Ontvanger kon onverschuldigd betaalde BTW-teruggaaf terugvorderen

X verzocht in september 2008 via een suppletieaangifte om een teruggaaf van BTW over 2005 van € 18.991, waarna de ontvanger in november 2008 dit bedrag aan X uitbetaalde. Bij een boekenonderzoek in december 2008 bleek dat X over 2005 recht had op een BTW-teruggaaf van € 18.502. De ontvanger betaalde dit bedrag in september 2009 uit. Toen de ontvanger constateerde dat hij per vergissing tweemaal een BTW-teruggaaf over 2005 had uitbetaald, stelde hij tegen X een vordering in wegens onverschuldigde betaling. De civiele kamer van Hof Arnhem-Leeuwarden besliste dat in dit geval vaststond dat het bedrag dat de ontvanger op basis van de tweede teruggaaf aan X had betaald niet via de belastingrechtelijke weg kon worden teruggevorderd, omdat voor naheffing van een ambtshalve verleende teruggaaf geen belastingrechtelijke grondslag bestond. Uit een arrest van de Hoge Raad van 11 november 2005 volgde echter dat het bedrag desondanks in een civielrechtelijke procedure als onverschuldigd betaald kon worden teruggevorderd, als het door een aan de belastingplichtige kenbare vergissing door de ontvanger was betaald. De tweede teruggaaf was niet het gevolg van een onjuist inzicht in de feiten of het recht, maar van een vergissing van de ontvanger die voor X kenbaar moest zijn geweest. X had binnen tien maanden tweemaal een nagenoeg identieke teruggaaf ontvangen ter zake van één en dezelfde belasting over één en hetzelfde tijdvak. Het was volgens het Hof aannemelijk dat X zich had gerealiseerd dat de ontvanger een vergissing in zijn voordeel had gemaakt. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank.

(Bron: FUTD)