Archive for maart, 2014

Bij ontslag om bedrijfseconomische redenen moet u vanaf 1 april eerst afscheid nemen van de AOW-gerechtigden voordat u het afspiegelingsbeginsel verder toepast. Dit is het gevolg van een recente wijziging in het Ontslagbesluit.

Onlangs is een wijziging van het Ontslagbesluit (pdf) in de Staatscourant gepubliceerd. Hieruit blijkt dat u per 1 april 2014 bij ontslag vanwege bedrijfseconomische redenen eerst moet bekijken of er in de uitwisselbare functiegroepen werknemers zitten die AOW-gerechtigd zijn. Is dat het geval, dan moet u als eerste afscheid nemen van deze medewerkers.

Objectieve rechtvaardiging voor wijziging Ontslagbesluit

Als er méér AOW-gerechtigden in een functiegroep vallen dan er in die groep ontslagen moeten worden, komt de AOW-gerechtigde met het kortste dienstverband als eerste in aanmerking voor ontslag. Als er juist méér werknemers moeten worden ontslagen dan er AOW-gerechtigden zijn, past u vervolgens de normale regels van het afspiegelingsbeginsel toe. De wijziging in het Ontslagbesluit moet ervoor zorgen dat medewerkers die een inkomensvoorziening hebben op grond van hun AOW eerder voor ontslag in aanmerking komen dan werknemers die dit niet hebben. Door deze objectieve rechtvaardiging is de wijziging niet in strijd met de Wet gelijke behandeling. Bij ontslagaanvragen die u vóór 1 april 2014 indient, kunt u de normale regels voor het afspiegelingsbeginsel nog hanteren.

Leeftijdscategorie wordt ’55 jaar tot AOW-gerechtigde leeftijd’

Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel verdeelt u uw medewerkers in groepen met uitwisselbare functies. Dit zijn functies die wat betreft functie-inhoud, kennis, competenties, niveau en beloning vergelijkbaar met elkaar zijn. Per groep uitwisselbare functies verdeelt u uw medewerkers vervolgens onder in leeftijdscategorieën. Hierbij geldt dat de leeftijdscategorie van ‘55 jaar en ouder’ wordt gewijzigd in ‘55 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd’. Per leeftijdscategorie moet u de werknemer met het kortste dienstverband ontslaan. De bedoeling hiervan is dat de leeftijdsopbouw binnen de categorieën uitwisselbare functies vóór en na de ontslagrondes zo veel mogelijk gelijk blijft.

(Bron: OCRendement)

Stappenplan onzakelijke lening en tbs

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Stappenplan onzakelijke lening en tbs

In een recent besluit geeft de staatssecretaris  onder andere het beleid weer voor leningen en borgstellingen die worden belast  als resultaat uit overige werkzaamheden. Hij geeft een stappenplan voor de  beoordeling voor de (on)zakelijkheid van een lening.

Het aangaan of hebben van een schuldvordering  (lening ) op een ‘eigen’ bv, op een verbonden persoon of op bepaalde  samenwerkingsverbanden wordt onder de terbeschikkingstellingsregeling belast als  resultaat uit een werkzaamheid. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten meer  duidelijkheid verschaft over de onzakelijke lening (die onder meer ‘Lening is geheel zakelijk of onzakelijk’ en ‘Verlies op onzakelijke lening verhoogt verkrijgingsprijs  deelneming bij liquidatie’).    Dit betreft zowel de  definiëring van de onzakelijke lening als de afwikkeling ervan. Daarbij is van  belang dat een zakelijke lening wel ten laste van het resultaat mag worden  afgewaardeerd en een onzakelijke lening niet. In het besluit zijn de stappen  gepubliceerd die de staatssecretaris volgt om te beoordelen of sprake is van een  zakelijke of onzakelijke lening binnen de terbeschikkingstellingsregeling.

 

Stap 1. Civiele recht is uitgangspunt

Voor de fiscale duiding (eigen of vreemd  vermogen) van de financieringsovereenkomst is het civiele recht het  uitgangspunt. Een belangrijk element is de terugbetalingsverplichting. Als een  terugbetalingsverplichting onderdeel uitmaakt van de financiering, zal vaak  sprake zijn van een leningsovereenkomst.

 

Stap 2. Kwalificatie lening

Er zijn echter leningen die niet de  gebruikelijke fiscale gevolgen hebben die verbonden zijn aan een  leningsovereenkomst. Deze worden fiscaal afgewikkeld in de kapitaalsfeer en  raken niet de terbeschikkingstellingsregeling; dit betekent onder meer dat een  afwaardering ten laste van het resultaat niet mogelijk is. Het gaat dan om de

  • schijnlening (een lening die alleen in schijn bestaat, omdat partijen in   werkelijkheid geen overeenkomst van geldlening tot stand hebben willen   brengen);
  • deelnemerschapslening (een lening die aan drie cumulatieve voorwaarden   voldoet: winstafhankelijkheid van de vergoeding, achterstelling bij alle   concurrente crediteuren en het ontbreken van een vaste looptijd); en
  • bodemlozeputlening (een lening waarvan op het moment van de   geldverstrekking al duidelijk is dat de opgenomen gelden niet kunnen worden   terugbetaald of verrekend).

 

Stap 3 Corrigeren rentevergoeding: zakelijke lening

Vervolgens wordt de rentevergoeding beoordeeld,  in combinatie met de overige elementen van de overeenkomst, zoals de looptijd en  eventuele zekerheden. Is de rentevergoeding niet in overeenstemming met het ‘at  arm’s length’ beginsel? Dan wordt bezien of dit ter bepaling van het resultaat  kan worden gecorrigeerd zodanig dat wel wordt voldaan aan dit criterium, waarbij  de overige elementen onveranderd blijven. Het mag geen winstdelende lening  worden. Na correctie is dan sprake van een zakelijke lening. Een eventuele  afwaardering kan plaatsvinden ten laste van het resultaat.

 

Stap 4. Corrigeren rentevergoeding niet mogelijk: onzakelijke lening

Als het niet mogelijk is een zakelijk  (niet-winstdelend) rentepercentage vast te stellen, waarbij een onafhankelijke  derde nog bereid zou zijn om een lening onder overigens dezelfde voorwaarden te  verstrekken, dan is sprake van een onzakelijke lening. Een afwaardering kan,  vanwege dit op onzakelijke gronden aanvaarde debiteurenrisico, niet ten laste  van het resultaat uit een werkzaamheid worden gebracht.

 

Stap 5. Beoordelingstijdstip

Of sprake is van een onzakelijke lening moet  worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de lening. Let er daarbij  op dat een zakelijke lening gedurende haar looptijd door onzakelijk handelen van  de crediteur alsnog onzakelijk kan worden.

 

Stap 6. Kwijtschelden onzakelijke lening

Het kwijtschelden van een onzakelijke lening zal  leiden tot een informele kapitaalstorting, ook indien en voor zover de vordering  oninbaar is. Immers, het verlies dat de ab-houder bij de kwijtschelding lijdt,  vloeit dan voort uit het debiteurenrisico dat hij heeft aanvaard in zijn  hoedanigheid van aandeelhouder. Ook voor de debiteur zal in zo’n geval de  kwijtschelding als een informele kapitaalstorting moeten worden aangemerkt.

 

Borgstellingen

In het besluit geeft de staatssecretaris ook de  verschillende situaties aan die spelen rondom een borgstelling. Een borg kan  onder de terbeschikkingstellingsregeling vallen voor een borgstelling uit hoofde  van een borgstellingsovereenkomst die hij is aangegaan voor een schuld van de bv  waarin hij of een verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft.

(Bron: Taxence)

Besteedt u de administratie liever uit aan een administratie- of accountantskantoor, dan moet u er rekening mee houden dat uw onderneming altijd eindverantwoordelijke blijft voor het doen van een juiste belastingaangiften. Als het dus helemaal mis gaat, moet u op de blaren zitten. Dit bleek uit een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.

De onderneming in deze zaak kreeg, naar aanleiding van een boekenonderzoek, een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over de periode 2007-2010. De fiscus vond dat de aangiften loonheffingen veel te laag waren.. De onderneming stapte naar de rechter. Het klopte namelijk wel dat er te weinig loonheffingen waren afgedragen, maar de onderneming stelde dat schuld lag bij het administratiekantoor dat haar loonaangifte deed. Vanaf 2005 was de onderneming ineens veel minder kwijt aan loonheffingen. Dit was de ondernemer wel opgevallen en hij had daarom regelmatig contact gehad met de Belastingdienst. Hij vermoedde zelf dat de veel langere loonheffing te maken zou kunnen hebben met de veranderde regels omtrent de AOW en de fiscus gaf aan dat dit inderdaad een mogelijkheid was.

Softwarefout was de boosdoener

Achteraf bleek echter dat het aan een fout lag in de software van het administratiekantoor dat zijn loonaangifte verzorgde. De ondernemer stelde dat deze fout hem niet kon worden verweten. Ook bij de Belastingtelefoon hadden ze hem niet gewaarschuwd dat het om een fout zou kunnen gaan. Hij stelde daarom dat de fiscus de naheffingsaanslag niet op zijn onderneming moest verhalen, maar op het administratiekantoor. Daar ging de rechter niet in mee. Ook als de loonadministratie wordt uitbesteed, blijft een onderneming namelijk altijd eindverantwoordelijk voor een juiste en volledige aangifte en afdracht van de loonheffingen.

Termijn boekenonderzoek mag niet te lang duren

Het boekenonderzoek waardoor deze zaak aan het rollen kwam, begon op 21 december 2009 en was afgerond op 12 juni 2012. Volgens de ondernemer had dit te lang geduurd, waardoor de fiscus geen naheffingsaanslag meer op mocht leggen. Hij beriep zich hierbij op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hier kon de rechter wel begrip voor opbrengen, maar de inspecteur had zelf de naheffingsaanslag al aangepast. Hoewel de naheffing bleef staan, had hij wel de termijn waarover de heffingsrente berekend werd, verminderd tot 1 juli 2010. Dat was volgens de rechter een voldoende tegemoetkoming. De naheffingsaanslag was wel gewoon binnen de wettelijke termijn opgelegd.

(Bron: FA Rendement)

De Belastingdienst controleert (service- en controlethema’s) bij de aangifte
inkomstenbelasting over 2013 extra streng op een aantal onderdelen. Deze
onderdelen zijn:
zorgkosten, zoals dieetkosten en medicijnen
gastouders
zorgverleners die zorg verlenen aan houders van een persoonsgebonden budget
hypotheekverhoging
giften
vermogen in het buitenland en Belgisch pensioen
echtscheiding

Vooraf ingevulde aangifte:

Vanaf 1 maart 2014 kan een belastingplichtige aangifte inkomstenbelasting doen
over 2013 met de vooraf ingevulde aangifte. Dit jaar zijn weer meer gegevens
vooraf ingevuld. Nieuw is dat de Belastingdienst dit jaar ook de aftrekbare
premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen vooraf invult. Mede daardoor is dit
jaar de aangifte voor ongeveer zes miljoen particulieren volledig vooraf
ingevuld. Voor ongeveer vier miljoen mensen is de aangifte gedeeltelijk
ingevuld.

Welke gegevens vult de Belastingdienst zoal vooraf in?
Loon, uitkeringen, pensioenen
De meeste heffingskortingen
Hypotheeksaldo en hypotheekschuld en WOZ-waarde van de eigen woning
Gegevens van overige onroerende zaken in Nederland
Ingehouden dividendbelasting
Lijfrentepremies
Ontvangen studiefinanciering en de studieperiode
Banksaldi en spaartegoeden
Waarde effectenportefeuilles
Leningen en andere schulden
Buitenlandse (Belgische en Duitse) pensioenen
Premies AOV (Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen)
Buitenlandse rekeningen
De naam van degene van wie u een persoonsgebonden budget ontvangt
Ondanks het feit dat de vooraf ingevulde belastingaangiftes elk jaar completer
worden, bent u nog steeds verantwoordelijk voor eventuele fouten. Controleren
van de door de Belastingdienst ingevulde gegevens blijft dus belangrijk.

Ondernemen in Duitsland staat bij veel Nederlandse ondernemers hoog op de
verlanglijst. Denkt u erover uw activiteiten uit te breiden naar Duitsland? Dan
is het goed om te weten dat u met een Duitse vestiging deuren kunt openen.
Duitse afnemers doen immers het liefst zaken met een Duits bedrijf.

Onderzoek van de overkoepelende Kamer van Koophandel in Duitsland toont aan dat
ongeveer 30% van de Duitse bedrijven uit vrees voor rechtsonzekerheid geen zaken
doet met het buitenland. Daarom kan het oprichten van een GmbH om verschillende
redenen een goede keuze zijn. Zorg daarbij wel voor een goede juridische en
fiscale voorbereiding.

Een GmbH geeft vertrouwen

Met een GmbH wordt het zakendoen in Duitsland eenvoudiger. Duitse zakenpartners
zijn vaak terughoudend om zaken te doen met een Nederlandse B.V. Bij een GmbH
weten ze precies welke rechten en plichten aan deze vennootschap verbonden zijn.
Het bedrijf is in het Duitse handelsregister ingeschreven en heeft een Duits
belastingnummer; dit zorgt voor vertrouwen. Vanuit een GmbH kunt u vaak
goedkoper inkopen bij Duitse leveranciers. Ook wordt het aannemen van Duits
personeel eenvoudiger: hierop is Duits recht van toepassing en dat kan een stuk
gunstiger zijn dan het Nederlands recht. Vergoedingen bij het einde van een
dienstverband zijn in Duitsland bijvoorbeeld lager dan in Nederland en het
ontslaan van medewerkers is eenvoudiger.

Een GmbH is vergelijkbaar met de Nederlandse B.V. Het is de meest voorkomende
rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid in Duitsland. Voor de oprichting van een
GmbH moet u eerst toetsen of u uw geplande activiteiten in Duitsland zonder meer
mag uitoefenen. Voor sommige bedrijfsactiviteiten is namelijk een vergunning
vereist. Daarnaast moeten de oprichters of de bestuurder over bepaalde
kwalificaties beschikken. Voor de oprichting van de GmbH is een Duits
binnenlands correspondentieadres vereist. Alleen een postbus is onvoldoende. De
statutaire zetel van de GmbH mag in een andere plaats liggen dan het
binnenlandse correspondentieadres. Het kapitaal van de GmbH moet bij oprichting
tenminste 25.000 euro bedragen.

In de oprichtingsakte van de GmbH wordt meestal ook de eerste bestuurder
(‘Geschäftsführer’) van de GmbH benoemd. De oprichter van een GmbH kan zowel een
natuurlijke als een rechtspersoon zijn, maar anders dan in Nederland moet de
leiding van een GmbH in handen van een natuurlijk persoon zijn en is het dus
niet mogelijk de directievoering van de GmbH aan een B.V. over te laten. De GmbH
geldt pas als opgericht, zodra de vennootschap in het Duitse handelsregister is
ingeschreven. Deze inschrijvingsprocedure bij het Amtsgericht (kantongerecht)
neemt gemiddeld twee tot drie weken in beslag. Instanties als de Duitse
belastingdienst en de bevoegde Kamer van Koophandel (IHK) ontvangen vervolgens
automatisch bericht dat de GmbH is opgericht.

GmbH is de ondernemer

Voor de verplichtingen van de vennootschap is de GmbH met haar hele vermogen –
dus niet alleen met het stamkapitaal – aansprakelijk. De vennoten zelf
daarentegen zijn in principe niet aansprakelijk. Hun aansprakelijkheid beperkt
zich tot het ingebrachte aandelenkapitaal. De GmbH wordt vertegenwoordigd door
de directeur wiens taken bij wet zijn geregeld en meer gedetailleerd in een
vennootschapscontract moeten worden geregeld. Een directeur kan in bepaalde
gevallen ook persoonlijk aansprakelijk zijn.

De belasting die een GmbH betaald, bestaat in Duitsland uit een federaal deel
(Körperschaftsteuer, Solidaritätszuschlag) en lokaal deel (Gewerbesteuer; elke
gemeente heeft zijn eigen heffingspercentage) zodat de belasting in totaal sinds
2008 effectief circa 32% bedraagt. (bron: Zentrum für Europäische
Wirtschaftsforschung). Ter vergelijking: in Nederland tot 200.000 euro winst 20%
en boven 200.000 euro winst 25%.

Contracten en algemene voorwaarden in Duitsland

Nadat de GmbH is opgericht zullen schriftelijke contracten volgens Duits recht
met klanten en leveranciers moeten worden gesloten. Let wel: vertaling van uw
Nederlandse contracten en Algemene Voorwaarden is dus niet voldoende en ook is
het aan te raden uw Nederlandse website niet alleen te laten vertalen maar in
z’n geheel op Duitse wijze op te zetten.

Om succesvol te ondernemen in Duitsland is meer nodig dan het oprichten van een
GmbH. Neem de verschillen op het gebied van taal, cultuur en regelgeving in
acht. De Duitser eist kwaliteit, de prijs is ondergeschikt. Onze losse manier
van zakendoen past niet bij Duitsers, bereid je goed voor en kom je afspraken
altijd op tijd na. Om u als ondernemer te begeleiden bij het zakendoen in en met
onze oosterburen is een multidisciplinair adviesteam geformeerd: de Flynth
Duitsland Desk. Flynth Duitsland Desk is een kerngroep van een tiental
specialisten die locatieonafhankelijk Duitse en Nederlandse ondernemers
adviseren op administratief gebied, fiscale zaken en loon- en
personeelsadministratie.

(Bron: Flynth)

Rechtbank Den Haag oordeelt dat nu de inspecteur al een aanslag IB/PVV 2009 heeft opgelegd, terwijl de informatiebeschikking over dat jaar nog niet onherroepelijk vaststond, deze informatiebeschikking van rechtswege komt te vervallen.

Aan X wordt een informatiebeschikking opgelegd voor het jaar 2009. X is het niet eens met deze informatiebeschikking en gaat in bezwaar en beroep.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur moet wachten met het opleggen van een aanslag over een bepaald jaar totdat de informatiebeschikking over dat jaar onherroepelijk vaststaat. In dit geval heeft de inspecteur dit niet gedaan bij de aanslag IB/PVV 2009. Gevolg is dat de informatiebeschikking over dat jaar van rechtswege komt te vervallen. Dit op grond van art. 52a lid 3 AWR. De rechtbank verklaart het beroep van X wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk, omdat X door het instellen van beroep niet in een gunstiger positie kon komen. Omdat de informatiebeschikking ten tijde van het instellen van beroep nog niet van rechtswege was komen te vervallen, is X wel terecht in bezwaar en beroep gegaan. De rechtbank kent daarom een proceskostenvergoeding toe van € 1.217.

(Bron: Taxlive)

Hof legt celstraf op voor gebruiken van valse jaarrekeningen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Hof legt celstraf op voor gebruiken van valse jaarrekeningen

In hoger beroep is de voormalig eigenaar van een vleesbedrijf in Oss (57) veroordeeld tot 27 maanden gevangenisstraf voor flessentrekkerij (het stelselmatig kopen van goederen zonder te betalen) en het gebruiken van valse jaarrekeningen. Ook moet hij ruim 400.000 euro schadevergoeding betalen. De directeur van het bedrijf (65) krijgt een voorwaardelijke celstraf van 4 maanden alleen voor het gebruiken van valse jaarrekeningen. Het hof spreekt een medewerker (48) vrij wegens gebrek aan bewijs.

In de periode van 1 september 2006 tot en met 18 juli 2007 werkten de mannen voor een bedrijf in Oss, dat handelt in vlees en andere levensmiddelen. De 57-jarige man ontdeed zich formeel van zijn slapende onderneming maar is daar in de praktijk gewoon mee doorgegaan. Hij zocht een stroman en die vond hij in de nu 65-jarige man. Deze man heeft het bedrijf op zijn naam gekregen en werd op papier directeur. Vervolgens heeft de 57-jarige man opzettelijk valse jaarrekeningen over dat bedrijf in het verkeer gebracht en deze zijn verstrekt aan drie kredietverzekeraars en een bank. Op basis van die valse stukken hebben die kredietverzekeraars aan de latere leveranciers hoge kredieten afgegeven en is de bank een hypotheek gevraagd, zodat de 65-jarige man het pand (destijds gehuurd van een BV van de echtgenote van de 57-jarige man) kon kopen.

Flessentrekkerij

De 57-jarige man zorgde er ook voor dat het bedrijf weer bestellingen kon plaatsen bij andere bedrijven. Nadat die bestelde goederen werden geleverd heeft het bedrijf de facturen nooit betaald, maar een groot deel van die goederen zo snel mogelijk en vaak onder de aankoopprijs doorverkocht.

Straffen

Bij het bepalen van de straf heeft het hof er rekening mee gehouden dat de 57-jarige man al diverse keren is veroordeeld, onder meer voor douanefraude in 2008. Door zijn toedoen zijn zeker 15 bedrijven benadeeld voor een totaalbedrag dat in de tonnen loopt. Het hof vindt daarom een gevangenisstraf van 27 maanden passend.

Het hof spreekt de 65-jarige man vrij van flessentrekkerij, omdat niet bewezen kan worden dat hij destijds de bedoeling had om goederen te kopen zonder daarvoor te betalen. Hij is wel betrokken geweest bij het gebruiken van valse jaarrekeningen, aangezien hij toen inmiddels wist dat er twee versies van de jaarrekeningen in omloop waren. Het hof houdt rekening met zijn slechte gezondheidstoestand en legt hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op.

Het hof spreekt de medewerker helemaal vrij. Het kan niet worden vastgesteld dat hij wist dat de stukken vals waren. Ook kan niet bewezen worden dat hij op de hoogte was van de malafide gang van zaken binnen het bedrijf en evenmin dat de man zelf de bedoeling had om deze goederen te kopen zonder daarvoor te betalen.

Op 24 mei 2011 legde de rechtbank Oost-Brabant de directeur, eigenaar en medewerker respectievelijk 10, 27 en 15 (waarvan 5 voorwaardelijk) maanden gevangenisstraf op.

(Bron: Accountancynieuws)

Slechte documentatie lening dga leidde tot verkapt dividend

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Slechte documentatie lening dga leidde tot verkapt dividend

Wie een lening verstrekt aan zijn bv, doet er in beginsel verstandig aan deze overeenkomst goed te documenteren. Zo niet, dan zal de Belastingdienst ‘aflossingen’ op de schuld aanmerken als verkapte winstuitdelingen.

Dit overkwam ook een dga die aan het hoofd stond van zes bv’s: een moedermaatschappij, een dochtermaatschappij en vier kleindochtermaatschappijen. In eerste instantie had de dga geen aangifte inkomstenbelasting ingediend. De inspecteur legde hem daarop een ambtshalve aanslag op. Daarbij ging hij ervan uit dat de dga een gebruikelijk loon had genoten. Ook merkte de inspecteur de bedragen die de dga had opgenomen bij één van zijn bv’s aan als een verkapt dividend. Daarop overlegde de man alsnog diverse stukken. Deze waren echter niet helemaal compleet. Zo stelde de dga dat de opgenomen bedragen feitelijk aflossingen vormden op een verstrekte lening, maar hij kon geen stukken overleggen over het afsluiten van die lening. De inspecteur daarentegen had zijn berekening van de verkapte winstuitkering gebaseerd op werkelijk opgenomen gelden. Het hof oordeelde dan ook dat de inspecteur een redelijke schatting had gemaakt van de belastbare inkomsten.

(Bron: Taxence)

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit onder de loep

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Bedrijfsopvolgingsfaciliteit onder de loep

Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen, kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Deze lag even onder vuur en dat vuurtje is – ondanks een uitspraak van de Hoge Raad – nog niet helemaal gedoofd. Discussie of niet, de vrijstelling bij verkrijging van ondernemingsvermogen is dit jaar zelfs verder omhooggegaan.

Kort gezegd komt de faciliteit erop neer dat degene die ondernemingsvermogen erft of geschonken krijgt – onder voorwaarden – (nagenoeg) geen schenk- en erfbelasting hoeft te betalen. Er geldt namelijk een forse vrijstelling. De verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen in een bv is voorwaardelijk vrijgesteld voor zover de waarde van de objectieve onderneming niet groter is dan € 1.045.611 (2013: € 1.028.132). Is de waarde meer, dan geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over het meerdere. Bent u, ondanks de hoge vrijstelling, toch schenk- en erfbelasting verschuldigd, dan kunt u hiervoor tien jaar (rentedragend) betalingsuitstel aanvragen.

Let op! Bij de verkrijging van aandelen geldt deze vrijstelling alleen voor dat deel van de waarde dat toerekenbaar is aan echt ondernemingsvermogen. Daarnaast kan het beleggingsvermogen tot maximaal 5% van het echte ondernemingsvermogen worden aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor aandelen in een pure beleggings-bv geldt de vrijstelling niet. Zoals gezegd, kent de bedrijfsopvolgingsfaciliteit een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat u als verkrijger de onderneming nog minimaal vijf jaar moet voortzetten. Voldoet u niet aan het voortzettingsvereiste van vijf jaar, dan vervalt de voorwaardelijke vrijstelling en moet er alsnog belasting worden betaald.

Geoorloofde vrijstelling De bedrijfsopvolgingsfaciliteit lag enige tijd onder vuur. De faciliteit zou door de zeer hoge vrijstelling zorgen voor een ongeoorloofd onderscheid tussen de verkrijging van privé- en ondernemingsvermogen. Wie immers particulier vermogen erft, kan geen gebruikmaken van deze vrijstelling. In november vorig jaar besliste de Hoge Raad echter dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Heeft u destijds bezwaar gemaakt tegen een aanslag schenk- en erfbelasting, dan heeft de Belastingdienst inmiddels uw bezwaar collectief afgewezen.

Aanhoudende onrust Wellicht heeft u in de pers iets gelezen over de Stichting Meldpunt Collectief Onrecht. Deze stichting wil een procedure starten bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De stichting is van mening dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit wel in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Zij roepen dan ook mensen op om via een collectieve procedure mee te procederen.

Het is de vraag of dit zinvol is. De uitkomst is onzeker. Het is daarom verstandig om niet zonder meer aan te haken bij deze collectieve procedure, maar eerst advies in te winnen bij uw adviseur.

(Bron: Schuiteman Accountants & Adviseurs)

Als u ondernemer bent voor de inkomstenbelasting, dan kunt u in aanmerking komen voor bepaalde soorten ondernemersaftrek. U krijgt de aftrek als u per jaar een bepaald aantal uren aan uw onderneming besteedt (urencriterium). Verder heeft elke ondernemersaftrek aanvullende voorwaarden. Deze staan bij de betreffende ondernemersaftrek vermeld.

Voldoet u aan het urencriterium? Dan krijgt u de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek. Voldoet u aan het verlaagd-urencriterium? Dan krijgt u de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid.

Voorwaarden urencriterium

U voldoet meestal aan het urencriterium als u aan de volgende 2 voorwaarden voldoet:

  • U besteedt als ondernemer 1.225 uren aan het feitelijk drijven van 1 of meer ondernemingen. Onderbrak u uw werk als ondernemer door uw zwangerschap? Dan tellen de niet-gewerkte uren over totaal 16 weken toch mee als gewerkte uren.
  • U besteedt meer dan 50% van de tijd die u werkte aan 1 of meer ondernemingen. Was u in 1 van de 5 voorafgaande jaren geen ondernemer? Dan hoeft u niet te voldoen aan deze voorwaarde van 50%.

Bent u buitenlands belastingplichtige? Dan tellen ook de uren mee die u besteedt aan uw onderneming in het buitenland.

Verlaagd-urencriterium

Een van de voorwaarden voor het krijgen van startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, is het verlaagd-urencriterium. Besteedt u als ondernemer minimaal 800 uur aan het feitelijk drijven van uw onderneming(en)? Dan voldoet u meestal aan het verlaagd-urencriterium. Onderbrak u uw werk als ondernemer door uw zwangerschap? Dan tellen de niet-gewerkte uren over in totaal 16 weken toch mee als gewerkte uren.

Uren die niet meetellen

Maakt u als ondernemer deel uit van een samenwerkingsverband (maatschap of vennootschap onder firma) met huisgenoten, of met bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of hun huisgenoten (de zogeheten verbonden personen)? Dan tellen bepaalde uren niet mee voor het urencriterium. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zogenoemde ondermaatschap, waarbij de verbonden personen winst als ondernemer genieten, maar u zelf niet.

Is er sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband? Dan tellen de uren niet mee als uw werkzaamheden voor het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. Een voorbeeld van een ongebruikelijk samenwerkingsverband is een vennootschap onder firma tussen een tandarts en zijn assistente. Het samenwerkingsverband is ongebruikelijk omdat niet-verbonden personen zo’n samenwerkingsverband niet zouden aangaan.

(Bron: Belastingdienst)