In mei 2015 ontving X op zijn verzoek voor het jaar 2015 een VAR-WUO voor werkzaamheden als machinist en rangeerder van (goederen)treinen. Naast zijn dienstbetrekking werkte X in 2015 uiteindelijk voor vier opdrachtgevers, die hem uitleenden aan de NS. Na een onderzoek herzag de inspecteur in februari 2016 de VAR-WUO in een VAR-loon voor de periode 1 januari 2015 tot 1 mei 2016. X ging daartegen in beroep en claimde ook een schadevergoeding omdat hij door de herziening van de VAR stress en(inkomens)schade had geleden. Hof Den Haag besliste in navolging van Rechtbank Den Haag dat geen sprake was van ondernemerschap, en met name niet dat sprake was van de daarvoor vereiste zelfstandigheid. Machinisten en rangeerders die aan de NS ter beschikking werden gesteld, moesten hun werkzaamheden verrichten op de door NS te bepalen locaties, dagen en werktijden en overeenkomstig het door NS vast te stellen dienstrooster. Ook waren zij verplicht de aanwijzingen en instructies van NS direct en stipt op te volgen en de bij NS gebruikelijke werkwijzen, procedures en standaarden over de uitvoering van de werkzaamheden na te leven. X mocht zich ook niet vrijelijk laten vervangen; de vervangers moesten worden geselecteerd uit een vaste poule. De inspecteur had de VAR-WUO volgens het Hof terecht herroepen en vervangen door een VAR-loon. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.