De inspecteur stelde dat het gebruikelijke salaris voor de dga voor 2001 aanmerkelijk hoger zou zijn dan het overeengekomen salaris en legde de bv over het tijdvak 2000-2001 een naheffingsaanslag loonheffing op met boete en heffingsrente. Hij stelde het gebruikelijk loon op € 120.000. Daarbij baseerde de inspecteur zich op een interne brief, gericht aan een voormalige compagnon van de dga waarmee de zakenrelatie was beëindigd.
Het hof volgde de inspecteur en baseerde zich met name op de winstontwikkeling van de bv’s van het optiekbedrijf, omdat een vergelijking met andere dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang al dan niet aanwezig zou zijn en de CAO optiekbedrijven naar het oordeel van het hof onvoldoende vergelijkbaar waren.
(Hoge Raad 14 oktober 2011)