Naheffing omdat bv niet meer voldeed aan concerneis

De belastingschuld ter zake van de verkrijging van een onroerende zaak ontstaat op het moment dat de bv niet meer voldoet aan de concerneis voor toepassing van de interne reorganisatievrijstelling en niet op het moment van de verkrijging. De fiscus kan de niet voldane overdrachtsbelasting naheffen tot vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.

Als een vennootschap binnen drie jaar na verkrijging van een onroerende zaak van een gelieerde bv niet meer tot het concern behoort, vervalt de verleende vrijstelling wegens interne reorganisatie. In dat geval is de verkrijger van de onroerende zaak alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd. In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de inspecteur de naheffingsaanslag op tijd had opgelegd aan een bv die niet meer voldeed aan de concerneis. De bv verkreeg op 31 december 2004 het juridische eigendom van een pand van haar dochter en paste daarbij de vrijstelling voor interne reorganisatie toe. De economische eigendom was sinds 1994 in handen van een niet-gelieerde bv. Op 31 december 2004 droeg de bv ook de aandelen in haar dochter over aan haar moeder. De moeder droeg deze aandelen op 1 maart 2007 over aan een niet-gelieerde bv. De bv (verkrijger) maakte als gevolg hiervan geen deel meer uit van het concern waartoe de dochter (vervreemder) behoorde. Hierdoor kwam de verleende vrijstelling te vervallen en kreeg de bv een naheffingsaanslag opgelegd. Deze naheffingsaanslag moest volgens het hof in stand blijven. Het hof besliste dat de belastingschuld voor de verkrijging op 31 december 2004 op 1 maart 2007 was ontstaan. De bevoegdheid van de inspecteur tot naheffing van overdrachtsbelasting in verband met die verkrijging, verviel vijf jaren na 31 december 2007, dus op 31 december 2012. De dagtekening van de naheffingsaanslag was 10 december 2010, zodat de inspecteur de naheffingsaanslag tijdig had opgelegd.

(Bron: Taxence)