Bijklussen of ondernemerschap?

Een geringe omzet en weinig directe uren in de aanvangsfase hoeven geen beletsel te zijn voor het ondernemerschap in de inkomstenbelasting, zo stelt de Hoge Raad. Dat gaat lijnrecht in tegen het oordeel van het hof dat veel belang hecht aan de omzeteis bij een oud-militair die naast zijn pensioen ook een advies- en incassobedrijf begint. De Hoge Raad vindt echter dat het oordeel van het hof door de beugel kan. De oud-militair krijgt niet het predikaat ‘IB-ondernemer’.
De zaak gaat als volgt. De belanghebbende is een gepensioneerde militair. In 2003 start hij met juridische dienstverlening en incassowerkzaamheden. Hij staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maakt reclame voor zijn werkzaamheden en heeft een eigen website. ­ In 2006 besteedt de oud-militair 1416,5 uren aan deze werkzaamheden (waarvan 235,5 directe uren). De omzet bedraagt in de jaren 2005 tot en met 2009 € 1280 (2005), € 2640 (2006), € 10.726 (2007), € 14.710 (2008) en € 7099 (in de eerste vier maanden van 2009).
Hij geniet in 2006 een ABP-pensioen van € 31.119. In navolging van de inspecteur oordelen zowel Rechtbank Breda als Hof ’s-Hertogenbosch dat de oud-militair in 2006 weliswaar een bron van inkomen heeft, maar (nog) geen winst uit onderneming geniet. ­ Het hof wijst erop dat zowel de omzetten als het aantal directe uren gering is. De Hoge Raad stelt echter dat een lage omzet in combinatie met een relatief laag aantal directe uren in de beginfase geen beletsel hoeven te vormen voor het IB-ondernemerschap. Telkens gaat het om een weging van verschillende factoren. Er kan sprake zijn van een onderneming als een lage omzet en weinig directe uren worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de omvang van de activiteiten. De beslissing van het hof komt volgens de Hoge Raad erop neer dat in het geval van de oud-militair het grote aantal aan acquisitie bestede uren onvoldoende tegenwicht biedt voor de geringe omzet. En dat mag het hof vinden ondanks dat de Hoge Raad anders tegen de zaak aankijkt. Het hofoordeel berust volgens de Hoge Raad immers “niet op een onjuiste rechtsopvatting”.

Directe en indirecten uren

Directe uren zijn de voor het bedrijf gewerkte uren waarin iemand daadwerkelijk geld verdient. Indirecte uren zijn uren besteed aan bijvoorbeeld administratie, het werven van opdrachtgevers of studie. Ook reisuren zijn indirecte uren.

Resultaat uit overige werzaamheden of winst uit onderneming?

De Hoge Raad gaat in dit arrest in op het onderscheid tussen resultaat uit overige werkzaamheden en winst uit onderneming. Voorop moet worden gesteld dat de bron onderneming zich van de bron overige werkzaamheden onderscheidt door de aanwezigheid van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van winst uit onderneming, stelt de Hoge Raad de volgende beoordelingscriteria vast:

  • de omvang van de organisatie van iemands activiteiten;
  • de omvang van de risico’s op debiteuren en voorraad; en
  • de mate waarin iemand van één afnemer afhankelijk is.

De volgende elementen spelen daarbij in ieder geval een belangrijke rol:

  • de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  • de omvang van de brutobaten;
  • de winstverwachting;
  • het lopen van (ondernemers)risico;
  • de beschikbare tijd;
  • de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;
  • het aantal opdrachtgevers; en
  • het spraakgebruik.

In deze zaak heeft het hof geoordeeld dat de bruto omzet, vóór aftrek kosten, die de oud-militair met de activiteiten in de jaren 2005 en 2006 heeft behaald zodanig gering is dat niet gesproken kan worden van een onderneming. Hiermee heeft het hof, met instemming van de Hoge Raad, het lage omzetcijfer in dit geval doorslaggevend laten zijn.

(Bron: Pleinplus)