Afgegeven VAR-WUO kon voor inhoudingsplicht LB/PVV niet worden herzien

V.o.f. X exploiteerde een koeriersbedrijf (pakketservice). De werkzaamheden werden uitgevoerd door de vennoten A en B en door een aantal medewerkers (de koeriers). De koeriers werkten ook voor anderen. Zij hadden met X een overeenkomst van opdracht gesloten. De inspecteur gaf aan vier koeriers een VAR-WUO af, maar na een onderzoek stelde hij dat toch sprake was van een dienstbetrekking. De inspecteur legde zijn nadere standpunt vast in een brief van 1 april 2010. Rechtbank Arnhem concludeerde dat de koeriers beschikten over een VAR-WUO en dat de inspecteur geen inbreuk op de rechtsgeldigheid daarvan kon maken door in een beschikking de verzekeringsplicht vast te stellen. De inspecteur ging in hoger beroep. Hof Arnhem besliste dat de inspecteur met zijn brief van 1 april 2010 niet alleen de inhoudingsplicht voor de heffing van LB en PVV had willen vaststellen, maar ook de inhoudingsplicht voor de premies werknemersverzekeringen. Voor de inhoudingsplicht voor de LB en PVV bestond volgens het Hof geen wettelijke grondslag voor het geven van een voor bezwaar vatbare beschikking. Dat bracht mee dat het Hof uitsluitend beoordeelde of de inspecteur terecht had beslist dat A en B waren verzekerd op grond van de werknemersverzekeringen. Een koerier die beschikte over een VAR-WUO was in beginsel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Het Hof was het niet eens met de inspecteur dat de aan de koerier afgegeven VAR-WUO opzij werd gezet door de beschikking verzekeringsplicht van 1 april 2010. Nu voor de verzekeringsplicht het al dan niet aanwezig zijn van een VAR-WUO van belang was, moest de inspecteur volgens het Hof zijn in de VAR-WUO neergelegde standpunt als leidend aanmerken voor de beoordeling van de verzekeringsplicht, tenzij de feiten en omstandigheden waren gewijzigd. Daarvan was geen sprake, zodat de inspecteur niet in afwijking van zijn eerder afgegeven VAR-WUO mocht beslissen tot verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor A en B. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)