Beleid over geruisloze doorschuiving geactualiseerd

De staatssecretaris heeft besluiten van 12 april 2002 en 18 juli 2008 op het gebied van de geruisloze doorschuiving in de zin van de artikelen 3.62 en 3.63 Wet IB samengevoegd en geactualiseerd. Als een firmant overlijdt en de overblijvende firmanten nemen zijn onderneming krachtens een overnemings- of toescheidingsbeding over of verkrijgen zijn onderneming krachtens een verblijvingsbeding, kan het voorkomen dat de onderneming civielrechtelijk korte tijd eigendom is van de niet-voortzettende erfgenamen. Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen in het geval een ondernemer overlijdt en de onderneming zal worden voortgezet door een werknemer. De staatssecretaris keurt voor dit soort situaties goed dat geruisloze doorschuiving met toepassing van artikel 3.63 Wet IB 2001 juncto artikel 13a, lid 2, onderdeel f, UVR IB 2001 kan plaatsvinden hoewel de onderneming van de overledene eerst tot de nalatenschap gaat behoren en niet-voortzettende erfgenamen deze leveren aan de voortzettende firmant of werknemer. Verder zijn in het geactualiseerde besluit criteria opgenomen in verband met de beoordeling van de 36-maandseis bij onderbreking van de dienstbetrekking en is verder uitgeschreven wat de gevolgen zijn van een arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2007. Het nieuwe besluit treedt op 31 mei 2018 in werking en werkt terug tot en met 14 mei 2018.

(Bron: FUTD)