Waardering verplichting partnerpensioen in eigen beheer na echtscheiding

Hoe vindt de waardering van een in eigen beheer gehouden verplichting voor het uitkeren van een partnerpensioen plaats indien er geen aanwijsbare partner is die in aanmerking komt voor de uitkeringen van het partnerpensioen?

Het antwoord op deze vraag heeft de Belastingdienst onlangs op de Belastingdienstpensioensite geplaatst:

Het ontbreken van een aanwijsbare (volgende) partner die in aanmerking kan komen voor de uitkeringen van het partnerpensioen levert problemen op voor het waarderen van de verplichting van de BV tot het uitkeren van een partnerpensioen. Er is immers geen partner die als maatstaf kan dienen voor de waardering van die partnerpensioenverplichting.

In de praktijk wordt in dergelijke situaties veelal de aanspraak op partnerpensioen (al dan niet tijdelijk) omgezet in een aanspraak op hoger ouderdomspensioen. Op het moment dat er weer een (voor partnerpensioen kwalificerende) partner is, kan het extra ouderdomspensioen door middel van ruil weer worden gebruikt voor een partnerpensioen ten behoeve van de nieuwe partner.

Het is ook mogelijk om – zolang geen sprake is van een aanwijsbare partner – in de hiervoor beschreven situaties de partnerpensioenverplichting op de fiscale balans te waarderen op basis van een fictieve partner met de geboortedatum en het geslacht van de ex-partner. Vanaf het moment dat er weer een partner is die aanspraak kan maken op de uitkeringen van het partnerpensioen, moet de waardering van het partnerpensioenverplichting weer plaatsvinden aan de hand van de gegevens van die partner.

Indien uiterlijk op de pensioeningangsdatum nog geen sprake is van een voor het partnerpensioen kwalificerende partner, zal de DGA de aanspraak op partnerpensioen alsnog moeten uitruilen in een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. Voor deze uitruil zal voor het partnerpensioen moeten worden uitgegaan van een waarde die is gebaseerd op een fictieve partner met de geboortedatum en het geslacht van de ex-partner. Zonder een tijdige uitruil naar het ouderdomspensioen ziet de DGA feitelijk af van de aanspraak op partnerpensioen. Indien geen sprake is van prijsgeven van een niet voor verwezenlijking vatbare pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB of van prijsgeven van een pensioenaanspraak op het ingangstijdstip van het pensioen in verband met de vermogenspositie van de verzekeraar als bedoeld in artikel 19b, achtste lid, Wet LB, wordt de waarde van de pensioenaanspraak in dat geval op grond van artikel 19b Wet LB direct volledig in de belastingheffing betrokken en is de DGA revisierente verschuldigd.

(Bron: Belastingdienstpensioensite)