitkering (daaronder mede begrepen een bezwaarschriftprocedure) mag op grond van art. 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) niet onredelijk lang duren. Dit artikel schrijft immers voor dat een ieder recht heeft op finale en definitieve afronding van zijn juridisch geschil ‘binnen een redelijke termijn’.

Zodra de redelijke termijn is overschreden en betrokkene onredelijk lang heeft moeten wachten op een rechterlijke uitspraak wordt immateriële schade in de vorm van spanning en frustratie bij de rechtzoekende voorondersteld. Deze schade komt volgens de bestuursrechter voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding bedraagt € 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Is de redelijke termijn met slechts enkele weken overschreden, dan heeft u dus (naar boven afgerond) recht op € 500 aan immateriële schadevergoeding.

Wat is te lang?

Een bestuursrechtelijke procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) over een ruimtelijke ordening kwestie mag volgens de Afdeling bestuursrechtspraak niet meer dan vijf jaar in beslag nemen. Wordt geen hoger beroep ingesteld, dan geldt een termijn van drie jaar (bezwaar en beroep).

(Bron: Pleinplus)