Wel of geen ontslagvergunning vereist bij internationale arbeidsverhoudingen?

Stel, u detacheert een  Nederlandse werknemer aan een buitenlandse dochtervennootschap. Het loopt anders dan verwacht en u wenst de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Kunt u dan de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van het UWV opzeggen of toch niet.

Deze situatie deed zich voor in een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem d.d. 12 juli 2011 (LJN BR 3312). De Nederlandse werknemer in kwestie was sinds 1996 gedetacheerd naar Roemenië. De werkgever zegt vervolgens de arbeidsovereenkomst zonder toestemming op per januari 2009.

Het hof Arnhem overweegt dat voor de vraag of het BBA van toepassing is en derhalve een ontslagvergunning is vereist, bezien moet worden in hoeverre de sociaaleconomische verhoudingen in Nederland en de Nederlandse arbeidsmarkt betrokken zijn bij het ontslag van werknemer. Naar het oordeel van het hof is voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst in dit geval geen vergunning vereist als bedoeld in artikel 6 BBA: immers, de werknemer wenste niet naar Nederland te terug te keren. Hij had de hoop in Roemenië een nieuwe  baan te vinden en woont nog steeds in Roemenië.

Vergunning vereist?
Toepasselijkheid van Nederlands recht houdt bij een arbeidsverhouding met internationale aspecten echter geen automatische toepasselijkheid in van artikel 6 BBA (Hoge Raad 8 januari 1971, NJ 1971, 129). Doorslaggevend is of de sociaaleconomische belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt bij de internationale arbeidsverhouding zijn betrokken. Het hof verwijst ook naar het arrest van de HR van 23 oktober 1987 (NJ 1988, 842) en naar het arrest van het hof Amsterdam 27 april 2010 (JAR 2010/160).

Het hof ziet er niet aan voorbij dat bij de toepassing van artikel 6 BBA het belang van de arbeidsmarkt gerelativeerd dient te worden en dat het doel om werknemers te beschermen tegen ongerechtvaardigd ontslag een aanmerkelijk sterkere functie van het artikel is. Gelet op zijn voornemen om in Roemenië te blijven wonen en werken, aan welk voornemen hij in ieder geval wat betreft zijn woonplaats uitvoering heeft gegeven, onderscheidt de situatie van werknemer zich echter van die van werknemers die werkzaam zijn in Nederland en is niet in te zien dat de sociaal-economische verhoudingen in Nederland met zich brengen dat hij dezelfde bescherming tegen ongerechtvaardigd ontslag op grond van het BBA zou kunnen inroepen als deze in Nederland werkzame werknemers. Aldus is naar het oordeel van het hof voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst geen vergunning als bedoeld in artikel 6 BBA vereist.

Kennelijk onredelijk ontslag

Het debat van partijen  richtte zich met name op de vraag of het BBA, in deze van toepassing is. Ten aanzien van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is en het door werknemer gevorderde herstel van de dienstbetrekking (artikel 7:682 BW) (primair) en de schadevergoeding (subsidiair) is verder geprocedeerd. Uiteraard is op dat punt wel de Nederlandse rechter bevoegd. Daarmee wordt het ontslag van deze werknemer alsnog door de rechter getoetst (repressief). Het is dus maar de vraag of de preventieve ontslagtoets voor expats geen ‘wassen neus’ is geworden, nu een beroep van een expat op de vernietigbaarheid van de opzegging (wegens het ontbreken van een ontslagvergunning) in veel gevallen louter strategisch wordt ingezet.

Doe uw voordeel met deze uitspraak van het Hof Arnhem

(Bron: Pellicaan Advocaten)