€ 850.000 tijdelijk en niet duurzaam overtollig: doorschuiving a.b. bij een BV

X was DGA van BV D en BV E. BV D was een beleggingsvennootschap met banktegoeden en onroerende zaken en BV E bezat alle aandelen van BV F, waarin een onderneming werd gedreven. Deze werkmaatschappij huurde een bedrijfspand van BV D. Na het overlijden van X in augustus 2012 zette zijn echtgenote, aan wie de aandelen in de BV’s waren gelegateerd, de onderneming voort. Nadat de aanslag erfbelasting conform de aangifte was vastgesteld, gaven de erven X alsnog een voordeel uit a.b. aan. Vervolgens verzochten zij om toepassing van artikel 4.17a Wet IB 2001 voor de aandelen BV E. De inspecteur stond dit slechts voor een bedrag van € 787.500 toe, omdat de overige € 950.000 volgens hem beleggingsvermogen was. De erven X gingen in beroep tegen de navorderingsaanslag IB 2012 die was opgelegd naar een belastbaar inkomen uit a.b. van € 2.534.160. Rechtbank Gelderland besliste dat het beroep van de erven X in ieder geval gegrond was, omdat de inspecteur had toegezegd aan de erven X dat voor een mogelijk gedwongen verhuizing van de onderneming in de toekomst een bedrag van € 100.000 mocht worden gereserveerd en dat hiermee in de uitspraak op bezwaar ten onrechte geen rekening was gehouden. Vervolgens besliste de Rechtbank dat de erven X aannemelijk hadden gemaakt dat de in BV E aanwezige liquide middelen en effecten slechts tijdelijk en daarom niet duurzaam overtollig waren. De Rechtbank vond de dreiging van herontwikkeling van de locatie van het bedrijfspand van de werkmaatschappij reëel. Ook had de inspecteur onvoldoende rekening gehouden met eventuele kosten die samenhingen met een reorganisatie en tegenvallende resultaten. De Rechtbank vond het verder van belang dat BV E het (resterende) bedrag van € 850.000 (grotendeels) op een bankrekening had laten staan en niet risicovol had belegd. De Rechtbank kwam tot de slotsom dat de erven X de grenzen van de redelijkheid niet hadden overschreden door het volledige bedrag te rekenen tot het ondernemingsvermogen van BV E. De Rechtbank verminderde het belastbaar inkomen uit a.b. tot € 1.582.563 en verklaarde het beroep van de erven X gegrond.

(Bron: FUTD)