Bij overdracht onderneming overnemer niet gebonden aan btw-afspraken overdrager en Belastingdienst

In een onlangs verschenen arrest van de Hoge Raad (‘de HR’) oordeelt de HR dat bij de overdracht van een onderneming de overnemer niet is gebonden aan de btw-afspraken die de overdrager heeft gemaakt met de Belastingdienst omtrent de toepassing van de ‘unit-theorie’.

De HR oordeelde daarnaast dat belanghebbende ook overdrachtsbelasting verschuldigd was over de gekapitaliseerde waarden van de canon en retributie.


De zaak

Belanghebbende heeft in 2013 een complex van onroerende zaken tezamen met de lopende huurovereenkomsten verkregen (hierna: ‘de onroerende zaken’). Eén onroerende zaak functioneert als kantoortoren. De onroerende zaken betreffen een voortdurend erfpachtrecht en een voortdurend opstalrecht. De overdracht kwalificeerde als een overdracht van een onderneming als bedoeld in art. 37d wet OB.

Op verzoek van verkoper is een aantal jaren voorafgaand aan de onderhavige transactie door de Belastingdienst bevestigd dat iedere etage van de kantoortoren als een aparte onroerende zaak moest worden beschouwd met een eigen datum van eerste ingebruikneming en herzieningstermijn (dit in lijn met de tekst van het zogenoemde Vastgoedbesluit). Belanghebbende verdeelt echter de kantoortoren in evenzoveel onroerende zaken als er aparte delen zijn verhuurd (units), met meerdere onroerende zaken per verdieping tot gevolg. Het beoogde gevolg daarvan is een ruimere toepassing van de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting.

In geschil is:

  • Of belanghebbende gebonden is aan de hiervoor vermelde btw-afspraken die in dit kader door verkoper met de Belastingdienst zijn gemaakt. Het standpunt van de inspecteur leidt tot een beperktere toepassing van de samenloopvrijstelling omdat als een deel van een etage reeds meer dan twee jaren daarvoor in gebruik is genomen, de vrijstelling voor de gehele verdieping niet kan worden toegepast, en zo niet.
  • Of per etage (inspecteur) of per unit (belanghebbende) bepaald dient te worden of de samenloopvrijstelling kan worden toegepast, met andere woorden, of in onderhavige geval de ‘unit-theorie’ kan worden toegepast.
  • Voorts is in geschil of de Inspecteur de gekapitaliseerde waarde van de toekomstig verschuldigde canons c.q. retributies terecht tot de heffingsgrondslag van de overdrachtsbelasting heeft gerekend.

Oordeel HR

In geval van een overdracht van een onderneming treedt de overnemer btw-technisch in de plaats van overdrager. Op grond van de tekst en de parlementaire geschiedenis van artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting kan volgens de HR niet worden geconcludeerd dat de overnemer is gebonden aan tussen de overdrager en de inspecteur gemaakte btw-afspraken.

Bij de vaststelling of een gedeelte van een onroerende zaak zelfstandig als onroerende zaak kan worden aangemerkt, heeft als uitgangspunt te gelden dat niet met elkaar verbonden dan wel, indien verbonden, juridisch of fysiek te onderscheiden onroerende zaken afzonderlijk in aanmerking moeten worden genomen wanneer zij afzonderlijk (kunnen) worden gebruikt. Of dit in casu het geval kan zijn moet door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden beoordeeld.

Ten slotte oordeelt de HR met betrekking tot het derde geschilpunt dat het oordeel van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch geen verdere motivering vereist. Belanghebbende is dan ook overdrachtsbelasting verschuldigd over de gekapitaliseerde waarden van de canon en de retributie.

Gevolgen voor de praktijk

Btw-afspraken met de Belastingdienst c.q. ingenomen posities
Al heeft de HR het niet zo ruim geformuleerd, er is wel eindelijk duidelijkheid over de behandeling van btw-afspraken met de Belastingdienst en ingenomen posities, namelijk dat er keuze is voor de belastingplichtige om al dan niet een positie over te nemen van de overdrager. Er vanuit gaande dat de Belastingdienst wel is gebonden aan een dusdanige uitspraak. Volledig zeker is dit echter niet.

Heffingsgrondslag overdrachtsbelasting
De stelling dat alleen een onderbouwde verklaring van koper dat hij de koopsom heeft bepaald alsof sprake was van eigendom is niet voldoende. Daarbij adviseren wij, ook in geval de notaris hier niet om verzoekt, om voor de zekerheid toch voor een taxatierapport of een dergelijke verklaring van een taxateur zorg te dragen om discussies als de bovenstaande zo veel als mogelijk te vermijden.

(Bron: Deloitte