Pensioen/stamrecht in eigen beheer en flex-bv

Vanaf 1 oktober 2012 is het nieuwe bv-recht (flex-bv) van kracht. Op de pensioensite van de Belastingdienst zijn twee zogenoemde vraag & antwoordbesluiten gepubliceerd die ingaan op situaties die kunnen ontstaan als gevolg van het nieuwe bv-recht. Met name dga’s die geen 10% van de aandelen met stemrecht in de pensioen- of stamrecht-bv hebben, moeten actie ondernemen.
Met het invoeren van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is per 1 oktober 2012 de definitie van een dga in artikel 1 van de Pensioenwet aangepast. Aan de definitie van de dga is toegevoegd dat minimaal 10% van de aandelen of certificaten van aandelen de dga stemrecht moeten geven op de algemene vergadering van aandeelhouders.

Indien de dga niet aan deze voorwaarde voldoet, is het binnen de wettelijke fiscale voorwaarden niet mogelijk om pensioen in eigen beheer op te bouwen. Het wijzigen van de definitie van de Pensioenwet op 1 oktober 2012 kan voor bestaande pensioenovereenkomsten tot gevolg hebben dat de pensioenopbouw niet langer in eigen beheer kan plaatsvinden. Indien de pensioenopbouw in eigen beheer in dat geval niet stopt per 1 oktober 2012 zal de totale opgebouwde pensioenaanspraak op grond van artikel 19b Wet LB direct in de belastingheffing worden betrokken. Op grond van artikel 30i van de AWR wordt er bij de pensioengerechtigde bovendien revisierente in rekening gebracht.
De tweede vraag betreft het terugbetalen van aandelenkapitaal en het uitkeren van dividend door de flex-bv vanwege het vervallen van het verplichte aandelenkapitaal van € 18.000. Bestaande bv’s kunnen het eerder gestorte (minimum) aandelenkapitaal na het aanpassen van de statuten bijna helemaal terugbetalen aan de aandeelhouder(s). Daarnaast zijn de civielrechtelijke regels voor het uitkeren van dividend gewijzigd. Het uitkeren van dividend is alleen mogelijk na goedkeuring door het bestuur van de bv, waarbij het bestuur moet toetsen of de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt door de dividenduitkering. Een ten onrechte goedgekeurde dividenduitkering kan tot gevolg hebben dat het bestuur door benadeelde schuldeisers aansprakelijk wordt gesteld.
De Belastingdienst geeft aan dat het terugbetalen van aandelenkapitaal of het uitkeren van dividend gevolgen heeft voor de fiscale behandeling van een door de bv uitgevoerde pensioen- of stamrechtovereenkomst, indien de bv hierdoor niet langer in staat is om het pensioen en/of stamrecht volledig uit te keren. In dat geval is er sprake van een (gedeeltelijke) afkoop van pensioen of stamrecht en wordt de volledige pensioen- en/of stamrechtaanspraak op grond van artikel 19b van de Wet LB direct in de belastingheffing betrokken. Op grond van artikel 30i van de AWR wordt er bij de pensioen- en/of stamrechtgerechtigde bovendien revisierente in rekening gebracht.
Voor de vraag of de bv nog in staat is om het pensioen en/of stamrecht volledig uit te keren, is het na de uitkering van kapitaal of dividend resterende vermogen van de bv van belang. Er moet voldoende vermogen in de bv achterblijven om het pensioen en/of stamrecht op de korte en lange termijn volledig te kunnen uitbetalen. Voor deze toets moeten alle activa en passiva van de bv (inclusief de pensioen- en/of stamrechtverplichting) gewaardeerd worden op de werkelijke waarde in het economische verkeer. De waarde van de pensioen- en/of stamrechtverplichting is minimaal gelijk aan de koopsom die aan een professionele verzekeringsmaatschappij betaald zou moeten worden voor het onderbrengen van die verplichting. Bij het vaststellen van de waarde moet onder meer rekening worden gehouden met een toegekende indexatie van de pensioen- en/of stamrechtuitkeringen. Indien het risico van vooroverlijden deel uit maakt van de door de bv uitgevoerde pensioen- en/of stamrechtovereenkomst dient hier ook rekening mee gehouden te worden voor het minimaal in de bv achter te blijven vermogen.

(Bron: belastingzaken)