Archive for april, 2017

Projectontwikkelaar mocht niet afwijken van pro-rata BTW

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Projectontwikkelaar mocht niet afwijken van pro-rata BTW

BV X was projectontwikkelaar. Met ingang van juni 2008 werden de aandelen in BV X gehouden door BV A, BV B en BV C. Alle aandelen in BV A werden gehouden door D. A hield op zijn beurt alle aandelen in BV B, en BV E (waarvan B enig aandeelhouder was) hield alle aandelen in BV C. BV X had zelf geen personeel in dienst. Zij maakte gebruik van de diensten van A en B en betaalde daarom managementvergoedingen aan BV E en BV B. Uit een boekenonderzoek bleek dat BV X alle BTW had afgetrokken op goederen en diensten die door haar gemengd werden gebruikt (dit betrof alle niet aan projecten gerelateerde uitgaven). De inspecteur vond dat de aftrek van deze BTW moest worden bepaald op basis van de verhouding tussen BTW-belaste omzet en BTW-vrijgestelde omzet (de pro-rata methode) en dat daarom in 2009 85% en in 2010 86% van de betreffende voorbelasting niet aftrekbaar was. Hij legde een naheffingsaanslag BTW op over de jaren 2009 tot en met 2011 van € 89.552 met een boete van 25%. BV X ging in beroep en stelde dat de BTW op de algemene kosten moest worden gesplitst op basis van de tijdsbesteding van de directeuren A en B en niet op basis van de pro-rata methode. A en B hadden volgens BV X in 2009 13,58% en in 2010 8,02% van hun tijd besteed aan het vrijgestelde project Z. De inspecteur stelde dat de door BV X opgestelde urenoverzichten niet voldoende nauwkeurig waren omdat ze achteraf waren opgemaakt en gedeeltelijk op aannames berustten over het totale aantal gewerkte uren en over het aantal uren per in de agenda’s genoteerde afspraak. Ook werden volgens de inspecteur algemene werkzaamheden, zoals een bezoek aan de accountant, bij de bepaling van het percentage tot de belaste prestaties gerekend evenals projecten die niet doorgingen, terwijl niet duidelijk was of die projecten tot belaste omzet zouden hebben geleid als ze wel waren doorgegaan. Rechtbank Gelderland besliste dat de bewijslast van het werkelijke gebruik lag bij degene die van de pro-rata methode wilde afwijken en dat daarbij de vaststelling van het werkelijke gebruik moest berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens. Uit het arrest BLC Baumarkt van het EU-Hof volgde volgens de Rechtbank dat van de pro-rata mocht worden afgeweken, mits was gewaarborgd dat de daarvoor in plaats komende berekeningsmethode de aftrekbare voorbelasting nauwkeuriger bepaalde dan de omzetverhouding. Degene die wilde afwijken van de pro-rata moest annemelijk maken dat met zijn berekeningswijze de aftrekbare BTW nauwkeuriger kon worden vastgesteld. De Rechtbank was het met de inspecteur eens dat BV X met de urenoverzichten niet aan de op haar rustende bewijslast had voldaan en besliste dat deze niet voldoende nauwkeurig waren om af te wijken van de hoofdregel van de pro-rata methode. De Rechtbank verklaarde het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond.

(Bron: FUTD)

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft RJ-Uiting 2017-4 ‘Ontwerp-richtlijn 220 Voorraden en ontwerp-richtlijn B4 Voorraden’ gepubliceerd. Deze RJ-Uiting behandelt de actualisatie van het hoofdstuk RJ 220 Voorraden en hoofdstuk B4 Voorraden.

De RJ heeft besloten om de hoofdstukken 220 ‘Voorraden’ (RJ-bundel) en B4 ‘Voorraden’ (RJk-bundel) te actualiseren. Deze RJ-Uiting bevat de voorgestelde en hieronder kort genoemde verduidelijkingen en redactionele wijzigingen. Als gevolg van de diverse (redactionele) wijzigingen heeft ook een hernummering van de alinea’s plaatsgevonden. Omwille van de leesbaarheid bevat deze RJ-Uiting daarom de ‘schone’ versie van ontwerp-hoofdstuk 220 en B4. De belangrijkste wijzigingen in de hoofdstukken 220 en B4 betreffen:

  • Een stellige uitspraak dat, indien sprake is van agrarische voorraden gewaardeerd op actuele waarde waarbij ongerealiseerde waardemutaties rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt, bij vervreemding van deze agrarische voorraden het gerealiseerde deel van de herwaarderingsreserve verwerkt dient te worden in de winst-en-verliesrekening. Het gerealiseerde deel wordt als een afzonderlijke post in de winst-en-verliesrekening gepresenteerd (alinea 220.404). De achtergrond hiervan is dat wanneer een gerealiseerde waardemutatie direct ten gunste van de Overige reserves zou worden verwerkt dit bedrag nooit in de winst-en-verliesrekening zou worden verantwoord.
  • Het herstructureren van de alinea’s met betrekking tot agrarische voorraden (paragraaf 3 en 4) met als doel de verwerkingswijze van agrarische voorraden gewaardeerd tegen actuele waarde te verduidelijken. Deze verwerkingswijze is gebaseerd op artikel 8 van het Besluit Actuele waarde (en de Nota van Toelichting).
  • In paragraaf 4 zijn alinea’s 401 en 403 inzake de verwerking in de winst-en-verliesrekening geschrapt, aangezien dit reeds in andere alinea’s in het hoofdstuk of in hoofdstuk 270 ‘De winst-en-verliesrekening’ wordt behandeld.
  • De voormalige Paragraaf 5 ‘Presentatie en toelichting’ is gesplitst in een aparte Paragraaf 5 ‘Presentatie’ en een Paragraaf 6 ‘Toelichting’.

De RJ is voornemens de gewijzigde hoofdstukken in te laten gaan voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2018.

(Bron: Accountantweek)

Bij toepassing forfait btw privé gebruik auto meer betaald dan werkelijke btw, dan btw terug

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Bij toepassing forfait btw privé gebruik auto meer betaald dan werkelijke btw, dan btw terug

De Hoge Raad heeft in twee van de vier zaken die aan hem waren voorgelegd over de BTW en het privégebruik van de auto van de zaak geoordeeld dat deze heffing niet door de beugel kan. De ondernemer kan dus BTW terug verwachten.

Sinds 1 juli 2011 geldt er een nieuw systeem voor het bepalen van de btw correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak. De Belastingdienst ontving al bijna 2 miljoen bezwaarschriften tegen deze BTW-correctie. De staatssecretaris heeft onlangs besloten  een groot deel van deze bezwaren als massaal bezwaar aan te wijzen. Hiervoor had hij een viertal procedures geselecteerd die de Hoge Raad nu heeft beoordeeld. Ons hoogste rechtsorgaan heeft aangegeven dat als het gebruik  van de forfaitaire regeling ertoe heeft geleid dat de ondernemer meer BTW betaald heeft dan de over de aan het privégebruik toe te rekenen (werkelijke) uitgaven, deze recht heeft op een teruggave van BTW. Hij moet dan wel gegevens kunnen verstrekken over de omvang van het privégebruik. Hierbij hoeft het niet per se om een kilometeradministratie te gaan. Ook aan de hand van  de aard van de onderneming, de zakelijke doeleinden waarvoor de auto bruikbaar is of de werkzaamheden binnen de onderneming van degene die de auto gebruikt of statistische gegevens kan bewijs geleverd worden.

Geen ongerechtvaardigd verschil

In twee van de vier zaken was als argument aangevoerd  dat leaseauto’s voor de BTW anders werden behandeld dan auto’s die de ondernemer in eigendom had, omdat voor leaseauto’s die zonder vergoeding voor privédoeleinden werden gebruikt, geen heffing van BTW verschuldigd zou zijn. De Hoge Raad vond dat er van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen leaseauto’s en auto’s die de ondernemer in eigendom heeft geen sprake was omdat zowel over het privégebruik van leaseauto’s als van auto’s die de ondernemer in eigendom heeft BTW verschuldigd was. De rechter vond ook dat de terugwerkende kracht van de regeling (van 1 januari 2012) naar 1 juli 2011 gerechtvaardigd was, omdat de wetswijziging al in juni 2011 was aangekondigd.

(Bron: Rendement)

In mei 2007 trouwde X met Y, aan wie zij sinds 1 november 2005 zorg verleende. Y beschikte over een persoonsgebonden budget (PGB). In mei 2012 ondertekenden X en Y een standaarddocument van de SVB, met als opschrift “zorgovereenkomst met partner of familielid”. In december 2013 gingen X en Y uit elkaar, waarna X in februari 2014 een WW-uitkering aanvroeg. Het UWV weigerde de WW-uitkering, omdat X niet in dienstbetrekking bij Y werkzaam was geweest. Er was volgens het UWV tussen hen geen sprake geweest van een gezagsverhouding. De Centrale Raad van Beroep stelde voorop dat anders dan in het verleden niet langer als uitgangspunt gold dat een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen (ex-)echtgenoten in de regel niet aannemelijk was wegens het ontbreken van de vereiste gezagsverhouding. Vervolgens besliste de Centrale Raad dat X met de zorgovereenkomst uit 2012 niet aannemelijk had gemaakt dat was beoogd een arbeidsovereenkomst te sluiten, niet met ingang van 1 november 2005 noch nadien. Essentiele onderdelen van een arbeidsovereenkomst, zoals functie-inhoud, loon, werktijden en vakantie, waren niet vastgelegd. Ook de feitelijke invulling van de tussen X en Y gesloten overeenkomst duidde niet op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. X had weliswaar gesteld dat zij 24 uur per dag beschikbaar was, maar had op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt wanneer en hoeveel uren zij had gewerkt. Zij kreeg geen loon uitbetaald en het geld van het PGB werd op de gezamenlijke rekening gestort, die Y beheerde. Premies waren ook niet afgedragen. De arbeidsrelatie werd volgens de Centrale Raad beheerst door de familieverhouding en van een gezagsverhouding was dan ook geen sprake. Het UWV had de uitkering terecht geweigerd.

(Bron: FUTD)

Innovatieregeling MKB open vanaf 11 april 2017

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), subsidies, innovatie
Reacties uitgeschakeld voor Innovatieregeling MKB open vanaf 11 april 2017

Bent u een innovatieve mkb-er dan komt u mogelijk in aanmerking voor de MKB-Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT).

Deze regeling gaat op 11 april 2017 open.

Het doel van de MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) is het stimuleren van innovatie bij het midden- en kleinbedrijf over de regiogrenzen heen. De bijdrage vanuit deze regeling blijkt voor mkb-ondernemers nét dat steuntje in de rug om een innovatieproject van de grond te krijgen. In 2017 is er ruim € 55 miljoen beschikbaar voor kennisvouchers, innovatieadviesdiensten, haalbaarheidsprojecten en R&D-samenwerkingsprojecten.

Openstelling

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heeft de openings- en sluitingsdata van de MIT bekendgemaakt. Deze zijn voor 2017 als volgt:

  • 11 april 2017 (vanaf 9.00 uur) opening voor de kleine instrumenten: kennisvouchers, innovatie-adviesprojecten en haalbaarheidsprojecten en de twee TKI-instrumenten Netwerkactiviteiten en Innovatiemakelaars. De afhandeling van de aanvragen gebeurt op volgorde van binnenkomst.
  • 30 juni 2017 (17.00 uur) sluiting van de twee TKI-instrumenten Netwerkactiviteiten en Innovatiemakelaars.
  • 3 juli 2017 (vanaf 9.00 uur) opening voor R&D-samenwerkingsprojecten (afhandeling volgens het tenderprincipe).
  • 7 september 2017 (17.00 uur) sluiting MIT voor de kleine instrumenten en de R&D-samenwerkingsprojecten.

(Bron: Crowe Horvath)

Bestuurder van beboete B.V. kan zelf straf krijgen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, boekenonderzoek
Reacties uitgeschakeld voor Bestuurder van beboete B.V. kan zelf straf krijgen

Op grond van Europees recht mag men niet meer dan één keer worden bestraft voor hetzelfde feit (ne-bis-in-idembeginsel). Het Hof van Justitie van de EU heeft duidelijk gemaakt dat lichamen en hun wettelijke vertegenwoordigers op dit punt tellen als twee afzonderlijke (rechts)personen.

De zaak voor het Hof waren twee wettelijke vertegenwoordigers van Italiaanse vennootschappen strafrechtelijk vervolgd omdat zij hadden nagelaten de btw te betalen die de vennootschappen waren verschuldigd. Daarvoor hadden de vennootschappen zelf al een fiscale boete gekregen van 30% van de verschuldigde btw. Het Hof oordeelde dat hier geen sprake was van het ne-bis-in-idembeginsel, omdat de bestuurders en de vennootschappen verschillende personen waren.

(Bron: Taxence)

Let op bij belastingvrijwegstrepen schuld dga van/aan BV

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, boekenonderzoek
Reacties uitgeschakeld voor Let op bij belastingvrijwegstrepen schuld dga van/aan BV

Naar aanleiding van een WOB-verzoek heeft het ministerie van Financiën een intern memo van de Belastingdienst openbaar waarin handvatten worden gegeven voor de bestrijding van het belastingvrij wegstrepen van de rekening-courant schuld van de dga aan zijn bv.

Het WOB-verzoek ging over het beleid van het ministerie en de Belastingdienst met betrekking tot het belastingvrij afboeken van een vordering van een bv op haar dga. Aanleiding voor het WOB-verzoek was een artikel in het FD waarin was aangegeven dat een dergelijke vordering belastingvrij zou zijn af te boeken met de stelling dat er van aanvang sprake was van een schijnlening en dat dit reeds langer dan vijf jaar geleden duidelijk was dat de lening niet zou worden terugbetaald.

In de beantwoording op het WOB-verzoek geeft Financiën aan dat er geen beleid geformuleerd door de Belastingdienst of het ministerie van Financiën over de geconstateerde mogelijkheid om belastingvrij de schuld van de dga aan zijn vennootschap af te boeken. Op basis van wet- en regelgeving en jurisprudentie wordt per casus een afweging gemaakt. Wel is aan de Belastingdienst in een intern memo een aantal handvatten gegeven. Uit het memo blijkt onder meer dat wanneer in de aangifte Vpb wordt gedetecteerd dat een vordering op de dga in enig jaar verdwijnt (tijdens het jaar of op de beginbalans, dit aanleiding kan zijn om de regeling van de IB/PV aangiften van alle openstaande jaren van de dga aan te houden. Bestrijding leidt tot correcties bij de aanslagregeling of tot navordering. Dat zal vrijwel steeds gepaard gaan met het opleggen van een boete of soms zelfs het opstarten van een strafrechtelijk traject. Als een standpunt in vooroverleg wordt gevraagd dan wordt (mede op basis van het Besluit fiscaal bestuursrecht van 15 februari 2016, nr. BLKB 2016/19, onderdeel 4) in het kader van vooroverleg geen inhoudelijk standpunt ingenomen en wordt gemeld dat in plaats daarvan het door belanghebbende in te nemen standpunt (zo nodig bij aanslagregeling) bestreden zal worden. Uit het memo komt ook naar voren dat de stelling van de belastingplichtige dat er sprake was van een schijnlening niet snel zal worden aangenomen. De stelling dat er jaren geleden sprake was van een schijnlening wordt als zodanig als een nieuw feit beschouwd voor jaren die binnen de navorderingstermijn liggen.

(PKF)

Bent u IB-ondernemer, dan heeft u als het goed is onlangs uw voorlopige aanslag voor 2017 ontvangen.

Is deze aanslag hoger dan u had verwacht of wellicht kunt u nu al inschatten dat u minder moet betalen het komende jaar. Waar is de aanslag op gebaseerd en is deze aan te passen?

Verleden bepalend

Uw voorlopige aanslag wordt gebaseerd op uw gegevens uit het verleden. De fiscus weet bijvoorbeeld wat ongeveer uw jaarwinst is en welke aftrekposten u opvoert. Op basis daarvan wordt een schatting gemaakt van uw belastbaar inkomen en een daarbij behorende aanslag.

Aanpassing winst

Misschien weet u nu al dat de geschatte winst afwijkt van de winst die u gaat realiseren. De opening van een extra filiaal, forse investeringen of flink besparen op de kosten kan de winst zowel positief als negatief beïnvloeden. Bij forse afwijkingen is aanpassing van uw voorlopige aanslag noodzakelijk.

Aftrekposten

Hetzelfde geldt voor uw aftrekposten. Wat u daar dit jaar aan uitgeeft, kan flink afwijken van voorgaande jaren. Denk aan zorgkosten, giften, lijfrente of alimentatie. Ook het oversluiten of verlengen van uw hypotheek kan betekenen dat uw aftrek afwijkt van vorig jaar, aangezien het rentepeil de laatste jaren flink is gezakt.

Kan de aanslag worden aangepast?

Is uw voorlopige IB-aanslag te hoog vastgesteld, dan betaalt u nu teveel belasting. Laat u dit zo, dan krijgt u het teveel betaalde bedrag na het vaststellen van uw aanslag na dit jaar pas terug. Wilt u eerder over uw geld beschikken, laat dan uw voorlopige aanslag nu naar beneden bijstellen.

Let op! Betaal niet te weinig Het kan ook zo zijn dat u te weinig belasting betaalt omdat uw voorlopige aanslag te laag is vastgesteld. Ook dan is aanpassing van uw voorlopige IB-aanslag aan te raden. U voorkomt hiermee dat u achteraf een fors bedrag moet nabetalen én u voorkomt dat u hier belastingrente over moet betalen.

Tip! Voorkom het betalen van belastingrente. Ga met uw IB-aanslag daarom altijd aan de veilige kant zitten.

Belastingdienst in de fout met uitvraag (balans)waarde pensioenaanspraak dga

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, pensioen (ook in eigen beheer van de BV)
Reacties uitgeschakeld voor Belastingdienst in de fout met uitvraag (balans)waarde pensioenaanspraak dga

Het informatieformulier, waarmee de dga zijn keuze voor afkoop of omzetting van zijn pensioen in eigen beheer moet doorgeven aan de Belastingdienst, laat zwaar te wensen over. Juridisch is er behoorlijk wat mis met de uitvraag van de (balans)waarden van de pensioenaanspraak van de dga. Dat stelt fiscaal econoom en pensioendeskundige Bas Kortenbach van Next Level Pensioenadvies in Den Haag. “De Belastingdienst heeft niet de vrijheid om eigenhandig datums te wijzigen of om de commerciële waarde als aanvullende voorwaarde te stellen voor toepassing van de uitfaseerfaciliteit.”

Informatieformulier

Al eerder gaf pensioenadvocaat Theo Gommer op TaxLive commentaar op het informatieformulier van de Belastingdienst. Alhoewel in de eind maart in het Staatsblad gepubliceerde algemene maatregel van bestuur (AmvB) enkel wordt gevraagd om de fiscale balanswaarden van de pensioenaanspraak in eigen beheer, en niet om de commerciële waarden, vraagt de Belastingdienst hier wel om in het informatieformulier. Bovendien geeft de Belastingdienst aan dat het opgeven van de commerciële waarden een voorwaarde zou zijn om van de uitfaseerfaciliteit gebruik te kunnen maken.
En dan is er nog iets merkwaardigs aan de hand. Volgens de AmvB moet de fiscale balanswaarde worden uitgevraagd op vier verschillende momenten: 1 januari 2015, 31 december 2015, 31 december 2016 en op het tijdstip van afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer. Ook hier wijkt de Belastingdienst in het informatieformulier deels af, door de (balans)waarde op te vragen op 1 juli 2017 in plaats van 31 december 2016.

Juridische misser

In een Vraag & Antwoord legt het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst de reden voor de afwijkende datum uit. Dat de (balans)waarde van de pensioenaanspraak niet ook per 31 december 2016 wordt uitgevraagd heeft te maken met het opschuiven van de invoeringsdatum van de maatregelen tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer. De datum van 31 december 2016 is daarom in het informatieformulier vervangen door 1 juli 2017.
Kortenbach spreekt van een juridische misser. “De datum van 31 december 2016 staat klinkklaar in het gewijzigde Uitvoeringsbesluit LB. Ondanks dat de invoeringsdatum van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer is opgeschoven naar 1 april 2017, is het uitvoeringsbesluit hier niet op aangepast. Bovendien heeft de Belastingdienst in de datum van 1 juli 2017 ook nog eens de coulancetermijn betrokken, terwijl daar bij de vaststelling van de datums in het uitvoeringsbesluit geen rekening mee is gehouden. De Belastingdienst heeft niet de vrijheid om eigenhandig datums te wijzigen en maakt hiermee een juridische misser. Bovendien wordt de dga ook nog eens onnodig op kosten gejaagd, doordat hij extra pensioenberekeningen moet laten maken.”

Uitvraag commerciële waarden

In hetzelfde Vraag & Antwoord-document geeft het CAP ook aan waarom niet alleen de fiscale balanswaarden van de pensioenaanspraak moeten worden ingevuld op het informatieformulier, maar ook de commerciële waarden. De laatste waarden worden op grond van artikel 47 AWR uitgevraagd vanwege het toezicht op de vaststelling van een juiste compensatie van de partner en eventuele schenkingsaspecten. “Dat moge zo zijn, maar de Belastingdienst verbindt deze uitvraag van informatie aan de toepassing van de uitfaseerfaciliteit en dat is onterecht.”, aldus Kortenbach.

Definitie ‘commerciële waarde’

Bij de commerciële waarde gaat het volgens het CAP om het bedrag dat bij een onafhankelijke derde zou moeten worden gestort om de aanspraak te dekken. Dat volgt uit de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Voor de berekening van de op het informatieformulier te vermelden commerciële waarde, kan worden uitgegaan van het rekenmodel van de Benaderde Marktwaarde methode van de Belastingdienst. De einduitkomst van dit rekenmodel geeft bij benadering de koopsom weer die bij een onafhankelijke verzekeringsmaatschappij zou moeten worden gestort om de pensioenverplichting onder te brengen.

Verwarring

“Het uitvragen van specifiek deze commerciële waarde wekt verwarring,” aldus Kortenbach, “en wel om de volgende twee redenen: Ten eerste wordt in het informatieformulier gevraagd om de (balans)waarden van de pensioenaanspraak. Op de balans van een bv met pensioen in eigen beheer is deze commerciële waarde niet te vinden, enkel de fiscale waarde of de zogenoemde commerciële RJ 2014-4 waarde. Ten tweede is het vreemd dat de commerciële waarde specifiek voor de Loonbelasting een rol speelt in eventuele schenkingsaspecten. Je zou eerder verwachten dat aansluiting wordt gezocht bij een waarde-definitie uit de schenkbelasting.”
(Bron: Taxlive)

Per 1 januari 2017 zijn de percentages voor bijtelling van (bestel)auto’s van de zaak weer gewijzigd. In de meeste gevallen is het bijtellingspercentage verlaagd, maar voor bepaalde auto’s is er sprake van een verhoging van het percentage.

Verlaging van het bijtellingspercentage

Voor de meest vervuilende auto’s (CO2-uitstoot van 106 gram per kilometer of meer) is het bijtellingspercentage verlaagd van 25% naar 22%. Dit komt doordat de bijtelling voor alle leaseauto’s geleidelijk naar 22% gaat. Werkgevers en werknemers die vóór 1 januari 2017 een 25%-auto hebben gekocht of geleased, hoopten dat vanaf 1 januari hun bijtelling ook verlaagd zou worden naar 22%. Helaas is dit niet het geval.

Zelfde auto, maar verschillende bijtellingspercentages

Door bovenstaande kan een vervelende situatie ontstaan. Twee werknemers met dezelfde auto kunnen een ander bijtellingspercentage betalen. De werknemer bij wie het leasecontract is ingegaan in december 2016 betaalt 3% meer bijtelling dan zijn collega bij wie het leasecontract in januari 2017 is ingegaan. Dit lijkt op discriminatie. Twee organisaties in de automotive zijn daarom procedures gestart om de Hoge Raad hierover te laten oordelen. De organisaties verwachten dit kalenderjaar nog duidelijkheid hierover te krijgen. Wij zijn van mening dat de procedures niet veel kans van slagen zullen hebben. Belastingbetalers hebben recentelijk in zaken waar mogelijk discriminatie speelde ook al ongelijk gekregen.

Wat zijn de gevolgen van het verschil?

De financiële gevolgen van de hogere bijtelling voor auto’s die vóór 2017 voor het eerst op naam zijn gezet zijn relatief beperkt. Een werknemer met een auto met een cataloguswaarde van € 30.000 zou, als de procedures slagen, afhankelijk van zijn inkomen maximaal € 500 overhouden. Voor de werkgever is het voordeel in dit geval echter (ook afhankelijk van het inkomen) minder dan € 200. Wanneer het salaris inclusief bijtelling van de werknemer € 50.000 of meer bedraagt, dan heeft de hoogte van de bijtelling voor de werkgever (bijna) geen effect.

Bezwaar tegen hogere bijtelling

Het is voor werkgevers mogelijk om bezwaar te maken tegen de hogere bijtelling. Dit moet dan wel bij elke aangifte loonheffingen gebeuren. Werkgevers moeten dus twaalf of dertien keer per jaar bezwaar maken. Dat zal voor veel werkgevers waarschijnlijk nauwelijks opwegen tegen het financiële voordeel.

Wij adviseren u daarom het oordeel van de Hoge Raad af te wachten en waar nodig (en mogelijk) in actie te komen. Mocht u bezwaar willen maken tegen de aangifte loonheffingen, neemt u dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

(Bron: DRV)