Meerdere BV’s; risico’s bij de concernfinanciering linkedin share

Onder MKB’ers is het een veel gebruikte structuur: een holding met “daaronder” meerdere werkmaatschappijen. Het concern wordt vervolgens gefinancierd met een lening of rekening-courant faciliteit van een bank. Dit wordt ook wel een ‘concernfinanciering’ genoemd.

 

Er zijn ruwweg twee soorten concernfinanciering:

  • de holding gaat een financiering aan met de bank voor het hele concern en de werkmaatschappijen verbinden zich hoofdelijk voor de totale schuld aan de bank; of
  • alle vennootschappen van het concern gaan gezamenlijk de financiering aan.

 

De bank

In dat laatste scenario zijn de vennootschappen niet hoofdelijk verbonden, maar simpelweg een partij bij de overeenkomst met de bank. De manier waarop de afspraken met de bank zijn gemaakt, heeft gevolgen wanneer het concern in de financiële problemen raakt. Bij een hoofdelijke aansprakelijkheid kan de bank elke vennootschap aanspreken voor het totale bedrag dat moet worden terugbetaald. Dit wordt de externe aansprakelijkheid genoemd. De bank zal dan de meest kapitaalkrachtige vennootschappen binnen het concern als eerste aanspreken, omdat de verwachting is dat die in staat zijn de bank terug te betalen.

 

Wat zijn vervolgens binnen het concern de gevolgen?

Voor de interne draagplicht bepaalt de wet dat de betalende vennootschap regres (= verhaal) kan nemen op de andere tot het concern behorende vennootschappen tot het gedeelte
van de schuld dat die vennootschap aangaat (artikel 6:10 BW). De betalende vennootschap kan zich dus (deels) verhalen op de andere concernvennootschappen.

De gevolgen zijn anders als de vennootschappen gezamenlijk de overeenkomst met de bank zijn aangegaan. Zij zijn dan allemaal partij geworden bij de overeenkomst met de bank. Het burgerlijk wetboek bepaalt voor die situatie dat de vennootschappen voor een gelijk deel zijn verbonden tegenover de bank. Binnen een concern van vier vennootschappen betekent dit dat zij elk voor 25% aansprakelijk zijn. Dit ziet op de externe draagplicht, maar hoe werkt dit door in de verhouding tussen de vennootschappen onderling? Zijn er tussen de vennootschappen geen afspraken gemaakt over de toedeling van de lening of het krediet, dan wordt hun onderlinge draagplicht bepaald door het antwoord op de vraag wie de schuld aangaat. Voor de vraag wie de schuld aangaat, moet onder andere worden gekeken wie de lening of het krediet gebruikt, tot wiens beschikking het is gekomen en eventuele overige relevante omstandigheden van het geval. Kortom, de schuld wordt naar rato toebedeeld aan de gebruiker(s) van de gelden.

 

Risico

Bij beide vormen van financiering ligt het risico op de loer dat vennootschappen onderling regres kunnen nemen als zij door de bank zijn aangesproken. Hiermee ontstaat het risico dat de zwakkere vennootschappen binnen het concern de beter draaiende vennootschappen meeslepen in hun val. Veelal zijn het de slecht draaiende vennootschappen die gebruik maken van de lening of het krediet, terwijl zij juist geen verhaal bieden. Hiervoor zal de bank dan aankloppen bij de goed draaiende vennootschappen. Die vennootschappen hebben vervolgens wel de mogelijkheid van regres, maar van een ‘kale kip kan je niet plukken’.

 

Anticiperen

Het is dan ook zaak te anticiperen op wat er gaat komen. Denk op voorhand na over de vraag hoe je uiteindelijk de lasten van een lening of het krediet (aflossing en rente) binnen je concern wil verdelen. Is het de bedoeling dat alle vennootschappen voor gelijke delen bijdragen of moet iedere vennootschap bijdragen voor het deel van de lening/het krediet dat haar ten goede is gekomen? Het is aan te raden om dit goed vast te leggen en vervolgens zorgvuldig te administreren wie welk deel van de faciliteit gebruikt.

 

Regresvordering

Om te voorkomen dat een slecht presterende werkmaatschappij gezonde concernvennootschappen verzwakt met een regresvordering kunnen onderling afspraken worden gemaakt die voorkomen dat die regresvorderingen ontstaan. Bijvoorbeeld door overeen te komen dat elke vennootschap slechts draagplichtig is voor het bedrag dat zij aan de bank betaalt indien zij daartoe wordt aangesproken of voor het bedrag gelijk aan de opbrengst na uitwinning van de aan de bank verstrekte zekerheden. Zo’n afspraak moet tijdig, bij voorkeur bij het aangaan van de concernfinanciering (en niet “5-voor-12” bij een dreigend faillissement), worden gemaakt om effectief te kunnen zijn.

(Bron: Jan)