Geen aansprakelijkheid inlener voor uitglijdende uitzendkracht

Een werkneemster van Manpower BV is gedetacheerd als projectmedewerker bij een bedrijf. Begin april 2010 glijdt zij aan het eind van haar werkdag uit op het terrein voor de hoofdingang van de inlener. Daar waren enkele verlijmde kiezelstenen losgelaten. De vrouw houdt er een ernstig polsletsel aan over. De rechter doet uitspraak over de aansprakelijkheid van de werkgever en de inlener.
De vrouw stelt zowel het inlenend bedrijf als Manpower Nederland BV aansprakelijk voor de financiële gevolgen van haar ongeval. Zij doet dit op grond van artikel 7:658 BW (de zorgplicht), alsmede aansprakelijkheid van de inlener op grond van art. 6:174 BW jo. 6:181 BW (aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal). ­ De vordering tegen Manpower Nederland BV wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat Manpower BV de werkgever was. Dat een door Manpower Nederland BV afgesloten verzekering mogelijk dekking verleent voor de geleden schade, betekent nog niet dat deze ook aansprakelijk is.
Ten aanzien van de inlener oordeelt de rechter als volgt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onder ‘werkplek’ moet worden verstaan ‘iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt’ (HR, 11 november 2011, LJN BR5215). Toetsing aan dit criterium brengt met zich mee dat het voorterrein niet kan worden gekwalificeerd als ‘werkplek’ in de zin van art. 7:658 BW. ­ De werkgever kan echter ook aansprakelijk zijn voor plaatsen die niet als ‘werkplek’ zijn te kwalificeren, maar dan alleen als werknemers zich op die plaatsen bevinden ‘in de uitoefening van hun werkzaamheden’.
Daarvan is in deze zaak geen sprake omdat vaststaat dat de vrouw haar werkzaamheden voor die dag had beëindigd. ­ Dat de facilitaire dienst van de inlener zelf belast was met het onderhoud van het voorterrein, maakt dit niet anders. Want dit onderhoud wordt niet uitgevoerd in het kader van de zorgverplichting van de inlener. Zelfs als er sprake zou zijn van een gebrekkige opstal, zoals bedoeld in art. 6:174 BW, is er geen grond voor aansprakelijkheid. Het ontstaan van het gebrek – het loslaten van verlijmde kiezelstenen – staat immers in geen enkel causaal verband met de bedrijfsuitoefening door de inlener, die in het pand van de inlener plaatsvindt. De vordering van de vrouw wordt afgewezen.
(Bron: Arbo0