Belastingaftrek ziektekosten, soms makkelijk, maar fiscus kan ook moeilijk doen

De regeling voor aftrek van ziektekosten kan nog steeds volop mogelijkheden bieden voor belastingvoordeel. Dat is niet alleen afhankelijk van de omvang van de kosten maar vooral ook van uw inkomen. Voor de aftrek geldt namelijk een drempel die afhankelijk is van uw inkomen (en dat van uw eventuele partner). Het overschrijden van die drempel kan echter heel makkelijk gaan als de aftrekbare uitgaven (bij lagere inkomens) eerst opgehoogd worden met een verhogingsfactor. Soms is er voor de aftrek een medische verklaring nodig en daarover kan de fiscus wel moeilijk doen, zo bleek uit een onlangs gepubliceerde rechterlijke uitspraak.

 Welke kosten zijn aftrekbaar?

De ziektekosten vallen onder de regeling van de aftrekbare specifieke zorgkosten. Hoewel die naam misschien anders doet vermoeden, is die aftrekpost bepaald niet alleen voorbehouden voor heel bijzondere ziektekosten. Daarvoor hoeft u echt niet (ernstig) ziek te zijn. Aftrek is bijvoorbeeld mogelijk voor tandartskosten en voor kosten van hulpmiddelen zoals de voor eigen rekening komende kosten van een gehoorapparaat, een rollator of van steunzolen, orthopedisch schoeisel en dergelijke. Maar niet de kosten van brillen en contactlenzen. Ook is aftrek mogelijk voor de kosten van een dieet als dat is voorgeschreven door arts of diëtist; afhankelijk van het soort dieet gelden vaste tabelbedragen.

Drempel en verhogingsfactor

Op de aftrekbare uitgaven moet een drempelbedrag in mindering worden gebracht. Voor 2011 is dat bij een drempelinkomen (globaal uw jaarinkomen en dat van uw eventuele partner) tot € 38.955 1,65% van het inkomen. Als uw drempelinkomen hoger is dan € 38 955, dan is het drempelbedrag € 642 (1,65% van € 38 955) plus 5,75% van het bedrag boven de € 38.955.

Maar het overschrijden van het drempelbedrag gaat soms makkelijker dan u denkt, omdat het bedrag van de aftrekbare uitgaven bij lagere inkomens veelal eerst mag worden verhoogd met een factor van 40% (voor 65+ zelfs: 113%). Er mogen dan dus meer kosten in aanmerking worden genomen dan er zijn gemaakt. Die verhogingsfactor is van toepassing als uw drempelinkomen niet hoger is dan € 33.485. Daardoor is bij toepassing van de verhogingsfactor vrijwel altijd ook nog een daadwerkelijke aftrek mogelijk.

Voorbeeld

U hebt in 2011 in verband met voedselovergevoeligheid een tarwevrij dieet gevolgd. Daarvoor staat in de dieetkostentabel een normbedrag van € 950. Omdat uw drempelinkomen € 30 000 bedraagt komt door toepassing van de verhogingsfactor als specifieke zorgkosten in aanmerking € 950 plus 40% van € 950, ofwel € 1.330. Na aftrek van de drempel van € 495 (1,65% van € 30.000) resteert een aftrek van € 835.

Als u 65 jaar of ouder bent is de verhogingsfactor zelfs 113%, zodat de aftrek € 2.024 (€ 950 plus 113% van € 950) minus € 495, ofwel € 1.529 bedraagt. Zonder dat rekening wordt gehouden met eventuele andere ziektekosten resteert al een veel hogere aftrek dan het normbedrag van de dieetkostentabel.

De verhogingsfactor is niet van toepassing op de uitgaven voor geneeskundige en heelkundige hulp zelf, maar geldt bijvoorbeeld wel voor de reiskosten naar de arts en de kosten voor de hulpmiddelen, waaronder ook kunnen vallen de veelal forse kosten van woningaanpassingen als die verband houden met fysieke of psychische beperkingen; daarop kom ik aan het slot nog terug.

Verhogingsfactor bij tandartskosten

Ik stipte reeds aan dat de tandartskosten kwalificeren als specifieke zorgkosten. Dat geldt ook voor de kosten van de mondhygiënist. Het gaat natuurlijk steeds om kosten die u niet vergoed hebt gekregen. U kunt zonder meer aftrekken zowel de kosten van de periodieke controle/behandeling als de kosten van allerhande specifieke behandelingen, inclusief de daarbij gebruikte materialen (bijv. bruggen en kronen) en de reiskosten voor het bezoeken van de tandarts.

Voor de behandelkosten zelf geldt in het algemeen echter niet de hiervoor genoemde verhogingsfactor, maar voor de reiskosten wel. De verhogingsfactor kan ook worden toegepast voorzover onder de rekeningen kosten van hulpmiddelen zijn begrepen (bijvoorbeeld kunstgebitten). Uit de rechtspraak volgt dat er sprake is van een hulpmiddel als het middel een elementaire lichaamsfunctie overneemt, waartoe iemand anders niet in staat zou zijn. De Belastingdienst wil een brug wel als hulpmiddel aanmerken maar de kosten van een kroon niet, omdat daarmee niet de functie van kauwen wordt overgenomen maar veeleer sprake zou zijn van gewoon gebitsonderhoud.

De benaderingswijze van de fiscus is discutabel. Een kroon draagt toch net als een kunstgebit aanmerkelijk bij aan de kauwfunctie. Het kan zeker de moeite lonen om het fiscale standpunt inzake kronen te bestrijden, zonodig voor de belastingrechter. Maar, verhogingsfactor of niet, de niet-vergoede tandartskosten, inclusief de kosten van de kroon, zijn in ieder geval sowieso tot de specifieke zorgkosten te rekenen.

Aanvullende verzekering is fiscaal niet voordelig

Premies voor de zorgverzekering zijn niet aftrekbaar, ongeacht of het gaat om de basisverzekering of om een aanvullende verzekering. Ook is geen aftrek mogelijk voor hetgeen u moet betalen op basis van het verplichte eigen risico (voor 2011: € 170) of het vrijwillige eigen risico bij het basispakket (afhankelijk van uw eigen keuze).

Wel aftrekbaar zijn de kosten die voor uw eigen rekening komen omdat zij niet onder de basisverzekering vallen en de aanvullende verzekering onvoldoende dekking biedt. De kosten die dan voor uw eigen rekening blijven, zijn zonder meer tot de specifieke zorgkosten te rekenen.

Voor de belastingen is een hogere aanvullende verzekering (voor bijv. tandarts) dus bepaald niet voordelig, want de daarvoor verschuldigde hogere premie is namelijk niet aftrekbaar.

Soms medisch voorschrift nodig

Voor aftrek van de uitgaven is soms een medisch voorschrift nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eerder genoemde dieetkosten maar ook voor de soms kostbare woningaanpassingen die aftrekbaar zijn als zij zijn gedaan in verband met fysieke of psychische beperkingen. Zo’n medisch voorschrift moet eigenlijk vooraf zijn opgesteld. Er is echter een aantal rechterlijke uitspraken waarin een achteraf opgestelde verklaring van een arts voldeed voor aftrekbaarheid van de uitgaven.

De Staatssecretaris van Financiën heeft zich ook weleens uitdrukkelijk met een dergelijke uitspraak verenigd; in die situatie was er door de ernstige ziekte/invaliditeit overigens ook grote spoed bij de woningaanpassing.

Maar de Belastingdienst houdt in beginsel vast aan een vooraf opgestelde medische verklaring. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. Hoewel de Rechtbank te Arnhem nog coulant was geweest en de aftrek op basis van de achteraf opgestelde verklaring accepteerde, weigerde het hof de aftrek in een situatie waarin de functiebeperking van een gehandicapt kind feitelijk onomstreden was.

Het geeft voor de praktijk aan dat de fiscus in zo’n geval toch moeilijk kan doen en dat het dus verstandig is om de arts de verklaring vooraf te laten verstrekken. Maar als dat door omstandigheden niet gebeurd is, is het zeker de moeite van het proberen waard om de aftrek te krijgen met een verklaring achteraf.

(Bron: Kluwer)