Ruziesplitsing als alternatief voor afstorting bij een verzekeraar na echtscheiding

In het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap worden de aandelen van de DGA toebedeeld aan de man en de vrouw, waarna de mogelijkheid bestaat om over te gaan tot ruziesplitsing in het kader van boek 2 BW.

In eerste aanleg is tussen partijen een overeenkomst bereikt op grond waarvan de aandelen in BV X aan de man worden toebedeeld, onder de verplichting de helft van de waarde daarvan aan de vrouw te vergoeden. De man komt hiertegen echter in hoger beroep en verzoekt het Hof de verdeling van de aandelen vast te stellen. Het Hof is van mening dat de man niet gehouden kan worden aan de overeenkomst die partijen in eerste aanleg hebben gesloten omtrent de toedeling van de aandelen aan de man. De aandelen in de pensioen/stamrecht B.V. vormen immers onderdeel van de te verdelen huwelijksgemeenschap en hieromtrent spelen complexe vraagstukken zoals de mogelijkheid tot afstorten van de pensioen/stamrecht B.V en het geschil omtrent de waarde van de aandelen. Volgens het Hof is er pas sprake van een volledige verdeling indien partijen ook overeenstemming  hebben bereikt over de financiële gevolgen met betrekking tot dat goed. Nu partijen geen volledige overeenstemming hebben bereikt omtrent alle financiële gevolgen met betrekking tot de aandelen, heeft er geen verdeling plaatsgevonden. Het Hof gaat dan ook tot verdeling van de aandelen over.

Partijen hebben in privé een aanzienlijke vordering op de B.V. uit hoofde van de door de BV aan partijen gedane pensioen/stamrechttoezeggingen. Vanuit de vennootschap bezien is het van belang dat zij over voldoende financiële middelen kan beschikken om haar pensioen/ stamrechtverplichting te kunnen voldoen. Gezien de aard van de vennootschap (pensioen/stamrecht B.V.) acht het hof het redelijk en billijk om de aandelen tussen partijen gelijkelijk te verdelen. Zij zijn dan  beiden voor 50% aandeelhouder. Nadeel daarvan is dat geen van beiden een doorslaggevende zeggenschap over de BV heeft. In het kader van een ruziesplitsing kunnen partijen nadien nog overgaan tot splitsing van de vennootschap, zodat ieder der partijen zijn eigen beleid kan formuleren met betrekking tot de onderneming.

De vrouw is van mening dat de rechtbank de man had moeten veroordelen tot afstorting van het aan haar toekomende deel aan stamrecht- en pensioenaanspraken bij een door de vrouw aan te wijzen externe pensioenverzekeraar. De vrouw stelt daartoe dat zij geld tekort komt en dat zij een aanzienlijk risico loopt indien haar deel van de aanspraken in de vennootschap blijft, waarover de man zeggenschap heeft. Het Hof is van oordeel dat de pensioen- en stamrechten van de vrouw op dit moment niet afgestort kunnen worden aangezien binnen de vennootschap onvoldoende liquiditeiten aanwezig zijn om pensioen- en stamrechten voor beide partijen uit te kunnen keren. Ook beschikt de man over onvoldoende vermogensbestanddelen om aan het verzoek van de vrouw te kunnen voldoen. Voorts stelt het Hof dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar vordering, nu de helft van de aandelen aan haar worden toegedeeld. Indien de vrouw het wenselijk vindt, kan zij overgaan tot een ruziesplitsing van de BV, zodat zij haar eigen pensioen/stamrecht kan gaan beheren. Voorts is het Hof van oordeel dat de postrelationele solidariteit meebrengt dat, indien tot afstorting wordt overgegaan, ook de man zijn aanspraken op pensioen- en stamrechten in gelijke mate geldend moet kunnen maken. De vordering van de vrouw wordt dan ook afgewezen.

(Bron: Pensioenweblog)