Doorbelasten kosten aan dochter-BV’s onvoldoende voor ondernemerschap

BV X was een holdingvennootschap met een aantal dochtermaatschappijen, waaronder Holding BV Y die 12 dochter-BV’s had. Alle aandelen in BV X waren in handen van BV D, die de directie voerde voor de onderliggende vennootschappen. BV X berekende managementkosten met BTW door aan haar dochtermaatschappijen en BV Y berekende accountantskosten voor jaarrekeningen met BTW deels door aan haar dochter-BV’s. Na een boekenonderzoek legde de inspecteur naheffingsaanslagen BTW op aan BV X (2009-2011) en BV Y (2009-2012). Volgens de inspecteur waren zij geen ondernemer voor de BTW en hadden zij daarom ten onrechte voorbelasting in aftrek gebracht. Rechtbank Gelderland besliste op het beroep van BV X en BV Y dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat rechtsbetrekkingen bestonden tussen hen en hun dochtermaatschappijen en dat zij voor hun dochtermaatschappijen geen prestaties hadden verricht. De enkele doorbelasting van aan BV X en BV Y gerichte facturen was zonder nadere toelichting niet voldoende. De aard en omvang van de verrichte dienstverlening en de daarvoor bedongen vergoedingen waren niet aannemelijk gemaakt. Bovendien hadden BV X en BV Y niet verklaard hoe de (mondelinge) managementovereenkomsten zich verhielden tot de managementdiensten die BV D voor het concern verrichtte. De Rechtbank verwierp ook de stelling van BV X en BV Y dat zij een f.e. voor de BTW vormden met respectievelijk BV Y en tien dochter-BV’s. Hun activiteiten strekten niet in hoofdzaak tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel en de activiteiten van de ene vennootschap werden ook niet in hoofdzaak voor een andere vennootschap uitgeoefend. De Rechtbank nam daarbij in aanmerking dat geen prestaties voor derden of onderlinge prestaties hadden plaatsgevonden. Er was geen sprake van economische verwevenheid, zodat BV X en BV Y geen deel konden uitmaken van een f.e. Tot slot besliste de Rechtbank dat BV X en BV Y ook geen beroep konden doen op de holdingresolutie van 18 februari 1991, omdat zij niet hadden verzocht om in een f.e. te worden opgenomen. Zij hadden dus niet voldaan aan alle voorwaarden van de resolutie.

(Bron: FUTD)