All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon

Als je werknemer verhuist in het kader van zijn dienstbetrekking, dan is het mogelijk de verhuiskosten belastingvrij te vergoeden. Hiervoor geldt namelijk een gerichte vrijstelling.

Gerichte vrijstelling verhuiskosten

Onder deze gerichte vrijstelling mag je belastingvrij een bedrag van maximaal € 7.750 aan verhuiskosten vergoeden. Daarnaast kun je belastingvrij ook de werkelijke kosten voor het overbrengen van de inboedel vergoeden. Deze vergoeding komt dus boven op het fiscaalvrije bedrag van maximaal € 7.750.

Let op! Deze vergoedingen mag je alleen verstrekken als de verhuizing plaatsvindt in het kader van de dienstbetrekking bij jou. De verhuizing moet daarom voldoende samenhang hebben met de dienstbetrekking.

Wanneer is sprake van ‘in het kader van de dienstbetrekking’

De verhuizing is in ieder geval in het kader van de dienstbetrekking als:

  • de werknemer binnen 2 jaar verhuist na het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen een bestaande dienstbetrekking; én
  • de afstand tussen de woning en de plaats van de dienstbetrekking door de verhuizing minimaal 60% kleiner wordt; én
  • deze afstand vóór de verhuizing minimaal 25 kilometer bedraagt.

Tip! Voldoet de verhuizing van jouw werknemer niet aan deze voorwaarden, dan kan de verhuizing nog steeds plaatsvinden in het kader van de dienstbetrekking. Je moet dat dan wel aannemelijk maken.

Verhuizen, maar niet voor het werk

Vindt de verhuizing niet plaats in het kader van de dienstbetrekking, dan kun je verhuiskosten toch onbelast aan jouw werknemer vergoeden door deze aan te wijzen in de vrije ruimte. Ook kosten die niet onder de gerichte vrijstelling voor verhuiskosten vallen, zoals de aan- en verkoopkosten van de woning, kun je aanwijzen in de vrije ruimte.

Regels vrije ruimte

Voor het aanwijzen in de vrije ruimte gelden regels. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om de vergoedingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte beperkt. In 2023 bedraagt deze 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die je in 2023 aanwijst boven deze vrije ruimte, dan betaal je als werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

(Bron: De Jong en Laan)

In beginsel ben je als werkgever de lage WW-premie verschuldigd als sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met jouw werknemer. Maakt deze werknemer in een kalenderjaar echter meer dan 30% extra uren dan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren, dan ben je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd (herziening).

Let op! De hoge WW-premie bedraagt in 2023 7,64% en de lage WW-premie 2,64%. Als je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd bent, kost dat dus 5% extra.

Steven AkseHR adviseur

Tip! Als in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gemiddeld 35 uren of meer per week zijn opgenomen, hoef je niet te herzien als de werknemer meer dan 30% extra uren maakt.

Berekening per werkgever

De berekening van de meer dan 30% extra uren gebeurt aan de hand van het aantal verloonde uren en de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren over het gehele kalenderjaar. Deze berekening vindt echter plaats per werkgever.

Bij omzetting van jouw eenmanszaak in een bv, is sprake van twee werkgevers. De bv wordt dan namelijk gezien als een nieuwe werkgever. Dit betekent dat de berekening van de meer dan 30% extra uren over twee perioden moet plaatsvinden. Een keer voor de periode vóór oprichting van de bv en een keer voor de periode ná oprichting van de bv. Dat dit niet altijd gunstig uitvalt, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Je hebt een werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur in de week. In de maanden mei, juni, juli, augustus en september werkt deze werknemer gedurende 21 weken 33 uur per week (overwerk). Over het gehele jaar verloon je voor deze werknemer dus 1.313 uren (31 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 1.040 uren (52 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. Deze werknemer werkt over het gehele jaar 26,25% meer dan contractueel overeengekomen. Je hoeft daarom niet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen.

Als je echter in dit kalenderjaar jouw onderneming inbrengt in een bv en de bv bij de notaris opricht op bijvoorbeeld 2 oktober 2023 is dat anders. Tot 2 oktober 2023 verloon je in jouw eenmanszaak voor deze werknemer dan 1.053 uren (18 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 780 uren (39 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. De werknemer werkt over deze periode 35% meer dan contractueel overeengekomen. Dat betekent dat je in jouw eenmanszaak met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog de hoge WW-premie moet betalen tot en met september.

Tip! Je kunt de hoge WW-premie uit het voorbeeld voorkomen door met jouw werknemer overeen te komen dat de contracturen in de periode mei tot en met september worden uitgebreid van 20 naar 33 uren. In dat geval blijf je de lage WW-premie betalen, onder de voorwaarden dat tijdens de extra 13 uren hetzelfde werk wordt verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit geldt in ieder geval in de jaren 2020 tot en met 2023. Vanaf 2024 is dit waarschijnlijk anders.

(Bron: De Jong en Laan)

Lager gebruikelijk loon vanwege beperkte resultaten bv

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Lager gebruikelijk loon vanwege beperkte resultaten bv

Als de resultaten van een bv vóór de toepassing van het gebruikelijk loon vaak lager zijn dan het vaste minimum, is dat in beginsel reden om het gebruikelijk loon te matigen.

Een man en zijn echtgenote houden in 2018 elk 50% van de aandelen in een holding. De man is tevens directeur van deze holding. De holding is bestuurder en voor 50% aandeelhouder van twee dochtervennootschappen. Voor al deze vennootschappen verricht de man werkzaamheden. Vanwege deze werkzaamheden neemt de Belastingdienst bij de dga over het jaar 2018 een bedrag van € 45.000 aan gebruikelijk loon in aanmerking. Dit is in dat jaar het vaste minimumbedrag. De dga weet echter voor Hof Den Haag overtuigend aan te tonen dat zijn gebruikelijk loon lager moet zijn dan dit minimum. Zo blijkt uit de jaarstukken en aangiften vennootschapsbelasting van de holding dat haar winsten in de jaren 2015 – 2021 gemiddeld genomen zeer bescheiden zijn. In de jaren 2019 en 2020 verlies heeft de holding zelfs verlies geleden. Daarnaast heeft de holding in alle jaren een negatief ondernemingsvermogen en een forse schuld aan de dga.

Lage resultaten van dochtervennootschappen

Hoewel in 2018 de belastbare winst van de holding met een bedrag van € 35.617 relatief hoog is geweest, is dat te weinig om het vaste minimum aan gebruikelijk loon te hanteren. Daardoor zou immers de winst direct negatief worden. Ook zou de holding dan niet meer in staat zijn bescheiden investeringsbeslissingen te nemen. Dit zou de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Verder zijn de resultaten van de dochtervennootschappen zo laag geweest, dat zij de financiële positie van de holding niet hebben versterkt. Op 9 augustus 2019 is een van de dochtervennootschap zelfs ontbonden vanwege een gebrek aan baten. Het hof accepteert echter geen gebruikelijk loon van nihil. Dat komt onder meer doordat de holding wel een bedrag aan loonkosten heeft opgegeven. Uiteindelijk stelt het hof het gebruikelijk loon vast op € 10.240.

(Bron: Taxence)

Werkgevers worden met ingang van 2022 jaarlijks verplicht om betalingen aan derden te melden bij de Belastingdienst (renseigneringsverplichting). Betalingen die u heeft gedaan aan derden in 2022 moet u melden vóór 1 februari 2023. U dient te voldoen aan deze nieuwe meldingsplicht op eigen beweging en krijgt dus géén uitnodiging van de Belastingdienst.

Wanneer moet u melden?

De nieuwe meldingsplicht geldt in principe voor alle betalingen die u doet aan alle personen. Een aantal specifieke groepen zijn uitgezonderd van deze meldplicht:

  • Betalingen aan rechtspersonen (zoals een B.V., N.V. of stichting);
  • betalingen aan (eigen) werknemers;
  • betalingen aan vrijwilligers (voor zover deze de maximale vrijwilligersvergoeding niet overschrijden);
  • betalingen op grond van facturen die voldoen aan de eisen van de Wet op de omzetbelasting en waarop de btw is vermeld;
  • betalingen aan artiesten, beroepssporters of leden van een gezelschap die op grond van een verdrag niet in Nederland zijn belast.

Op basis van de renseigneringsverplichting, moet u betalingen die u als werkgever doet aan ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten of die onder de kleineondernemingsregeling voor de btw (KOR) vallen in principe melden. Ook betalingen aan derden, niet-werknemers moeten worden gemeld als géén (rechts)geldige factuur met btw ten grondslag ligt aan deze betaling.

In 2022 verrichte betalingen die voor de renseigneringsverplichting in aanmerking komen, dient u uiterlijk 31 januari 2023 te hebben gemeld bij de Belastingdienst. De voor de renseigneringsverplichting in aanmerking komende betalingen die u in de loop van kalenderjaar 2023 of later doet, kunt u in beginsel op ieder moment melden, maar uiterlijk vóór 31 januari van het jaar na de betaling. Om niet het risico te lopen dat u betalingen over het hoofd ziet, kan het raadzaam zijn om de daarvoor in aanmerking komende betalingen direct na het doen van de betaling te melden.

Wat moet u melden?

Onderstaande gegevens moet u doorgeven aan de Belastingdienst, uiterlijk vóór 1 februari van het jaar volgend op het jaar van de betaling.

  • De uitbetaalde bedragen (let op: kostenvergoedingen vallen hier in principe ook onder).
  • De datum van de uitbetaling.
  • Het BSN, de naam, het adres, en de geboortedatum van de ontvanger van de betaling.

Hoe kunt u melden?

Iedere afzonderlijke betaling moet digitaal worden gemeld via het gegevensportaal van de Belastingdienst. Deze is te raadplegen via deze link. Hier kunt u inloggen in het Gegevensportaal Uitbetaalde Bedragen aan Derden om de melding in te dienen.

(Bron: Koenen en co)

Bent u eigenrisicodrager? En betaalt een private uitvoerder namens u uitkeringen voor de Ziektewet (ZW) of de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) aan uw (ex-)werknemers? Dan mag u voor een werknemer het systeem van voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) apart toepassen: u op het loon dat u als werkgever betaalt, en de private uitvoerder op de uitkeringen.

Nieuwe meldingsregels vanaf 2023

Vanaf 2023 gelden nieuwe meldingsregels als u het systeem van voortschrijdend cumulatief rekenen apart wilt toepassen. U moet uw keuze om apart VCR toe te passen bij ons melden. Past u VCR niet langer apart toe, dan meldt u dat ook. Kiest u ervoor om de systematiek van VCR apart op het loon en op de uitkering toe te passen? Dan kunnen de premies werknemersverzekeringen of de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) hoger of lager zijn wanneer u dat niet apart doet. Dat is het gevolg van uw keuze om apart VCR toe te passen.

Wanneer moet u uw keuze melden?

Het moment waarop u uw keuze aan ons doorgeeft, hangt af van uw situatie:

  • Eigenrisicodrager per 1 januari 2023
    Wordt u per 1 januari 2023 eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding uiterlijk 28 februari 2023 bij ons binnen zijn.
  • Eigenrisicodrager per 1 juli 2023
    Wordt u per 1 juli 2023 eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding uiterlijk 31 augustus 2023 bij ons binnen zijn.
  • Nieuwe werkgever in de loop van 2023
    Start u in de loop van 2023 als nieuwe werkgever, bent u direct eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding bij ons binnen zijn op de uiterste aangiftedatum van uw 1e aangifte loonheffingen. Moet u bijvoorbeeld voor het eerst aangifte doen over het aangiftetijdvak juni 2023, dan moet de melding op 31 juli 2023 bij ons binnen zijn.
  • Wijziging van private uitvoerder
    Stapt u over naar een andere private uitvoerder en wilt u dat de nieuwe private uitvoerder ook apart VCR toepast? Meld uw keuze voor apart VCR dan opnieuw aan ons wanneer u overstapt.
  • Einde van apart VCR
    Kiest u ervoor om niet langer apart VCR toe te passen? Of maakt u niet langer gebruik van een private uitvoerder? Meld dat dan bij ons op het moment dat de situatie verandert. De keuze om niet langer apart VCR toe te passen geldt voor een heel kalenderjaar.

Wanneer hoeft u uw keuze niet te melden?

In deze gevallen hoeft u uw keuze niet door te geven:

  • U hebt vorig jaar al aan ons doorgegeven dat u apart VCR toepast en u blijft in 2023 eigenrisicodrager met dezelfde private uitvoerder. Zolang daarin niets verandert, hoeft u niets aan ons te melden.
  • U bent eigenrisicodrager voor de WGA en UWV betaalt de uitkering aan uw (ex-)werknemers.

Wie kan de melding doen?

U moet de melding zelf bij ons doen. Uw private uitvoerder mag dit ook namens u doen, maar heeft daarvoor wel een expliciete machtiging van u nodig.

Hoe moet ik melden en wat moet er in de melding staan?

Stuur de melding per e-mail naar MeldingVCR@belastingdienst.nl.

Zet bij een nieuwe melding in elk geval:

  • uw loonheffingennummer
  • of u eigenrisicodrager bent of wordt voor de ZW, voor de WGA of voor beide
  • dat u de ZW- of WGA-uitkering, of beide uitkeringen, via een private uitvoerder laat uitbetalen
  • dat u ervoor kiest om het VCR-systeem apart toe te passen

Meldt u een wijziging van private uitvoerder of een einde van apart VCR? Vermeld dan in elk geval:

  • uw loonheffingennummer
  • of u eigenrisicodrager bent of was voor de ZW, voor de WGA of voor beide
  • wat de wijziging is
  • per wanneer die wijziging ingaat

Geen eigenrisicodrager meer

Eindigt uw eigenrisicodragerschap, maar blijft u wel gebruikmaken van de private uitvoerder? Dan blijven u en de private uitvoerder apart VCR toepassen zolang de private uitvoerder namens u uitkeringen betaalt.

Meer informatie over VCR

Wilt u meer weten over de systematiek van VCR? Lees dan hoofdstuk 6 van het ‘Handboek Loonheffingen‘.

(Bron: Belastingdienst)

Vanaf 2023 gaat de Belastingdienst soepeler om met de toepassing van het anoniementarief. Dit is het tarief dat u moet toepassen als een werknemer niet (meteen) zijn volledige of juiste persoonsgegevens aan u opgeeft. Wat houdt deze versoepeling in?

Anoniementarief

Als werkgever moet u het anoniementarief toepassen als:

  • Uw werknemer niet zijn volledige of juiste gegevens opgeeft en u dit wist of had kunnen weten. Denk aan naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer (BSN).
  • U de identiteit van uw werknemer niet op de juiste wijze heeft vastgesteld en/of u het kopie identiteitsbewijs niet op een juiste manier bewaart in uw administratie.
  • Uw werknemer geen geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning heeft.

Moet u het anoniementarief toepassen? Dan moet u 52% loonbelasting/premies volksverzekeringen op het loon inhouden, zonder rekening te houden met:

  • de loonheffingskorting;
  • het maximumpremieloon voor de premies werknemersverzekeringen;
  • het maximumbijdrageloon voor de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw).

Herstellen toegepast anoniementarief

Leverde uw werknemer in de loop van het jaar alsnog de ontbrekende gegevens aan? Dan was het tot voor kort niet mogelijk om een eerdere inhouding op basis van het anoniementarief te herstellen. Uw werknemer kon de (te hoge) inhouding later wel verrekenen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Voor u als werkgever was het echter niet mogelijk om een bedrag aan teveel afgedragen premies werknemersverzekeringen of werkgeversheffing Zvw terug te ontvangen.

Vanaf 2023 is het wél toegestaan om – na ontvangst van de volledige juiste gegevens – een eerdere inhouding op basis van het anoniementarief te herstellen. Dit herstel mag alleen plaatsvinden in het jaar waarin de werknemer alsnog de juiste gegevens heeft aangeleverd. U herstelt een eerdere inhouding op basis van het anoniementarief door correcties van eerdere loonaangiften van dat jaar naar de Belastingdienst te verzenden.

Ontbreken van BSN

Soms komt het voor dat het ontbreken van een BSN buiten de invloedsfeer van de werknemer of werkgever ligt. Denk aan een vertraagde behandeling door de gemeente. Kunt u dit aantonen? Dan hoeft u vanaf dit jaar de het anoniementarief niet meer toe te passen.

(Bron: Abab)

Betaalde je in 2022 bedragen aan natuurlijke personen? Geef dan uiterlijk 31 januari 2023 deze bedragen door aan de Belastingdienst. De Belastingdienst gaat soepel om met verzoeken om uitstel.

Het verplicht doorgeven van de betaalde bedragen aan de Belastingdienst wordt ook wel de renseigneringsverplichting genoemd. Voor de jaren vanaf 2022 zijn inhoudingsplichtigen en bepaalde collectieve beheersorganisaties verplicht uit eigen beweging de betalingen aan natuurlijke personen door te geven (de opgaaf Uitbetaalde Bedragen aan Derden, ook wel opgaaf UBD genoemd). Aan deze verplichting moet uiterlijk 31 januari 2023 worden voldaan als het gaat om betalingen in 2022.

Uitzonderingen

Voor bepaalde betalingen geldt een uitzondering, die hoef je niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt met btw.

Let op! De Belastingdienst is van mening dat deze uitzondering niet geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden en diensten waarvoor een btw-vrijstelling geldt. Ook voor de ondernemer die de kleineondernemersregeling (KOR) toepast, geldt de uitzondering niet. De betalingen die je in 2022 deed aan deze natuurlijke personen moet je daarom ook uiterlijk 31 januari 2023 doorgeven aan de Belastingdienst.

Uitstel voor het doen van de opgaaf UBD

Lukt het niet om uiterlijk 31 januari 2023 de opgaaf UBD te doen? Dan kun je bij het belastingkantoor waaronder je valt om uitstel vragen. Je moet daarbij wel de reden vermelden waarom je uitstel nodig hebt. De Belastingdienst heeft toegezegd soepel om te gaan met verzoeken om uitstel voor het doen van de opgaaf UBD. 

Tip! Weet je niet precies welk belastingkantoor je moet aanschrijven? Op bijvoorbeeld de aangiftebrief loonheffingen of de uitnodiging om opgaven UBD te doen staat het betreffende belastingkantoor vermeld.

(Bron: De Jong & Laan)

De Belastingdienst attendeert werkgevers op het herzien van de lage AWf-premie over 2022. De premie moet worden herzien als je jouw werknemers in 2022 meer dan 30 procent méér uren hebt betaald dan het aantal contracturen voor dat jaar. Dit staat bekend als de zogenaamde 30 procent-herzieningsregeling. Je kunt de premie herzien door de aangiften loonheffingen over 2022 te corrigeren.

Premie Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)

De AWf kent een lage AWf-premie van 2,7 procent en een hoge AWf-premie van 7,7 procent (cijfers 2022). Welke premie jij als werkgever betaalt, is afhankelijk van het soort arbeidscontract dat je met jouw werknemer hebt gesloten.

Wanneer lage  of hoge AWf-premie?

Je betaalt voor jouw werknemer de lage AWf-premie wanneer de arbeidsovereenkomst aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • het gaat om een arbeidscontract voor onbepaalde tijd,
  • het contract is schriftelijk vastgelegd, én
  • het arbeidscontract is geen oproepcontract.

Voldoet het contract niet aan alle voorwaarden, dan betaal je de hoge AWf-premie, tenzij er sprake is van een uitzondering.

Wanneer herzien?

Je mag de lage AWf-premie herzien bij de aangifte loonheffingen over het laatste tijdvak van 2022 (december of 13e vierwekenperiode). Wie de herzieningsberekening pas na de laatste aangifte van het jaar maakt, kan in januari of februari 2023 eerdere aangiften loonheffingen over 2022 corrigeren. Dat kan met zogenoemde losse correcties.

(Bron: Alfa)

Berekening gebruikelijk loon 2023

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Berekening gebruikelijk loon 2023

Een aandeelhouder met een aanmerkelijk belang die ook werkzaamheden verricht voor de bv (waaronder de dga) moet een gebruikelijk loon ontvangen. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2023 het hoogste bedrag van de volgende bedragen:

het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, of
het loon van de meest verdienende werknemer van de bv, of
€ 51.000.
Tip! Onder bepaalde voorwaarden kan het gebruikelijk loon lager zijn. De bewijslast hiervan ligt wel bij jouw bv.

Verdwijnen doelmatigheidsmarge
In het Belastingplan 2023 is het verdwijnen van de doelmatigheidsmarge opgenomen. Waar je in 2022 nog rekening mag houden met 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking, wordt dit vanaf 2023 100% van dat loon. Deze wijziging, tezamen met de verhoging van het normbedrag van € 48.000 in 2022 naar € 51.000 in 2023, kan betekenen dat jouw loon omhoog moet om nog gebruikelijk te zijn.

Let op! De Tweede Kamer gaat al akkoord met de verdwijning van de doelmatigheidsmarge. De Eerste Kamer stemt hierover medio december 2022.

Voorbeeld verhoging gebruikelijk loon
Stel: in 2022 en 2023 bedraagt het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking € 62.000 en het loon van de meestverdienende werknemer € 47.000. Het gebruikelijk loon in 2022 bedraagt dan € 48.000 (het hoogste bedrag van 75% van € 62.000 = € 46.500, € 47.000 en € 48.000). Het gebruikelijk loon in 2023 bedraagt echter € 62.000 (het hoogste bedrag van € 62.000, € 47.000 en € 51.000). Jouw gebruikelijk loon stijgt dan dus met € 14.000!

Let op! De hoogte van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking zal mogelijk tot meer discussie kunnen leiden met de Belastingdienst. Waar tot 2022 nog een discussiemarge bestond van 25%, is deze vanaf 2023 namelijk volledig verdwenen.

Onderdelen gebruikelijk loon
Het gebruikelijk loon omvat behalve het reguliere loon in geld, ook loon in natura en de bijtelling van de auto vanwege privégebruik. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling als eindheffingsloon zijn aangewezen kunnen meetellen, mits zij individualiseerbaar zijn.

Tip!
Het reguliere loon van de dga uit het eerdere voorbeeld kan in 2023 lager zijn dan € 62.000. Stel dat de dga bijvoorbeeld een bijtelling heeft voor een terbeschikkinggestelde auto van € 12.000 en vergoedingen onder de werkkostenregeling die als eindheffingsloon zijn aangewezen in de vrije ruimte ter grootte van € 2.400, dan hoeft het reguliere loon maar € 47.600 te bedragen in plaats van € 62.000.

(Bron: De Jong & Laan)

Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling; wat nu?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling; wat nu?

Als een aanmerkelijkbelanghouder afziet van loon, of genoegen neemt met een ongebruikelijk laag loon, dan wordt op grond van de Wet loonbelasting 1964 deze persoon geacht toch een ‘gebruikelijk loon’ te hebben genoten. Deze wettelijke bepaling staat in de praktijk bekend als de zogenoemde gebruikelijkloonregeling. Als het feitelijk genoten loon lager is dan een gebruikelijk loon, wordt het verschil als fictief loon in aanmerking genomen. De gebruikelijkloonregeling is onder meer bedoeld om tariefarbitrage te voorkomen.

Het gebruikelijk loon wordt vastgesteld op het hoogste van een drietal in de wet genoemde ijkpunten. Het eerste ijkpunt voor het gebruikelijk loon is 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Waarom geen 100%? De marge van 25% wordt de ‘doelmatigheidsmarge’ genoemd en is bedoeld discussies met de fiscus zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet is voornemens om de doelmatigheidsmarge per 1 januari 2023 af te schaffen. In dit perspectief bespreken wij wat dit mogelijk voor u betekent.

Gevolgen voor de hoogte van het gebruikelijk loon

In een reguliere situatie dient thans, in 2022 het gebruikelijk loon minimaal het hoogste bedrag te zijn van de volgende drie bedragen (de doorgehaalde tekst vervalt per 1 januari 2023 maar geldt nog in 2022): 

  1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking
  2. het loon van de meestverdienende werknemer bij de vennootschap of van de meestverdienende werknemer van een verbonden vennootschap van de werkgever
  3. ten minste € 48.000 (2022)

Afschaffing van de doelmatigheidsmarge heeft voor het eerstgenoemde bedrag tot gevolg, dat voortaan het gebruikelijk loon op 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking vastgesteld moet worden. Deze wijziging is niet alleen van belang voor de aanmerkelijkbelanghouder die momenteel zijn gebruikelijk loon op het eerste bedrag heeft vastgesteld. Ook voor de aanmerkelijkbelanghouder die het gebruikelijk loon heeft vastgesteld op een van de twee andere genoemde bedragen, kan dit tot een verhoging van het gebruikelijk loon leiden.

Beoordeel hoogte gebruikelijk loon opnieuw

Is de gebruikelijkloonregeling ook in uw situatie van toepassing? Wij adviseren om aandacht te besteden aan de hoogte van uw (gebruikelijk) loon voor 2023. Dit is niet alleen van belang wanneer de hoogte van uw loon op dit moment is vastgesteld aan de hand van de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar ook in de overige gevallen zoals hierboven genoemd (het tweede en het derde bedrag). De hoogte van uw (gebruikelijk) loon voor volgend kalenderjaar zal, zeker in de ogen van de belastingdienst, waarschijnlijk herzien moeten worden. Dit geldt ook als er een vaststellingsovereenkomst is gesloten met de Belastingdienst over de hoogte van het gebruikelijk loon.

Als een vaststellingsovereenkomst na 1 januari 2023 nog een resterende looptijd heeft en er los van de afschaffing van de doelmatigheidsmarge verder geen relevante wijzigingen zijn, blijft de vaststellingsovereenkomst van kracht zonder nadere afstemming met de inspecteur. Let wel: als het loon in de vaststellingsovereenkomst op 75 % van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is vastgesteld, dient vanaf 1 januari 2023 uit te worden gegaan van 100% van dit bedrag. Daar wij in de praktijk geregeld zien dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking in een vaststellingsovereenkomst niet altijd even goed is onderbouwd, adviseren wij ook in dit geval om het gebruikelijk loon opnieuw onder de loep te nemen. Wellicht levert nader onderzoek een lager loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking op.

Wat is het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking?

In veel gevallen is het niet eenvoudig om vast te stellen wat de meest vergelijkbare dienstbetrekking is, laat staan welk loon daar precies bij hoort. Dit is dan ook een bron voor discussie met de Belastingdienst. Om u tegen een mogelijk toekomstig meningsverschil te wapenen, adviseren wij om zelf alvast onderzoek te (laten) doen naar wat voor de gegeven functie een gebruikelijk niveau van belonen is.

gebruikelijkheid van bonussen, reiskostenvergoedingen en mobiliteit. 

(Bron: BDO)