Het pensioenakkoord: weer een stap verder

Na een jaar van onderhandelingen bereikte het kabinet vrijdag 12 juni 2020 een akkoord met de betrokken partijen over de invulling van het pensioenakkoord. Het uitgewerkte voorstel gaat binnenkort naar de Tweede Kamer. Wij zetten de belangrijkste punten van dit voorstel voor u op een rij.

De struikelblokken opgelost?

Eerder bespraken we de drie grootste struikelblokken om tot een pensioenakkoord te komen: het omzetten van de opgebouwde pensioenrechten, de compensatie van de (oudere) werknemers en de acceptatie van het nieuwe pensioenstelsel door de deelnemers. Deze heikele punten lijken nu te zijn opgelost.

De pensioenrechten

De betrokken partijen geven aan dat het omzetten van de collectief opgebouwde pensioenrechten naar het nieuwe persoonlijke pensioenstelsel belangrijke voordelen heeft voor de uitvoering, de uitlegbaarheid en het kunnen delen van mee- en tegenvallers. Zo helpt het overdragen van het al gespaarde pensioengeld in de nieuwe pensioenregeling om het nieuwe stelsel goed te laten functioneren. De betrokken partijen houden daarom de nieuwe pensioenopbouw én de bestaande rechten zoveel mogelijk bij elkaar in één fonds. Voor dit zogenoemde ‘invaren’ van oude rechten wordt een standaardpad geschreven. Hierover zijn nog geen details bekend.

Compensatie van werknemers

De verwachting was dat de overgang naar het nieuwe contract voor met name de oudere werknemers nadelig uitpakt. Uit berekeningen blijkt dit echter in veel gevallen voordelig te zijn. Naast het voor de deelnemer beschikbare vermogen wordt een zogenoemde collectieve solidariteitsreserve gevormd. Dit is een collectief, niet toebedeeld, vermogen waarmee risico’s voor huidige en toekomstige generaties volgens duidelijke en evenwichtige regels over leeftijdsgroepen worden gedeeld. Om de pensioenuitkeringen stabieler te maken, wegen mee- en tegenvallers minder zwaar mee naarmate deelnemers ouder zijn. Pensioengerechtigden merken hier dus minder van dan jongeren. Financieel goede jaren compenseren de financieel slechte jaren. En in slechte jaren kunnen tegenvallers verder worden gedempt met de solidariteitsreserve.

Verzekerde regelingen

Daarnaast is vanuit de pensioenbranche aandacht gevraagd voor de verzekerde regelingen. Dit zijn de pensioenregelingen die niet bij een pensioenfonds, maar bij een verzekeraar zijn ondergebracht. Hier is vaak een oplopende premiestaffel van toepassing: de premie stijgt naarmate men ouder wordt. Door het pensioenakkoord is alleen nog een vlakke premie mogelijk, waardoor hoge overgangslasten ontstaan. De jongere deelnemers krijgen immers meteen de vlakke premie, vaak hoger dan de bij hun leeftijd behorende staffelpremie, maar voor de oudere deelnemers is de vlakke premie te laag om hun beoogde pensioen te behalen. De extra lasten werden berekend op ruim € 7 miljard. Anders dan bij pensioenfondsen zijn hiervoor geen andere financieringsbronnen dan een hogere premie (rekening werkgever). Helaas kwam voor dit probleem in de onderhandelingen (te) laat aandacht.

Op het laatst is er een compromis gesloten door de oplopende premiestaffel voor de bestaande werknemers te handhaven. Nieuwe werknemers worden wel in een in nieuwe regeling met een vlakke premie opgenomen. Samen met uw pensioenadviseur kunt u deze vlakke premie dan zo vaststellen dat de nieuwe werknemers een adequaat pensioen kunnen opbouwen. Dit kan per onderneming verschillen.

Een compromis is nooit ideaal. De werkgever krijgt te maken met twee regelingen binnen de onderneming. De partijen geven hierom aan dat deze regeling nog nadere uitwerking behoeft. Voor dit struikelblok is dus nog geen echte oplossing. Waarschijnlijk lobbyen de verzekeraars, premiepensioeninstellingen (PPI) en algemene pensioenfondsen (APF) voor het handhaven van de oplopende premie voor alle werknemers, ook de nieuwe werknemers.

Acceptatie van het nieuwe pensioenstelsel door de deelnemers

U als werkgever moet in samenwerking met het pensioenfonds aangeven welke maatregelen er getroffen worden om adequaat te compenseren en hoe deze compensatie gefinancierd wordt. Dit moet u op individueel en op regelingniveau (per leeftijdscohorten) communiceren. De deelnemers moeten dus persoonlijk inzicht krijgen in de hoogte van hun pensioen voor en na de overgang naar het nieuwe contract. Door deze individuele communicatie verwachten de partijen dat de werknemers het nieuwe contract sneller accepteren. Deze vorm van communicatie was bij verzekerde regelingen al gebruikelijk; bij pensioenfondsen is dit nieuw.

Overige onderdelen in het totaalpakket

Ook op andere punten bereikten de betrokken partijen overeenstemming. Zo komen er regelingen voor mensen met zware beroepen en zelfstandigen. De fiscale heffing, die van kracht is als mensen met zware beroepen eerder stoppen met werken, wordt geschrapt. Als werkgever mag u deze groep tot drie jaar ‘kosteloos’ met prépensioen laten gaan. Voor zelfstandigen komt vooralsnog geen verplichte pensioenregeling. Wél komt er voor deze groep een verzekeringsplicht bij arbeidsongeschiktheid. Een uitgewerkt voorstel hiervoor moet begin 2021 bij de Tweede Kamer liggen.

Daarnaast wordt de AOW-leeftijd bevroren op 66 jaar en 4 maanden in 2020 en 2021, en stijgt deze vervolgens in stappen naar 67 jaar in 2024. Hierna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Het nabestaandenpensioen, de uitkering bij overlijden aan de achterblijvende partner, wordt in het nieuwe pensioencontract alleen nog op risicobasis verzekerd. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt over het salaris berekend en is onafhankelijk van de diensttijd. Bij uitdiensttreding en werkloosheid blijft de dekking tijdelijk doorlopen.

(Bron: ABAB)