All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon

Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling; wat nu?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling; wat nu?

Als een aanmerkelijkbelanghouder afziet van loon, of genoegen neemt met een ongebruikelijk laag loon, dan wordt op grond van de Wet loonbelasting 1964 deze persoon geacht toch een ‘gebruikelijk loon’ te hebben genoten. Deze wettelijke bepaling staat in de praktijk bekend als de zogenoemde gebruikelijkloonregeling. Als het feitelijk genoten loon lager is dan een gebruikelijk loon, wordt het verschil als fictief loon in aanmerking genomen. De gebruikelijkloonregeling is onder meer bedoeld om tariefarbitrage te voorkomen.

Het gebruikelijk loon wordt vastgesteld op het hoogste van een drietal in de wet genoemde ijkpunten. Het eerste ijkpunt voor het gebruikelijk loon is 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Waarom geen 100%? De marge van 25% wordt de ‘doelmatigheidsmarge’ genoemd en is bedoeld discussies met de fiscus zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet is voornemens om de doelmatigheidsmarge per 1 januari 2023 af te schaffen. In dit perspectief bespreken wij wat dit mogelijk voor u betekent.

Gevolgen voor de hoogte van het gebruikelijk loon

In een reguliere situatie dient thans, in 2022 het gebruikelijk loon minimaal het hoogste bedrag te zijn van de volgende drie bedragen (de doorgehaalde tekst vervalt per 1 januari 2023 maar geldt nog in 2022): 

  1. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking
  2. het loon van de meestverdienende werknemer bij de vennootschap of van de meestverdienende werknemer van een verbonden vennootschap van de werkgever
  3. ten minste € 48.000 (2022)

Afschaffing van de doelmatigheidsmarge heeft voor het eerstgenoemde bedrag tot gevolg, dat voortaan het gebruikelijk loon op 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking vastgesteld moet worden. Deze wijziging is niet alleen van belang voor de aanmerkelijkbelanghouder die momenteel zijn gebruikelijk loon op het eerste bedrag heeft vastgesteld. Ook voor de aanmerkelijkbelanghouder die het gebruikelijk loon heeft vastgesteld op een van de twee andere genoemde bedragen, kan dit tot een verhoging van het gebruikelijk loon leiden.

Beoordeel hoogte gebruikelijk loon opnieuw

Is de gebruikelijkloonregeling ook in uw situatie van toepassing? Wij adviseren om aandacht te besteden aan de hoogte van uw (gebruikelijk) loon voor 2023. Dit is niet alleen van belang wanneer de hoogte van uw loon op dit moment is vastgesteld aan de hand van de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar ook in de overige gevallen zoals hierboven genoemd (het tweede en het derde bedrag). De hoogte van uw (gebruikelijk) loon voor volgend kalenderjaar zal, zeker in de ogen van de belastingdienst, waarschijnlijk herzien moeten worden. Dit geldt ook als er een vaststellingsovereenkomst is gesloten met de Belastingdienst over de hoogte van het gebruikelijk loon.

Als een vaststellingsovereenkomst na 1 januari 2023 nog een resterende looptijd heeft en er los van de afschaffing van de doelmatigheidsmarge verder geen relevante wijzigingen zijn, blijft de vaststellingsovereenkomst van kracht zonder nadere afstemming met de inspecteur. Let wel: als het loon in de vaststellingsovereenkomst op 75 % van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking is vastgesteld, dient vanaf 1 januari 2023 uit te worden gegaan van 100% van dit bedrag. Daar wij in de praktijk geregeld zien dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking in een vaststellingsovereenkomst niet altijd even goed is onderbouwd, adviseren wij ook in dit geval om het gebruikelijk loon opnieuw onder de loep te nemen. Wellicht levert nader onderzoek een lager loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking op.

Wat is het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking?

In veel gevallen is het niet eenvoudig om vast te stellen wat de meest vergelijkbare dienstbetrekking is, laat staan welk loon daar precies bij hoort. Dit is dan ook een bron voor discussie met de Belastingdienst. Om u tegen een mogelijk toekomstig meningsverschil te wapenen, adviseren wij om zelf alvast onderzoek te (laten) doen naar wat voor de gegeven functie een gebruikelijk niveau van belonen is.

gebruikelijkheid van bonussen, reiskostenvergoedingen en mobiliteit. 

(Bron: BDO)

Gebruikelijk loon dga mag lager dan minimumloon zijn

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Gebruikelijk loon dga mag lager dan minimumloon zijn

Als dga moet u jaarlijks een zogeheten ‘gebruikelijk loon’ uit uw bv opnemen. Dit gebruikelijk loon is voor 2021 vastgesteld op € 47.000, een verhoging van € 1.000 ten opzichte van vorig jaar. Voorheen vond de Belastingdienst dat het gebruikelijk loon van de dga van een bv onder alle omstandigheden minstens gelijk moet zijn aan het minimumloon. Dit standpunt hebben ze echter gewijzigd. Lees hier wat dit voor u als dga betekent.

Hoogte gebruikelijk loon dga 2021

Het gebruikelijk loon moet volgens de wet worden vastgesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of op het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn bij uw bv, indien een van deze bedragen meer is dan € 47.000.

Let op! Is het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager dan € 47.000? Dan wordt het gebruikelijk loon vastgesteld op dit bedrag.

Ook lager gebruikelijk loon dga onder bijzondere omstandigheden

Tot nu toe vond de Belastingdienst dat in bijzondere situaties een lager gebruikelijk loon kan worden vastgesteld dan volgens bovenstaande regeling. Bijvoorbeeld voor dga’s van een startende bv of in bepaalde gevallen als een bv verliesgevend is. Hiervoor golden wel aanvullende voorwaarden. Er moest dan ten minste het minimumloon als gebruikelijk loon worden uitgekeerd. Dit standpunt heeft de fiscus nu verlaten.

Lager gebruikelijk loon dan minimumloon mogelijk

Met dit nieuwe standpunt volgt de Belastingdienst de opvatting van de rechter. In een recente uitspraak van de rechtbank in Arnhem werd beslist dat onder omstandigheden ook een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon mogelijk is. In deze zaak was er sprake van een zeer geringe omzet en werd er verlies geleden als werd uitgegaan van het wettelijk in aanmerking te nemen gebruikelijk loon.

De Belastingdienst geeft nu in het Handboek Loonheffingen aan dat een lager gebruikelijk loon dan het minimumloon onder omstandigheden mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer een bv structureel verlies lijdt en bij startende bv’s. Aangegeven wordt dat bij twijfel contact kan worden opgenomen met de Belastingdienst.

Verlaging gebruikelijk loon dga in verband met Corona

Vanwege corona mag het gebruikelijk loon in 2020 en 2021 ook lager worden vastgesteld dan wettelijk voorgeschreven. Het gebruikelijk loon over 2020 en 2021 mag worden afgeleid van dat in 2019 en evenredig aangepast worden met het omzetverlies.

Voor 2020 gaat u daarbij uit van het omzetverlies in de eerste vier maanden vergeleken met de omzet in de eerste vier maanden van 2019. Voor 2021 gaat u uit van het omzetverlies over het gehele jaar in vergelijking met de omzet over het hele jaar 2019. Aanvullende voorwaarde voor 2021 is dat het omzetverlies 2021 minimaal 30% bedraagt.

De verlagingen kunt u toepassen zonder overleg of goedkeuring van de Belastingdienst.  Wel moet u dan aan een aantal aanvullende voorwaarden voldoen. Zo mag uw rekening-courantschuld of het dividend niet toenemen als gevolg van het lagere gebruikelijk loon. Overigens kunt u uw salaris 2020 niet met terugwerkende kracht verlagen.

(Bron: DRV)

Gebruikelijk loon dga mag lager dan minimumloon zijn

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Gebruikelijk loon dga mag lager dan minimumloon zijn

Als dga moet u jaarlijks een zogeheten ‘gebruikelijk loon’ uit uw bv opnemen. Dit gebruikelijk loon is voor 2021 vastgesteld op € 47.000, een verhoging van € 1.000 ten opzichte van vorig jaar. Maar volgens de rechter is soms zelfs een gebruikelijk loon dat lager is dan het minimumloon ook mogelijk. Lees hier wat dit voor u als dga betekent.

Hoogte gebruikelijk loon dga 2021

Het gebruikelijk loon moet worden vastgesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of op het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn bij uw bv, indien een van deze bedragen meer is dan € 47.000.

Let op! Is het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager dan € 47.000? Dan wordt het gebruikelijk loon vastgesteld op dit bedrag.

Ook lager gebruikelijk loon dga onder bijzondere omstandigheden

Een lager gebruikelijk loon is onder bepaalde bijzondere omstandigheden ook mogelijk. Het gaat dan om bv’s die voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2021 als starter wordt aangemerkt, overige startende bv’s die het loon van de dga niet kunnen betalen en om verlieslijdende bv’s. Hiervoor gelden wel aanvullende voorwaarden zoals dat het gebruikelijk loon ten minste gelijk moet zijn aan het wettelijk minimumloon.

Rechter staat loon dga onder minimumloon toe

In een recente uitspraak besliste een rechter echter dat ook een gebruikelijk loon kan worden toegekend dat onder het wettelijk minimumloon ligt. In de voorliggende casus had een bv de dga in de eerste drie maanden van het eerste boekjaar een gebruikelijk loon toegekend volgens de fiscale voorschriften. Wegens aanhoudende verliezen was de bv dit loon grotendeels schuldig gebleven en werd de rest van het boekjaar geen loon meer uitbetaald.

De rechter achtte dit juist. De rechter baseerde dit oordeel op een besluit uit 2006. Hierin werd bepaald dat een lager loon dan een gebruikelijk loon acceptabel is als u aannemelijk kan maken dat de continuïteit van de bv in gevaar komt bij het uitbetalen van dit loon. Het vasthouden aan het minimumloon als ondergrens voor het gebruikelijk loon, doet volgens de rechter in dit soort situaties geen recht aan de realiteit. De wet minimumloon is niet voor deze situatie geschreven, aldus het oordeel.

Corona

Vanwege corona mag het gebruikelijk loon in 2020 en 2021 ook lager worden vastgesteld dan wettelijk voorgeschreven. Het omzetverlies moet in 2021 wel minstens 30% zijn, voor 2020 is dit niet vereist. Het gebruikelijk loon mag worden afgeleid van dat in 2019 en evenredig aangepast worden voor het omzetverlies. Voor 2020 gaat u daarbij uit van het omzetverlies in de eerste vier maanden vergeleken met de omzet in de eerste vier maanden van 2019. Voor 2021 gaat u uit van het omzetverlies over het hele jaar in vergelijking met de omzet over het hele jaar 2019.

De bepaling van het gebruikelijk loon van de dga is altijd maatwerk. Wilt u uw salaris aanpassen als gevolg van gewijzigde omstandigheden of heeft u vragen over de hoogte van het gebruikelijk loon, neem dan altijd contact met ons op.

(Bron: DRV)

Door het thuiswerkadvies van het kabinet is het woon- werkverkeer van menig werknemer veranderd. Waar dit tot op heden nog geen invloed had op de reiskostenvergoedingen voor werknemers, gaan deze nu per 1 april op de schop. In dit artikel leest u hoe u hier het beste mee om kunt gaan.

Tot en met maart 2021 is het toegestaan om de onbelaste reiskostenvergoeding die gebaseerd is op het reisgedrag voor corona, door te betalen. Ook al werkte de werknemer (deels) thuis door de Coronamaatregelen. Vanaf 1 april komt daar vooralsnog een einde aan en mogen reiskosten over een thuiswerkdag niet meer worden vergoed. 

Wat moet u voor 1 april doen 
Per werknemer moet u opnieuw vaststellen wat het reisgedrag van uw werknemer is en dient u daarop de reiskostenvergoeding aan te passen. 

Declaratie of nacalculatie? 
De vaste reiskostenvergoeding mag vanaf 1 april 2021 alleen nog maar onbelast worden verstrekt wanneer een werknemer minimaal 36 weken of 128 dagen per jaar naar een vaste werkplek reist. Is dit niet het geval, dan dient u de reiskosten te vergoeden op basis van declaratie of nacalculatie. 

Bij een nacalculatie geeft u een vaste reiskostenvergoeding per maand en rekent u op basis van een nacalculatie tegen het einde van het jaar af op basis van de werkelijk gereden kilometers. 

Bij declaratie ontvangt de werknemer een vaste reiskostenvergoeding per reisdag. Het aantal reisdagen dient door de werknemer per maand aan de werkgever te worden doorgegeven. 

Het is belangrijk om met uw werknemers hierover in gesprek te gaan en de situatie uit te leggen. Het reisgedrag van uw gehele personeelsbestand moet u in kaart gaan brengen en daarbij dient u rekening te houden met het aantal werknemers die tegelijkertijd verantwoord in het pand aanwezig kunnen zijn.  

(Bron: HLB)

COVID-19: verlenging steunmaatregelen loonheffingen 2021

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor COVID-19: verlenging steunmaatregelen loonheffingen 2021

Gedurende 2020 zijn in verband met de coronacrisis een aantal goedkeuringen afgekondigd die zien op de loonheffingen. Op 21 januari 2021 heeft het kabinet in de kamerbrief ’Uitbreiding economisch steun- en herstel pakket’ een verlenging van een aantal loonheffingenmaatregelen aangekondigd. In dit artikel informeren wij u welke loonheffingenmaatregelen dit betreft.

Gebruikelijk loon directeuren- grootaandeelhouders

Voor het jaar 2020 mocht de aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) die te maken kreeg met een omzetdaling, van een lager gebruikelijk loon uitgaan, evenredig met de omzetdaling. Gezien de aanhoudende gevolgen van het coronavirus heeft het kabinet ook voor 2021 goedgekeurd dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling, een lager gebruikelijk loon mogen toepassen. Voor de regeling in 2021 geldt dat er wordt uitgegaan van de omzet over heel het jaar 2021 vergeleken met de omzet over heel het jaar 2019. Daarnaast wordt een toegangsdrempel ingevoerd voor een minimum omvang van omzetverlies. Dit betekent dat slechts een lager gebruikelijk loon in aanmerking genomen mag worden wanneer het omzetverlies van de onderneming tenminste 30% is in 2021 ten opzichte van 2019. De overige voorwaarden die aan de goedkeuring zijn verbonden zijn vergelijkbaar met de regeling van 2020.

Reiskostenvergoeding

Eerder kondigde het kabinet in de kamerbrief ‘Specifieke aanpassingen in economisch steun -en herstelpakket’ van 18 december 2020 aan dat de mogelijkheid om de vaste onbelaste reiskostenvergoeding ongewijzigd door te betalen verlengd werd tot 1 februari 2021. Deze goedkeuring wordt tot 1 april 2021 verlengd. Dit houdt in dat tot 1 april 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoeding door de werkgever onbelast kan worden vergoed, ook al worden deze kosten door het thuiswerken niet meer (volledig) gemaakt. Voorwaarde is wel dat het vaste vergoedingen betreft die al vóór 13 maart 2020 door de werkgever werden toegekend.

Werkkostenregeling

Voor het jaar 2020 had het kabinet de vrije ruimte verhoogd van 1,7% naar 3% voor de eerste €400.000 van de loonsom per werkgever. De verhoging van de vrije ruimte geldt ook voor 2021. 

Thuiswerkfaciliteiten

De werkgever kan onder bepaalde voorwaarden thuiswerkgerelateerde kosten onbelast vergoeden. Hierbij kan gedacht worden aan arbovoorzieningen en ICT-middelen. Het kabinet kondigt in de brief aan dat in samenspraak met maatschappelijke organisaties en sociale partners de mogelijkheden worden onderzocht van een aanvullende regeling waarbinnen het voor de werkgever mogelijk wordt om ook andere thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.

Overige fiscale maatregelen

Een aantal overige fiscale maatregelen zouden per 31 maart 2021 aflopen. Het kabinet heeft deze maatregelen tot en met 30 juni 2021 verlengd.  Hierbij gaat het onder andere om uitstel van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen, het akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers en de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen.

(Bron: BDO)

Als werkgever kunt u in elk geval tot 1 februari 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoedingen aan uw werknemers onbelast blijven doorbetalen. Het kabinet heeft besloten deze maatregel tijdelijk te verlengen. Waar moet u op letten?

Voorwaarde onbelast doorbetalen

Eerder gaf het kabinet al goedkeuring voor het onbelast doorbetalen van de vaste reiskostenvergoeding. Ook als uw werknemers geen of minder reiskosten hebben. Deze goedkeuring gold aanvankelijk tot en met 31 december 2020. In verband met de aanhoudende coronacrisis heeft het kabinet besloten de goedkeuring te verlengen tot in elk geval 1 februari 2021. Voorwaarde is wel dat het vaste kostenvergoedingen betreft die al werden toegekend op 12 maart 2020. De goedkeuring geldt dus niet als er sprake is van gewijzigde omstandigheden na 12 maart 2020, bijvoorbeeld door een verhuizing of contractuitbreiding.

Het kabinet besluit in de loop van januari 2021 hoe ze met de vaste reiskostenvergoedingen willen omgaan ná 1 februari 2021. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen.

(Bron: ABAB)

Sinds jaar en dag deelt de Belastingdienst voor de premieheffing werknemersverzekeringen werkgevers in een sector in; momenteel betreft dit 67 mogelijke sectoren. Als hoofdregel moeten werkgevers, die zich in het kader van de uitoefening van het bedrijf of beroep bezighouden met arbeidskrachten aan een derde ter beschikking te stellen (hierna: uitzendwerkgevers), voor de loonheffingen worden ingedeeld in de uitzendsector (‘Sector 52. Uitzendbedrijven’). In het verleden konden uitzendwerkgevers echter ook ingedeeld worden in een zogeheten ‘vaksector’. Hiervan was sprake als de werkzaamheden van de arbeidskrachten van de uitzendwerkgever voor méér dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis aan één specifieke sector konden worden toegerekend. De sector waartoe de werkzaamheden van de arbeidskrachten feitelijk behoorden, was in dat geval de vaksector.

Sinds 25 mei 2017 is het voor nieuwe uitzendwerkgevers niet meer mogelijk om in een vaksector ingedeeld te worden. Voor uitzendwerkgevers die op dat moment al in een vaksector waren ingedeeld, gold nog tot 1 januari 2020 een overgangsregeling. Met het vervallen van die overgangsregeling moeten alle uitzendwerkgevers zijn ingedeeld in de ‘dure’ sector 52. Het informeren van de Belastingdienst terzake en het doorvoeren van een herindeling moeten volgen, als dat nu nog niet het geval is. Mogelijk gevolgd door aanvullend te betalen premies.

Sectorindeling

Voor de sectorindeling werknemersverzekeringen zijn alle werkgevers ingedeeld in 1 van de 67 sectoren. De sectorindeling is met ingang van 1 januari 2020 alleen nog van belang voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) voor kleine en middelgrote werkgevers.

Voorheen was de sectorindeling ook van belang voor de sectorpremie WW, die als onderdeel van werkloosheidspremie werd geheven. Sinds 1 januari 2020 is deze premie echter niet meer sectorafhankelijk, maar wordt de hoogte van de premie bepaald op basis van de aard van het arbeidscontract. Werkgevers zijn (kortweg) de lage WW-premie verschuldigd voor werknemers met een vast contract en de hoge WW-premie voor werknemers met een flexibel arbeidscontract (contract voor bepaalde tijd).   

Indeling in de uitzendsector (sector 52)

Uitzendarbeid gaat vaak gepaard met hogere arbeidsongeschikheidslasten. Hierdoor is de Whk-premie voor sector 52 in het algemeen (aanzienlijk) hoger dan die voor andere sectoren.

Met ingang van 1 januari 2020 geldt voor alle werkgevers: als méér dan 50% van het premieloon van een werkgever wordt toegerekend aan het ter beschikking stellen van personeel, moet de werkgever (vanaf 1 januari 2020) ingedeeld worden in de uitzendsector.

Onder ‘het ter beschikking stellen van personeel’ wordt in deze context nietverstaan, de situatie waarin:

  1. Werknemers in dienst zijn van een zogenoemde personeels-BV en binnen het concern ter beschikking worden gesteld (sectorindeling van inlenend concernonderdeel is van belang); of
  2. Wordt gewerkt met payrollmedewerkers (sector 45 Zakelijke dienstverlening III is van toepassing).

Mogelijk verplicht gesplitste aansluiting

Voor werkgevers waarvan meer dan 15% van de premieloonsom, maar niet meer dan 50% van de premieloonsom wordt toegerekend aan het ter beschikking stellen van personeel (zoals hiervoor omschreven), geldt een verplichte gesplitste aansluiting. Voor de terbeschikkinggestelde werknemers valt de werkgever in sector 52.

Wat nu?

Gelet op voornoemde wijzigingen moet de sectorindeling van uitzendwerkgevers vanaf 1 januari 2020 opnieuw beoordeeld worden. Uitzendwerkgevers die vanaf deze datum ingedeeld moesten worden in sector 52 en die bij de Belastingdienst bekend waren, hebben eind 2019 een beschikking met de nieuwe sectorindeling ontvangen. Is uw bedrijf niet heringedeeld in sector 52 en zou dat eigenlijk wel moeten? Als werkgever bent u verplicht om een mogelijk onjuiste sectorindeling te melden bij de Belastingdienst, ook al betekent dat mogelijk dat u nog extra premies verschuldigd bent. Deze melding kan worden verzonden (onder vermelding van ‘UZB2020’) naar Belastingdienst/kantoor Amsterdam/Bureau Indelingszaken, postbus 58944, 1040 EE, Amsterdam.

(Bron: BDO)

We naderen het einde van het jaar en na Prinsjesdag hebben we een beeld van de werkgeverslasten 2021. We hebben de premies voor u op een rij gezet.

Ter vergelijking hebben we in het overzicht de premies 2020 en de premies voor 2021 voor u naast elkaar gezet. Over het totaal gezien is er sprake van een lichte stijging van deze premie percentages.

Premievergelijking

Premie20202021
Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) laag2,94%2,70%
Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) hoog7,94%7,70%
Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) Geldt alleen voor overheidswerkgevers0,68%0,68%
Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)6,79%7,03%
Uniforme opslag kinderopvang (Aof)0,50%0,50%
Werkhervattingskas (rekenpremie) (Whk)*1,24%1,36%
Werkgeversheffing ZVW6,70%7,00%
Werknemersbijdrage ZVW5,45%5,75%
Maximumpremieloon€ 57.214€ 58.311

*Premie werkhervattingskas

De premie werkhervattingskas is afhankelijk van verschillende factoren: allereerst uw premieloonsom, ook of u instroom heeft gehad van (ex)werknemers in de ziektewet/wga en tenslotte uw sectorindeling.

In deze periode stelt de Belastingdienst de premie per werkgever vast, u ontvangt daarvan een beschikking.

Wijzigigingen in de wet- en regelgeving

Er zijn dit jaar geen structurele wijzigingen in de opbouw van de premieheffing. Per 1 januari 2022 wordt er wel weer een wijziging verwacht.  Voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds zal dan ook een premiedifferentiatie geïntroduceerd worden. De (middel)grote werkgevers zullen vanaf dat moment een hogere premie betalen, terwijl kleine werkgevers een lagere premie zullen betalen.

(Bron: Van Oers)

Verplicht verzekerd ondanks persoonlijke holdings

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Verplicht verzekerd ondanks persoonlijke holdings

Bij de vraag of bestuurders verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen loopt de rechter simpelweg de voorwaarden langs voor het bestaan van een ‘dienstbetrekking’. Een structuur met persoonlijke holdings maakt dan geen verschil, zo merkten twee bestuurders bij het gerechtshof in Amsterdam.

Alle werknemers in Nederland zijn in principe verzekerd voor de werknemersverzekeringen, zoals de WW en de Ziektewet. Voor directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) geldt die verplichte verzekering vaak niet, omdat zij naast werknemer ook werkgever zijn. Dat kan anders zijn als dga’s een dienstbetrekking hebben, volgens de criteria die daarvoor gelden. Dan moet de werkgever voor hen dus premies afdragen.

Criteria voor bestaan van een dienstbetrekking

Er zijn 3 criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking:

  • Er wordt loon betaald.
  • De werknemer moet de arbeid persoonlijk verrichten.
  • Er is sprake van een gezagsverhouding.

In deze zaak ging het precies om die criteria. Een bv in de IT-sector had managementovereenkomsten gesloten met de persoonlijke vennootschappen van 2 bestuurders. Zij hadden samen de dagelijkse leiding van de bv.
De inspecteur vond echter dat de 2 bestuurders zelf een dienstbetrekking hadden met de IT-onderneming. De bv had daarom premies moeten afdragen, en kreeg een naheffingsaanslag loonheffingen gepresenteerd van een kleine € 68.000. De bv voerde aan dat de 2 bestuurders een onderneming dreven en er dus bijvoorbeeld geen gezagsverhouding was.

Regeling aanwijzing dga gaat niet op

tHet gerechtshof liep de criteria voor een dienstbetrekking langs en concludeerde dat aan alle voorwaarden was voldaan. Zo waren de bestuurders ‘vanwege hun persoonlijke kwaliteiten, visie en ideeën’ onmisbaar binnen de bv. De bestuurders moesten dus hun werk voor het IT-bedrijf persoonlijk verrichten. Verder was er een gezagsverhouding, want de bestuurders deden hun werk onder het gezag van de algemene vergadering van aandeelhouders. Of de bestuurders persoonlijk een onderneming drijven was daarbij niet van belang, aldus het hof.
Een andere ‘ontsnappingsroute’, de Regeling aanwijzing dga, ging volgens het hof ook niet op. Iemand die op basis van die regeling aangemerkt wordt als dga is niet verplicht verzekerd. Al met al was de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd.
De verzekeringsplicht voor werknemersverzekeringen is lang niet de enige bijzondere regeling die geldt voor dga’s.

(Bron: Rendement)

COVID-19: Versoepeling gebruikelijkloonregeling

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor COVID-19: Versoepeling gebruikelijkloonregeling

Eerder  informeerden wij u over de versoepeling van de geldende wetgeving ten aanzien van het gebruikelijk loon van de DGA. Hoe dit er precies uit gaat zien, is nu verder uitgewerkt in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis. 

Gebruikelijkloonregeling

Als een aanmerkelijkbelanghouder afziet van loon, dan wel genoegen neemt met een te laag loon, dan wordt op grond van de Wet loonbelasting 1964 deze persoon geacht toch een gebruikelijk loon te hebben genoten. Deze wettelijke bepaling staat in de praktijk bekend als de zogenoemde gebruikelijkloonregeling.  
De regeling houdt op hoofdlijnen in dat het loon van de werknemer die onder die regeling valt, ten minste een bepaald bedrag moet bedragen. Als het feitelijk genoten loon lager is, wordt het verschil als fictief loon in aanmerking genomen. De gebruikelijkloonregeling is bedoeld om tariefarbitrage te voorkomen.

Versoepeling gebruikelijkloonregeling

Als een onderneming vanwege de coronacrisis kampt met omzetverliezen, mogen de BV en aanmerkelijkbelanghouder gedurende 2020 tijdelijk een lager (maand)loon afspreken. Hiervoor is geen verzoek om instemming van, of vooroverleg met de Belastingdienst nodig. Dit heeft de Belastingdienst reeds eerder bekend gemaakt. Aan de verlaging van het gebruikelijk loon zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. 

Berekening verlaagd gebruikelijk loon 2020

Op basis van de goedkeuring mag een aanmerkelijkbelanghouder het gebruikelijk loon evenredig met de omzetdaling verlagen. Daarbij wordt een periode in het jaar 2020 vergeleken met dezelfde periode in 2019. Voor de berekening van het verlaagde gebruikelijk loon voor 2020 is de volgende formule van toepassing: 

Gebruikelijk loon 2020 = A x B/C
A = het gebruikelijk loon over 2019
B = de omzet over de eerste vier kalendermaanden van 2020
C = de omzet over de eerste vier kalendermaanden van 2019
NB. De omzet in deze formule is de omzet exclusief de omzetbelasting.

Voorwaarden versoepeling gebruikelijkloonregeling

Op basis van de goedkeuring mag het gebruikelijk loon voor 2020 alleen op een lager bedrag (dan op basis van de reguliere regeling) worden vastgesteld indien: 

  • De rekening-courantschuld of het dividend niet toeneemt als gevolg van het lagere gebruikelijk loon; en
  • als de aanmerkelijkbelanghouder feitelijk meer loon heeft genoten dan volgt uit bovenstaande formule, dan geldt dat hogere loon. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een BV voor de aanmerkelijkbelanghouder gebruikmaakt van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) vormt geen genoten loon uit de dienstbetrekking en heeft daarom geen gevolgen voor het gebruikelijk loon; en
  • de omzet in het jaar 2019 of 2020 niet beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken, zoals oprichting, staking, fusie, splitsing en bijzondere resultaten.

Naast deze goedkeuring blijven de mogelijkheden die de reguliere gebruikelijkloonregeling biedt om een lager gebruikelijk loon aannemelijk te maken van kracht. Ook blijft afstemming van het gebruikelijk loon met de bevoegde inspecteur mogelijk. Dit kan van pas komen in bijzondere situaties, waarbij maatwerk geboden is. 

Samenloop goedkeuring met eerdere uitingen van de Belastingdienst

Uit de eerdere uitingen van de Belastingdienst kwam naar voren dat het gebruikelijk loon voor een aanmerkelijkbelanghouder voor 2020 achteraf bepaald kan worden. De BV stelt dan aan het einde van het jaar het gebruikelijk jaarloon voor 2020 vast en vermeldt dit in de aangifte loonheffingen. 

Het voorgaande is niet van toepassing voor lonen die in de al verstreken periode (maanden) in 2020 zijn genoten. Over het feitelijk uitbetaalde loon zijn immers loonheffingen verschuldigd in het loontijdvak waarin het wordt uitbetaald. Een eenmaal gedane uitbetaling van loon kunt u daarom niet meer met terugwerkende kracht ongedaan maken. 

In de periode tussen de uiting van de Belastingdienst (1 april 2020) en de datum van de publicatie van de versoepeling in het besluit (8 mei 2020), zullen  zich naar verwachting situaties voordoen waarbij het gebruikelijk loon (achteraf gezien) op een te laag bedrag is vastgesteld. In deze periode was immers nog niet bekend dat er een formule beschikbaar zou komen aan de hand waarvan het lagere gebruikelijk loon berekend dient te worden. In dit geval dient het gebruikelijk loon alsnog gecorrigeerd te worden naar het juiste bedrag.

(Bron: BDO)