Inleiding: Het is al jaren onrustig ten aanzien van de btw-regels voor het privégebruik van de auto door btw-ondernemers en hun personeel. De oorzaak hiervan was aanvankelijk gelegen in de vraag of de aftrekcorrecties voor het privégebruik van de auto in overeenstemming waren met het Europese recht. De discussie omtrent de (on)houdbaarheid van de btw-aftrekcorrecties heeft recent een andere wending genomen door een uitspraak van Rechtbank Haarlem. In deze uitspraak staat niet de overeenstemming met het Europese recht centraal, maar de overeenstemming met het (nationale) gelijkheidsbeginsel. Deze uitspraak is de druppel die de emmer deed overlopen. Per 1 juli 2011 zijn de btw-aftrekcorrecties voor het privégebruik van de auto door de btw-ondernemer en zijn personeel afgeschaft. Vanaf die datum is het privégebruik van de auto door de btw-ondernemer en zijn personeel belast door middel van een heffing over het privégebruik. In dit memo wordt ingegaan op de praktische betekenis van de voornoemde feiten en omstandigheden.
Tot 1 juli 2011: Btw-aftrekcorrectie privégebruik auto: De eenmansondernemer die een zakelijke auto mede voor zijn privédoeleinden gebruikt brengt de btw op de kosten van aanschaf, gebruik en onderhoud in aftrek voor zover hij belaste prestaties verricht. Vervolgens corrigeert de eenmansondernemer deze aftrek in het laatste tijdvak van het boekjaar met een bedrag van 12% x IB-bijtelling. Het percentage van 12 wordt naar evenredigheid verlaagd indien de btw-ondernemer de btw op de kosten van aanschaf, gebruik en onderhoud niet volledig in aftrek kon brengen vanwege het verrichten van vrijgestelde prestaties. Deze aftrekcorrectie is van overeenkomstige toepassing op het privégebruik van een zakelijke auto door een maat/firmant. Indien een zakelijke auto zonder btw is aangeschaft of indien een privéauto voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, is goedgekeurd dat volstaan wordt met aan aftrekcorrectie van 25% van de btw op de kosten van gebruik en onderhoud. De (aftrekgerechtigde) btw-ondernemer die een auto (mede) voor privédoeleinden ter beschikking stelt aan zijn personeel moet de genoten aftrek van de btw op de kosten van gebruik en onderhoud corrigeren indien en voor zover sprake is van privégebruik. De btw-correctie op basis van het werkelijke privégebruik is dus het uitgangspunt. Vanuit praktisch oogpunt is goedgekeurd dat de btw-ondernemer aansluit bij de forfaitaire aftrekcorrectie van (art. 15 Uitv.Besch. OB.8)
Strijd met standstillbepaling: De Hoge Raad heeft aan het Hof van Justitie van de EU prejudiciële vragen gesteld over de (on)verbindendheid van de btw-aftrekcorrectie voor eenmansondernemers. De Hoge Raad is van oordeel dat een forfaitaire correctie van de aftrek (door aansluiting bij de IB-bijtelling) mogelijk is, maar twijfelt over de vraag of de aftrekcorrectie in overeenstemming is met de zogenoemde “standstillbepaling”. De Hoge Raad vraagt in voornoemd arrest aan het Hof van Justitie van de EU of de wijzigingen van het heffingspercentage en de (hoogte van de) IB-bijtelling in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht (thans unierecht). Indien het hof deze vraag ontkennend beantwoordt, vraagt de Hoge Raad tevens aan het hof wat de consequentie hiervan is. Moet de aftrekcorrectie volledig buiten toepassing worden gelaten of dient de aftrekcorrectie toegepast te worden voor zover die niet in strijd is met de standstillbepaling? Het hof moet in deze prejudiciële procedure nog arrest wijzen.
Advies: : neem als eenmansondernemers en maten/firmanten in de btw-aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar van 2011 het standpunt in dat de toepassing van art. 15 Uitv.Besch. OB tot en met 1 juli 2011 in strijd is met de standstillbepaling. Dit kunt u op twee manieren doen: bezwaar maken tegen de voldoening op aangifte van de (naar uw mening te hoge) btw-correctie of verzoeken om een naheffingsaanslag. In de laatste situatie neemt u dus niets op in de laatste btw-aangifte over het kalenderjaar en verzoekt u middels een separaat schrijven om de naheffingsaanslag. Ter zake van naheffingsaanslagen over de jaren vóór 2011 kunnen eenmansondernemers en maten/ firmanten op dezelfde grond bezwaar maken, uiteraard voor zover de termijnen nog niet zijn verlopen.
Strijd met gelijkheidsbeginsel: In de autobrief van de staatssecretaris die verscheen op 1 juni 2011 gaf de staatssecretaris aan dat hij de variatie in de hoogte van de btw-aftrekcorrectie voor het privégebruik van de auto naar gelang de CO 2-uitstoot van de auto niet langer een goede benadering vindt. Tevens gaf hij aan dat hij voornemens is om te bezien of er een zelfstandig btw-forfait ingevoerd kan worden. Op dezelfde dag ging Rechtbank Haarlem een stap verder dan de staatssecretaris door te oordelen dat de hoogte van de aftrekcorrectie voor het privégebruik van de auto op grond van het gelijkheidsbeginsel niet mag verschillen naar gelang de CO2-uitstoot van de auto. Deze uitspraak betekent dat de btw-ondernemer kan volstaan met de voldoening van 12% x de meest gunstige IB-bijtelling. Tot 2010 bedroeg de meest gunstige IB-bijtelling: 14% x cataloguswaarde. Vanaf 2010 geldt echter een nog gunstiger IB-bijtelling van 0% x cataloguswaarde voor auto‟s zonder CO 2-uitstoot (elektrische auto‟s).
Advies: neem in de btw-aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar van 2011 het standpunt in dat voor het privégebruik van de auto door de btw-ondernemer, maat/firmant en/of het personeel een btw-aftrekcorrectie van 12% x 0% x cataloguswaarde verschuldigd is. Dit kunt u op twee manieren doen: bezwaar maken tegen de voldoening van de (naar uw mening te hoge) btw-correctie of door middel van een separaat schrijven verzoeken om een naheffingsaanslag. Voor naheffingsaanslagen ingediend ter zake van boekjaren vóór 2011 dient in de nadere motivering het standpunt ingenomen te worden dat 12% x de meest gunstige IB-bijtelling verschuldigd is.
Per 1 juli 2011 heffing over privégebruik: Uit vrees voor een budgettaire derving van een half miljard euro is met instemming van de ministerraad besloten dat het privégebruik van een zakelijke auto om niet per 1 juli 2011 niet langer gecorrigeerd wordt door een btw-aftrekcorrectie maar door een heffing over het privégebruik. Dit geldt voor het privégebruik van de auto door de eenmansondernemer, de maten/firmanten, het personeel en andere (gelieerde) personen. De vergoeding waarover 19% btw verschuldigd is, is hierbij gesteld op de uitgaven voor het werkelijke privégebruik. Het woon-werkverkeer wordt als privégebruik aangemerkt. Een btw-heffing over het werkelijke privégebruik vereist dat er een kilometeradministratie wordt bijgehouden. Om praktische redenen heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat volstaan kan worden met een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs (incl. btw en bpm) in het laatste tijdvak van het kalenderjaar. Dit percentage wordt tijdsevenredig berekend, nl. naar rato van het aantal dagen dat de auto (mede) voor privédoeleinden ter beschikking staat. Naar aanleiding van deze wijzigingen gaan wij nader in op de volgende punten: 1. Privégebruik auto tegen vergoeding, 2. Privégebruik leaseauto‟s, 3. Privégebruik margeauto en zakelijk gebruik privéauto, 4. Privégebruik auto waarvoor tot 1 juli 2011 btw-aftrekcorrectie is toegepast, 5. Woon-werkverkeer.
Ad 1 Privégebruik auto tegen vergoeding: Een heffing over het privégebruik is slechts aan de orde indien voor het privégebruik van de auto door het personeel, maten, firmanten, etc. geen dan wel een symbolische vergoeding wordt betaald. Een vergoeding onder kostprijs is echter niet per definitie een symbolische vergoeding. Om te voorkomen dat werkgevers kunnen volstaan met een voldoening van btw uit geringe eigen bijdragen van het personeel, heeft de staatssecretaris in de Wet uitwerking autobrief een anti-misbruikmaatregel opgenomen. Deze anti-misbruikmaatregel is gebaseerd op een kan-bepaling in de btw-richtlijn en houdt in dat de btw-ondernemer die de auto voor privédoeleinden van het personeel, maten, firmanten etc. ter beschikking stelt, 19% btw moet voldoen over de normale waarde van deze terbeschikkingstelling. Onder de normale waarde wordt verstaan: de prijs voor een vergelijkbare dienst of -indien geen prijs voor een vergelijkbare dienst voorhanden is- de voor de dienst gemaakte uitgaven. De vergoeding voor het privégebruik van de auto door het personeel, maten, firmanten etc. moet dus zakelijk zijn. Wanneer en onder welke voorwaarden sprake is van een zakelijke vergoeding is (nog) niet duidelijk. Naar onze mening is het wenselijk dat volstaan kan worden met de voldoening van 2,7% van de catalogusprijs (incl. btw en bpm). De staatssecretaris heeft in de Wet uitwerking autobrief aangegeven dat dit in een beleidsbesluit goedgekeurd zal worden. Helaas laat de staatssecretaris in het midden of de voldane btw uit de eigen bijdrage in mindering gebracht mag worden op de voldoening van 2,7% van de catalogusprijs (incl. btw en bpm). Naar onze mening is een saldering van de voldane btw uit de eigen bijdrage met het forfait wenselijk omdat het voorkomt dat bij een eigen bijdrage meer btw verschuldigd is over het privégebruik van de auto dan zonder eigen bijdrage.
Ad 2 Privégebruik leaseauto: Het leasen van een auto is in beginsel een dienst. In sommige gevallen van financial lease kwalificeert de lease echter als een levering door de lessor aan de lessee. In de gevallen waarin de afgenomen leaseprestatie kwalificeert als een dienst kan van een heffing over het privégebruik op grond van art. 4, lid 2, onderdeel a Wet OB geen sprake zijn. Volgens het Kühne-arrest is die bepaling uitsluitend van toepassing indien een bedrijfsgoed aan de btw-ondernemer is geleverd. Volgens de wetgever is ook een heffing over het privégebruik van diensten op grond van art. 4, lid 2, onderdeel b Wet OB niet mogelijk. In de parlementaire geschiedenis heeft de wetgever namelijk expliciet aangegeven dat deze bepaling geen betrekking heeft op ingekochte diensten. De staatssecretaris is op dit standpunt teruggekomen. Omdat geen enkel argument gegeven wordt waarom de opvatting destijds niet juist was, komt de opvatting van de staatssecretaris ons allerminst overtuigend over. Hierover zal het laatste woord daarom nog niet zijn gezegd. De staatssecretaris lijkt zich hiervan bewust. Hij geeft namelijk aan dat als art. 4, lid 2, onderdeel b Wet OB niet van toepassing is, de aftrek (op grond van art. 15, lid 1 Wet OB) beperkt is tot de mate waarin de ingekochte dienst voor aftrekgerechtigde prestaties wordt gebruikt. Wij vragen ons af of deze opvatting juist is. De btw op leasediensten is immers tot 1 juli 2011 op grond van art. 15, lid 1 Wet OB aftrekbaar, maar de aftrek van deze btw is tot voornoemde datum (deels) uitgesloten op basis van art. 15, lid 6 jo. art. 15 Uitv.Besch. OB dan wel art. 16 Wet OB jo. art. 1, lid 1, onderdeel c BUA. Indien laatstgenoemde aftrekuitsluitingen per 1 juli 2011 verdwijnen, menen wij dat de aftrek op basis van art. 15, lid 1 Wet OB niet beperkt kan worden vanwege het privégebruik van de leasediensten. De leasetermijnen kwalificeren immers normaliter als (algemene) bedrijfskosten die volledig verdisconteerd zijn in de prijzen van de economische activiteiten van de btw-onderneming. Dit blijkt naar onze mening afdoende uit het feit dat tot 1 juli 2011 aftrekuitsluitingen nodig waren om op dit privégebruik btw te laten drukken. Mocht een heffing over het privégebruik van leasediensten niet mogelijk zijn dan bestaat er per 1 juli 2011 ter zake van het privégebruik van leasediensten naar onze mening geen mogelijkheid om dit consumptieve gebruik te belasten met btw.
Ad 3 Privégebruik margeauto of zakelijk gebruik privéauto: Indien de btw-ondernemer een margeauto heeft aangeschaft en deze auto (mede) om niet ter beschikking stelt voor eigen privédoeleinden of die van zijn personeel dan is art. 4, lid 2, onderdeel a Wet OB niet van toepassing. Deze bepaling is slechts van toepassing indien ter zake van het goed zelf (gedeeltelijke) aftrek is genoten. Eventuele genoten aftrek van de btw ter zake van kosten voor gebruik en onderhoud maakt dit niet anders. Voor ingekochte diensten (onderhoudsdiensten, etc.) zal volgens de staatssecretaris per 1 juli 2011 een heffing over het privégebruik plaatsvinden op grond van art. 4, lid 2, onderdeel b Wet OB. Zoals reeds is aangegeven komt de staatssecretaris met dit standpunt terug op hetgeen in de parlementaire geschiedenis is aangegeven en ontbreekt hiervoor een motivering. Wij betwijfelen de juistheid van het standpunt van de staatssecretaris. Indien de heffing over het privégebruik niet mogelijk is, bestaat volgens de staatssecretaris op grond van art. 15, lid 1 Wet OB geen aftrek van de btw op de kosten van gebruik en onderhoud indien en voorzover sprake is van privégebruik. Omdat art. 4, lid 2, onderdeel b Wet OB geen betrekking heeft op ingekochte goederen, zoals brandstof, autobanden etc. is de btw op deze goederen pro rata, d.w.z. naar evenredigheid van het zakelijke (aftrekgerechtigde) gebruik, aftrekbaar. Het hanteren van twee verschillende correctie-mechanismen (heffing over privégebruik en aftrekbeperking) voor de kosten van gebruik en onderhoud van margeauto‟s die voor privédoeleinden gebruikt worden en voor privéauto‟s van een eenmansondernemer, maat of firmant die zakelijk gebruikt worden, is naar onze mening praktisch onwenselijk. Afgezien daarvan, betwijfelen wij of een dergelijke aftrekbeperking van de btw op de kosten van gebruik en onderhoud mogelijk is omdat deze aan de btw-ondernemer in rekening gebrachte kosten normaliter (algemene) bedrijfskosten zijn die volledig zijn doorberekend in de prijzen van de economische activiteiten van de onderneming. Een “correctie” van de aftrek vanwege het privégebruik is in deze situatie naar onze mening slechts mogelijk via de aftrekuitsluitingen die per 1 juli 2011 zijn afgeschaft. Hierbij moet worden opgemerkt dat de forfaitaire btw-aftrekcorrectie van 25% in het besluit van 9 februari 2009, nr. CPP2009/109M, NTFR 2009/435 per 1 juli 2011 is ingetrokken, terwijl de gelijkluidende goedkeuring in het besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2803M, NTFR 2004/518, onderdeel 4b op 17 oktober 2011 is ingetrokken Deze zogenoemde „75%-regeling‟ gold op grond van laatstgenoemd besluit voor de btw op de kosten van gebruik en onderhoud privéauto‟s van eenmansondernemers die mede voor (aftrekgerechtigde) bedrijfsdoeleinden werd gebruikt. De forfaitaire btw-aftrekcorrectie van 25% kan dus in ieder geval sinds 17 oktober 2011 niet meer worden toegepast. Dit betekent dat de aftrek van de btw op de kosten van gebruik en onderhoud thans uitsluitend naar rato van het werkelijke zakelijke gebruik mogelijk is. De staatssecretaris biedt echter ruimte om in overleg met het bedrijfsleven een soortgelijke goedkeuring nieuw leven in te blazen. De verwachting is daarom dat de staatssecretaris binnen afzienbare tijd met een (soortgelijke?) goedkeuring komt.
Ad 4 Privégebruik auto waarvoor tot 1 juli 2011 btw-aftrekcorrectie is toegepast: Eén van de punten waar de staatssecretaris gemakkelijk overheen lijkt te stappen is de vraag of ter zake van één auto zowel een btw-aftrekcorrectie (tot 1 juli 2011) als een heffing over het privégebruik (vanaf 1 juli 2011) van toepassing kan zijn. Wij onderschrijven de opvatting van Advocaat-Generaal Sharpston die meent dat een heffing over het privégebruik en een aftrekuitsluiting verschillende systemen zijn die elkaar uitsluiten. Deze opvatting betekent naar onze mening dat het privégebruik van de auto óf volledig via de btw-aftrekcorrectie dient plaats te vinden of volledig in de heffing over het privégebruik betrokken wordt.
Advies: : maak in het laatste tijdvak van het kalenderjaar 2011 bezwaar tegen de voldoening van de heffing over het privégebruik van een auto ter zake waarvan voor de periode tot 1 juli 2011 reeds een btw-aftrekcorrectie vanwege privégebruik heeft plaatsgevonden.
Ad 5 Woon-werkverkeer: Dat woon-werkverkeer voor de btw -anders dan in de inkomstenbelasting- in beginsel als te belasten privégebruik kwalificeert onderschrijven wij. Dit geldt overigens niet alleen voor personeel, maar ook voor btw-ondernemers. Hierop bestaat echter een uitzondering indien het vanwege de bijzondere behoeften van de onderneming nodig is dat de werkgever zorgt voor het woon-werkverkeer. Hiervan is sprake indien alleen de werkgever passend vervoer kan verstrekken of de plaats van de tewerkstelling niet vaststaat. De verplichting om zorg te dragen voor het woon-werkverkeer op basis van een CAO is echter onvoldoende. Het verdient daarom naar onze mening aanbeveling dat de staatssecretaris zijn standpunt omtrent het woon-werkverkeer nuanceert.
Advies: ga na of de bedrijfsbelangen van de werkgever vorderen dat laatstgenoemde zorgt voor het woon-werkverkeer. Indien hiervan sprake is, is het woon-werkverkeer vanaf 1 juli 2011 uitgezonderd van de heffing over het privégebruik van de (bedrijfs)auto.
Ten slotte: In dit bericht is ingegaan op de situatie tot 1 juli 2011 en daarna. Op basis van het voorgaande bevelen wij btw-ondernemers aan om het volgende te doen: Maak in 2011 bezwaar tegen de voldoening of de naheffingsaanslag ter zake van de btw-aftrekcorrectie voor het privégebruik van de auto door de eenmansondernemer, de maat/firmant en het personeel in de laatste aangifte van het boekjaar op grond van strijd met de standstillbepaling en strijd met het gelijkheidsbeginsel; Check of het woon-werkverkeer na 1 juli 2011 vanwege de bijzondere behoeften van de onderneming mogelijk niet als privégebruik kwalificeert; en/of Maak bezwaar tegen de voldoening van de heffing over het privégebruik in het laatste tijdvak van het kalenderjaar 2011 indien en voorzover ter zake van het privégebruik van de auto tot 1 juli 2011 reeds een aftrekcorrectie heeft plaatsgevonden. Maak bezwaar tegen de voldoening van de heffing over het privégebruik c.q. de aftrekbeperking ter zake van ingekochte diensten, zoals leasediensten, onderhoudsdiensten, etc. in het laatste tijdvak van het jaar 2011.
Tevens zijn de volgende onduidelijkheden gesignaleerd: Hoe moet de normale waarde van het ter beschikking stellen van de auto voor privégebruik tegen vergoeding per 1 juli 2011 vastgesteld worden? Kan het privégebruik van de kosten van gebruik en onderhoud van margeauto‟s die tot het btwondernemingsvermogen behoren belast worden (door middel van een beperkte aftrek op grond van art. 15, lid 1 Wet OB) per 1 juli 2011? Kan een eenmansondernemer, maat of firmant die een privéauto voor (aftrekgerechtigde) bedrijfsdoeleinden gebruikt de btw op de kosten van gebruik en onderhoud (deels) in aftrek brengen?
Indien u naar aanleiding van dit memo vragen of opmerkingen heeft
Mail ons gerust.