All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, belastingen, omzetbelasting

Wanneer een beoogde activiteit niet doorgaat, blijft de btw-aftrek over het algemeen in stand. Er kunnen echter gevolgen zijn voor het aftrekrecht wanneer u ingekochte goederen of diensten voor een andere activiteit bestemd. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Hof van Justitie. Wat betekent dit voor u als ondernemer?

Btw-aftrek bij voorgenomen activiteit

Maakt u als ondernemer kosten met het oog op het verrichten van een btw-belaste activiteit in de toekomst, dan kunt u de btw op deze gemaakte kosten in aftrek brengen.

Het uitgangspunt is dat dit recht op aftrek van voorbelasting blijft bestaan ingeval een voorgenomen belaste activiteit uiteindelijk niet doorgaat. Wanneer ingekochte goederen of diensten nog niet zijn gebruikt en vervolgens ergens anders voor worden ingezet, kan dit gevolgen hebben voor het recht op aftrek. Indien de ingekochte goederen of diensten in het vervolg bijvoorbeeld worden ingezet voor een vrijgestelde activiteit of een niet-ondernemers activiteit, dan kan het recht op aftrek van voorbelasting vervallen. Een goed voorbeeld hiervan is het recente oordeel van het Hof van Justitie in de zaak Sonaecom.

Praktijkvoorbeeld: zaak Sonaecom

In de zaak Sonaecom gaat het om een holdingmaatschappij, die zich onder andere bezig houdt met het beheer van haar deelnemingen. De holdingmaatschappij is van plan aandelen te kopen in een nieuwe dochtermaatschappij en daarmee te investeren in een nieuwe bedrijfsactiviteit. Zij laat daarvoor marktonderzoek uitvoeren en betaalt hiervoor een provisie aan een investeringsbank in verband met de uitgifte van obligaties. Met de opbrengst, gerealiseerd door de uitgifte van de obligaties, wil de holdingmaatschappij de betreffende aandelen verwerven om vervolgens belaste diensten te leveren aan die nieuwe dochtermaatschappij. Dit vormt voor de btw een belaste activiteit waardoor recht op aftrek van voorbelasting op de gemaakte kosten ontstaat. De verwerving van de aandelen gaat echter niet door en daarom leent de holdingmaatschappij de met de uitgegeven obligaties gerealiseerde opbrengst aan haar moedermaatschappij.

Het Hof van Justitie oordeelt dat de holdingmaatschappij in eerste instantie recht heeft op aftrek van voorbelasting, maar dat het verstrekken van de lening het daadwerkelijk gebruik is van de diensten. Dit is uiteindelijk bepalend voor de mate van aftrek. Omdat dit gebruik is voor vrijgestelde prestaties is de btw niet aftrekbaar.  

(Bron: BDO)

Het EU-Hof van Justitie heeft de vragen beantwoord van het Duitse Bundesfinanzhof over de factuurvereisten voor de aftrek van voorbelasting. De Duitse rechter wilde weten of een factuur voldoet aan de eis van het “volledige adres” in de zin van artikel 226, onderdeel 5, van de BTW-richtlijn, wanneer de ondernemer die goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht, op de door hem uitgereikte factuur een adres vermeldt waar hij weliswaar per post bereikbaar is, maar waar hij geen economische activiteit uitoefent. De vragen waren gesteld in zaak van autohandelaar RGEX GmbH die over 2008 een aftrek van voorbelasting claimde voor van EXTEL GmbH afgenomen motorvoertuigen. De Duitse Belastingdienst weigerde de aftrek, omdat het op de facturen van EXTEL genoemde adres slechts een postbusadres was waar EXTEL geen economische activiteiten verrichtte. De andere zaak betrof die van Igor Butin die ook in motorvoertuigen handelde. De Duitse Belastingdienst weigerde zijn BTW-aftrek met betrekking tot facturen van een leverancier die uitsluitend via internet handelde en op de facturen vermelde adres een brievenbusadres waar de leverancier alleen de post ophaalde. Het EU-Hof besliste dat de BTW-richtlijn zo moet worden uitgelegd dat die zich verzet tegen een nationale regeling die als voorwaarde voor de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting stelt dat op de factuur het adres is vermeld van de plaats waar de opsteller van deze factuur zijn economische activiteit uitoefent.

(Bron: FUTD)

Kortingen voor betalingen die op tijd zijn:

Als u uw klant korting geeft omdat hij voor een bepaalde datum betaalt, dan kunt u de korting wel of niet meteen op de factuur zetten. In elk geval moet u anders met de btw om gaan:

  1. U zet de korting meteen op de factuur. Als u de korting direct op de factuur zet en uw klant betaalt op tijd, dan hebt u het juiste btw-bedrag in rekening gebracht. Maar als uw klant niet op tijd betaalt en dus geen korting krijgt, dan moet u alsnog btw betalen over de korting die op de factuur staat. U geeft dit op in de btw-aangifte . Als uw klant btw mag aftrekken, dan kan hij de btw over korting die hij niet heeft gekregen alleen aftrekken als u hem een aanvullende factuur over de korting stuurt.
  2. U zet de korting niet meteen op de factuur. Als uw klant op tijd betaalt en daarbij gebruikmaakt van de korting, dan hebt u te veel btw in rekening gebracht. Zolang u geen creditfactuur aan uw klant geeft, moet u die btw aan ons betalen. Als u uw klant wel een creditfactuur geeft, dan kunt u de btw over de korting verrekenen in uw btw-aangifte. Als uw klant het volledige btw-bedrag van de factuur heeft afgetrokken in zijn btw-aangifte, zonder rekening te houden met de korting, dan moet hij op basis van de creditfactuur de btw over de korting aan ons terugbetalen.

U werkt met kredietbeperkingstoeslag: 

Om ervoor te zorgen dat uw klanten op tijd betalen, kunt u op uw facturen een kredietbeperkingstoeslag vermelden. Betalen uw klanten te laat, dan betalen zij u deze toeslag. Over deze toeslag betaalt u btw.

Wat moet u doen?

U telt de kredietbeperkingstoeslag op bij het factuurbedrag. Meestal is dit een percentage van het totaalbedrag. Omdat u niet weet of uw klant op tijd gaat betalen, rekent u geen btw over de toeslag. Betaalt de klant op tijd, dan hoeft u verder niets te doen. Betaalt hij te laat en betaalt hij u daarom ook de toeslag? Dan betaalt u btw over dit bedrag.

Voorbeeld

U levert goederen voor: € 10.000 + € 2.100 btw = € 12.100. Over dit bedrag berekent u een kredietbeperkingstoeslag, bijvoorbeeld 1% = € 121. Hierover berekent u geen btw. Het factuurtotaal is daarom € 12.221.

Uw klant betaalt op tijd:
U ontvangt € 12.100. U betaalt btw over dit bedrag en uw afnemer kan hierover btw aftrekken als voorbelasting.

Uw klant betaalt na de betalingstermijn:
U ontvangt € 12.221. U moet dan alsnog € 21 (21/121 x € 121) btw betalen. Heeft uw afnemer recht op aftrek van btw? Dan kan hij de btw over de toeslag alleen aftrekken als u hem een aanvullende factuur stuurt.

(Bron: Belastingdienst)

Voor de verrichting van medische diensten geldt een BTW-vrijstelling. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. Voldoet u niet aan deze voorwaarden, dan spreken we van BTW-belaste prestaties en dan is BTW verschuldigd. De BTW op de inkopen kan in aftrek worden gebracht, voor zover die toerekenbaar is aan belaste omzet. Richt uw administratie juist in als er zowel vrijgestelde als belaste omzet is.

Alleen voor individuele zorg kan BTW-vrijstelling gelden

Voor de verrichting van medische diensten geldt een BTW-vrijstelling. De BTW-vrijstelling is van toepassing op diensten die zien op de gezondheidskundige verzorging van de individuele mens. Het voornaamste doel moet daarbij zijn de bescherming, instandhouding of het herstel van de gezondheid van de mens. Als aan deze voorwaarden niet is voldaan dan is er BTW verschuldigd over de in verband hiermee behaalde omzet.

Neem bijvoorbeeld de psycholoog die groepstherapie geeft. Die kan daarop de medische vrijstelling niet toepassen omdat er geen gezondheidskundige diensten aan de individuele mens worden verricht.

De BTW-vrijstelling voor BIG – geregistreerde medici

In ieder geval kunnen BIG-geregistreerde medici die handelingen verrichten zoals deze in de Wet BIG staan omschreven voor die handelingen de BTW-vrijstelling toepassen. Maar ook niet-BIG-geregistreerden kunnen op basis van een Besluit van de Staatssecretaris onder voorwaarden de BTW-vrijstelling voor medische diensten toepassen.

Voorwaarden Besluit voor toepassing BTW-vrijstelling medische diensten

Ten eerste moet het te allen tijde gaan om diensten die zien op de ‘gezondheidskundige verzorging van de mens’. In het Besluit is gesteld dat alle gezondheidskundige diensten van BIG-geregistreerde medici onder toepassing van de BTW-vrijstelling voor medische diensten vallen. Hierdoor is de BTW-vrijstelling ook toepasbaar op de niet-reguliere medische diensten en de alternatieve medische dienstverlening van BIG-geregistreerde artsen. Daarnaast blijkt uit het Besluit dat ook de niet-Wet BIG-beroepsbeoefenaar de medische BTW-vrijstelling kan toepassen. Hiervoor geldt als voorwaarde dat de verrichte dienst een gezondheidskundige dienst is van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau als een door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar geleverde gezondheidskundige dienst.

BTW-belaste prestaties

Medici die niet aan de voorwaarden voldoen, zijn BTW verschuldigd over de geleverde prestaties. Denk bijvoorbeeld aan een psycholoog die groepstherapie geeft. Omdat deze dienst niet aan een individuele persoon wordt verricht, is er BTW verschuldigd. Dit betekent dat de met betrekking tot de dienst aan de psycholoog in rekening gebrachte BTW in aftrek mag worden gebracht. Als de psycholoog daarnaast ook therapie verricht aan individuele personen, dan is daar de BTW-vrijstelling op van toepassing. Dit leidt ertoe dat er zowel BTW-belaste als BTW-vrijgestelde prestaties worden verricht.

Recht op aftrek BTW

zowel BTW-belaste als BTW-vrijgestelde prestaties worden verricht dan geldt dat de BTW op inkopen die direct toerekenbaar is aan de BTW-belaste prestaties in aftrek is te brengen en de BTW op inkopen die direct toerekenbaar is aan BTW-vrijgestelde prestaties niet in aftrek is te brengen. Als er inkopen worden gedaan die zowel ten bate komen van de BTW-vrijgestelde als de BTW-belaste prestaties, dan is de BTW in aftrek te brengen naar rato van de omzetverhouding.

Conclusie

Onder bovengenoemde voorwaarden mag de medische BTW-vrijstelling worden toegepast. Medici kunnen zowel BTW-belaste als BTW-vrijgestelde prestaties verrichten. Dit heeft gevolgen voor het recht op aftrek van BTW. Het is van belang dat uit de administratie blijkt welke inkopen betrekking hebben op de BTW-vrijgestelde en BTW-belaste prestaties, zodat de BTW op een juiste manier in aftrek wordt gebracht.

(Bron: Fiscaalzeker)

Door slim uw facturering te plannen, kunt u de afdracht van btw drie maanden uitstellen. De btw op een factuur van 30 juni bestemd voor een ondernemer, moet u namelijk uiterlijk 31 juli al afdragen. Doet u één keer per kwartaal btw-aangifte en factureert u op 1 juli, dan hoeft u de btw pas uiterlijk 31 oktober af te dragen. Een dag later factureren, levert dus drie maanden uitstel van betaling op. Wilt u gebruik maken van deze mogelijkheid, houd dan wel rekening met een aantal zaken.

Eindeloos uitstellen factuur niet mogelijk

Het is niet mogelijk om uw facturering eindeloos uit te stellen. U bent namelijk wettelijk verplicht om uw factuur uit te reiken uiterlijk op de 15e dag van de maand die volgt op de maand van goederenlevering of dienstverlening. Voor in mei verrichte prestaties moet u daarom uiterlijk 15 juni een factuur uitreiken. U kunt deze factuur niet uitstellen tot 1 juli!

Let op! Reikt u geen of te laat een factuur uit, dan stelt u daarmee niet uw btw-afdracht uit. De btw wordt namelijk altijd op de 15e dag van de nieuwe maand verschuldigd. Voor in mei verrichte prestaties moet u daarom de btw afdragen uiterlijk bij u btw-aangifte juni of tweede kwartaal, ook als u in die periode nog geen factuur heeft uitgereikt!

Vooruitbetalingen

U kunt uw btw-afdracht niet uitstellen als u al een vergoeding van uw afnemer ontvangen heeft. Het heeft dan ook geen zin om uw afnemer vooruit te laten betalen in juni en de factuur pas op 1 juli uit te reiken. U moet de btw namelijk afdragen uiterlijk in de periode waarin de vergoeding ontvangen wordt. Btw over in juni ontvangen bedragen moet u dan ook in uw btw-aangifte juni of tweede kwartaal betalen, ook als de factuur pas in juli wordt opgemaakt.

Afwijkende regels bij particuliere afnemer

Is uw afnemer geen ondernemer maar een particulier dan gelden andere regels. U bent namelijk niet verplicht om een factuur aan een particulier uit te reiken. De btw over prestaties die u verricht voor een particulier bent u daarom verschuldigd in de periode waarin u de prestatie heeft verricht. De btw over in juni verrichtte prestaties aan particulieren moet u dan ook afdragen in uw btw-aangifte juni of tweede kwartaal. Dit geldt ook als u toch een factuur uitreikt aan de particulier met een factuurdatum in juli!

Tip: Het zal niet altijd mogelijk zijn om de facturering uit te stellen. Uw afnemer heeft namelijk een tegengesteld belang. De btw op een factuur van 30 juni, zal uw afnemer in de aangifte tweede kwartaal al in aftrek kunnen brengen. Voor de btw op een factuur van 1 juli, zal uw afnemer moeten wachten tot zijn volgende btw-aangifte (juli dan wel derde kwartaal).

(Bron: HLB)

Wanneer een koper BTW betaalt op basis van een factuur die ten onrechte niet volgens de verleggingsregeling is opgemaakt, kan de koper de BTW niet in aftrek brengen. Dat oordeelt het Europese Hof van Justitie over prejudiciële vragen die de Hongaarse rechter had gesteld naar aanleiding van een belastingkwestie.

Een Hongaars bedrijf (Farkas) koopt op een door de belastingdienst georganiseerde veiling een mobiele loods van een vennootschap met een belastingschuld. De factuur wordt opgesteld conform de gewone BTW-regeling. Het kopende bedrijf Farkas betaalt de BTW, die vervolgens door de verkoper weer aan de fiscus wordt afgedragen. Farkas brengt vervolgens het betaalde BTW-bedrag in aftrek. Maar de belastingdienst stelt dat de factuur volgens de verleggingsregeling had moeten worden opgemaakt: dat moet alsnog gebeuren. De BTW-aftrek gaat niet door en de koper krijgt op basis van het Hongaars recht een fiscale boete van 50% van het BTW-bedrag (€ 1.200) opgelegd.

Vormfout

Farkas gaat naar de rechter: de Hongaarse belastingdienst heeft hem het recht op BTW-aftrek ontzegd op grond van een vormfout, te weten dat de betrokken factuur volgens de gewone BTW-regeling was opgemaakt in plaats van volgens de verleggingsregeling en dus in strijd was met het Unierecht. Hij meent dat de beslissing waarbij hem een belastingverschil ten laste is gelegd, onrechtmatig is, omdat de betrokken verkoper de BTW in kwestie aan de schatkist heeft betaald. Farkas verzoekt de rechter om aan het Europese hof te vragen of de ontzegging van zijn recht op aftrek verenigbaar is met EU-recht.

BTW niet verschuldigd

Het EU-hof oordeelt dat de door Farkas betaalde BTW niet verschuldigd was. Farkas kan zich daarom niet beroepen op een recht op aftrek ervan. Wel kan het bedrijf overeenkomstig het nationale recht om teruggaaf verzoeken van de BTW die onverschuldigd is betaald aan de verkoper. Het hof oordeelt verder dat de boete van 50% in het onderhavige geval niet-evenredig lijkt omdat er geen sprake was of leek van fraude en de belastingdienst geen inkomsten is misgelopen. Of dat inderdaad zo is, moet nu de Hongaarse rechter beoordelen.

De uitspraak van het Europese Hof:
“De bepalingen van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, alsook de beginselen van fiscale neutraliteit, doeltreffendheid en evenredigheid moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat in een situatie als in het hoofdgeding aan de koper van een goed het recht wordt ontzegd om de belasting over de toegevoegde waarde af te trekken die hij onterecht aan de verkoper heeft betaald op basis van een factuur die is opgemaakt volgens de gewone regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde, terwijl de relevante handeling onder de verleggingsregeling viel, wanneer de verkoper die belasting aan de schatkist heeft betaald. Voor zover de terugbetaling door de verkoper aan de koper van de onterecht gefactureerde belasting over de toegevoegde waarde onmogelijk of uiterst moeilijk wordt, met name in geval van insolvabiliteit van de verkoper, vereisen die beginselen echter dat de koper zijn vordering tot terugbetaling rechtstreeks tot de belastingdienst kan richten.”

De uitspraak over de 50%-boete:
“Het evenredigheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat in een situatie als in het hoofdgeding de nationale belastingdienst aan een belastingplichtige die een goed heeft gekocht waarvan de levering onder de verleggingsregeling valt, een fiscale sanctie oplegt ten belope van 50 % van het bedrag van de belasting over de toegevoegde waarde dat hij aan de belastingdienst moet betalen, wanneer die belastingdienst geen belastinginkomsten heeft gederfd en er geen aanwijzing van belastingfraude is, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.”

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Veel ZZP’ers moeten van de Belastingdienst aangifte omzetbelasting, ofwel btw-aangifte, doen. Helaas sluipen er wel eens foutjes in de btw-aangifte en daarom hebben wij de meest gemaakte fouten op een rijtje gezet. Doe er je voordeel mee en zorg ervoor dat je vanaf nu onderstaande fouten niet meer maakt!

1. Betaaldatum in plaats van Factuurdatum

In de meeste gevallen wordt er bij de btw-aangifte gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘factuurstelsel’. Binnen het factuurstelsel worden alleen de facturen meegenomen in de btw-aangifte die daadwerkelijk in die periode gemaakt zijn. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde facturen. In sommige gevallen mag een ondernemer gebruik maken van het ‘kasstelsel’, waarbij wel gekeken wordt naar de betaaldatum. Een belangrijk uitgangspunt van de Belastingdienst is dat de btw-aangifte consequent gedaan wordt, dus altijd op dezelfde manier en volgens hetzelfde systeem. Toch komt het regelmatig voor dat er naar betaaldata wordt gekeken, terwijl de factuur met de factuurdatum eigenlijk in een ander kwartaal had moeten worden geboekt.

2. Verkeerde maanden meegenomen

Als ondernemer doe je in april de aangifte over kwartaal 1 (januari, februari en maart), in juli de aangifte over kwartaal 2 (april, mei en juni), in oktober aangifte over kwartaal 3 (juli, augustus en september) en in januari aangifte over kwartaal 4 (oktober, november en december). Sommige ZZP’ers nemen per ongeluk ook de facturen van de maand waarin ze de aangifte doen mee, terwijl die eigenlijk in het volgende kwartaal horen.

3. Negeren speciale regelingen

In sommige gevallen mogen ZZP’ers gebruik maken van speciale regelingen van de Belastingdienst. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de zogenaamde ‘Kleine Ondernemersregeling’. Dit is een speciale regeling waarbij ondernemers die in een jaar minder dan €1.883 btw moeten betalen in aanmerking kunnen komen voor belastingvermindering. Ondernemers die geen kennis hebben van deze speciale regelingen van de Belastingdienst kunnen daardoor veel geld mislopen. Zorg dus dat je als ZZP’er precies weet welke regelingen voor jouw situatie gelden.

4. Buitenlandse btw

Voor de ene ZZP’er is het dagelijkse kost, de ander krijgt er nooit mee te maken: facturen uit of naar het buitenland. Voor facturen die uit het buitenland komen, of die naar het buitenland worden verstuurd, kunnen andere btw-regels gelden dan je als ZZP‘er in Nederland gewend bent. De Belastingdienst kijkt hierbij naar een aantal zaken, zoals het betreffende land, het type klant en het type product of dienst. Voor iedere situatie kunnen andere regels gelden en dit maakt het voor veel ZZP’ers erg onoverzichtelijk en ingewikkeld. Een voorbeeld van een veelgemaakte fout is een verkeerde afhandeling van de btw bij een aankoop in het buitenland. Op de factuur zal in principe een btw-percentage van 0% worden vermeld. In dat geval moet je de factuur opgeven in de Nederlandse btw-aangifte en betaal je over deze factuur de Nederlandse btw. In de meeste gevallen kun je de btw daarna gewoon weer aftrekken in de voorbelasting, maar sommige ZZP’ers maken de fout door de factuur geheel te negeren bij de btw-aangifte.

5. Zakelijke etentjes

Het is iets wat sommige ondernemers nog steeds doen: de btw terughalen van iedere zakelijke lunch of diner. Toch mag dit NIET altijd van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft namelijk speciale spelregels als het gaat om btw terugvragen van zakelijke etentjes. En als je de btw van een zakelijke lunch of diner niet mag terugvorderen? Dan moet je het bonnetje natuurlijk wel bewaren, het zijn immers gewoon zakelijke kosten. Veel ZZP’ers gooien zo’n bon dus gewoon weg en dit kan best zonde zijn…

6 Te laat!

De fout die het meest voorkomt, is misschien wel de fout die het makkelijkst te voorkomen is. De Belastingdienst verwacht de btw-aangifte op vaste tijdstippen, doorgaans één maand na het afsluiten van het kwartaal. De Belastingdienst hanteert veel waarde aan deze deadline, want zelfs elektronisch verzonden aangiften die één minuut te laat zijn, krijgen onverbiddelijk de status ‘te laat ingediend’. En dat is zonde, want een te laat ingediende aangifte kan ondernemers een boete opleveren. Daarnaast moet je ook nog zorgen dat een eventuele betaling op tijd binnen is, want ook een te late betaling kan voor boetes zorgen.

Ik heb een fout gemaakt! Wat nu?
Als je een fout hebt gemaakt op een van de btw-aangiftes ben je als ZZP’er verplicht dit te melden en deze fouten te corrigeren. Echter, je kan een eenmaal ingediende btw-aangifte achteraf niet meer wijzigen. Eventuele fouten in de btw-aangifte kunnen gecorrigeerd worden met de ‘Suppletie omzetbelasting’ van de Belastingdienst. Dit is een formulier waarop je de gemaakte fouten kunt corrigeren om de btw-aangifte kloppend te maken. In sommige gevallen is het voor de Belastingdienst niet nodig om een suppletie te doen, bijvoorbeeld als het verschil in btw-bedragen kleiner is dan €1.000. Je mag de correcties kan doorvoeren op de eerstvolgende btw-aangifte. Toch is het ondernemers in zulke situaties aan te raden om contact op te nemen met een adviseur.

(Bron ZZP Nedeland)

Bij de aanschaf van een auto is het van belang of een auto fiscaal ‘nieuw’ is. Dit is namelijk van invloed op de hoogte van een tweetal autobelastingen: de bpm en btw.

Wanneer is uw auto nieuw en wanneer gebruikt? En zijn de regels voor de bpm, belasting voor personenauto’s en motorrijwielen, en btw gelijk?

Wat is ‘gebruikt’ voor de bpm?

Het bedrag van de bpm dat u betaalt, en waarover u bpm betaalt, is afhankelijk van het motorrijtuig en het tarief van de bpm. Als een auto ‘gebruikt’ is, betaalt u minder bpm. Vanaf wanneer is dat het geval? Onlangs besliste de rechter dat een auto nieuw is als deze na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest. De auto in de betreffende zaak was maar drie dagen oud en had een tellerstand van 29 kilometer. Een dermate gering gebruik betekende volgens de rechter dat de auto nog steeds nieuw was en dus moest de volledige bpm betaald worden.

Tip: in een aantal gevallen hoeft u geen bpm te betalen. Bijvoorbeeld als u gebruik kunt maken van de ondernemersvrijstelling.

Auto importeren en bpm

Het aantal personen dat tegenwoordig zelf een gebruikte auto uit het buitenland haalt, neemt snel toe. Bent u dit ook van plan? Houd er dan rekening mee dat bij invoer van een gebruikte auto bpm betaald moet worden. Hoeveel bpm u betaalt, is afhankelijk van de leeftijd van de auto en is uitgedrukt in een percentage van de oorspronkelijke bpm.

Tip: de bpm voor een gebruikte auto kunt u op verschillende manieren berekenen. U mag de voordeligste manier toepassen. Op de site van de Belastingdienst vindt u deze methode.

En wat is gebruikt voor de btw?

De definitie van ‘gebruikt’ voor de btw wijkt af van die voor de bpm. Voor gebruikte auto’s die u importeert hoeft u geen btw te betalen, want die betaalt u al in het land van aankoop. Voor een nieuwe auto wel. Voor de btw is een auto gebruikt als deze meer dan zes maanden op kenteken staat én meer dan 6.000 km op de teller heeft.

Let op! Is aan één van beide voorwaarden niet voldaan, dan is de auto voor de btw nieuw en betaalt u gewoon de Nederlandse btw.

Heeft u vragen over de definitie van ‘nieuw’ bij invoer van een auto, neem dan contact met ons op.

(Bron: HLB)

In de laatste aangifte van het jaar neemt u een aantal afrekeningen op over het afgelopen kalenderjaar. U betaalt dan onder andere voor privégebruik van goederen en diensten die tot uw bedrijf behoren een gedeelte van de btw terug die u eerder hebt afgetrokken.

Privégebruik

Als u een bedrijf hebt, kan het gebeuren dat u ook privé gebruikmaakt van goederen of diensten uit uw bedrijf. Als u de btw over deze goederen of diensten eerder hebt afgetrokken als voorbelasting, moet u voor het privégebruik btw terugbetalen.

Auto

Ook voor de auto van de zaak betaalt u voor het privégebruik btw terug in de laatste btw-aangifte van het jaar.

Belaste en vrijgestelde omzet

Hebt u zowel omzet waarover u btw moet betalen, als omzet die is vrijgesteld van btw? Dan hebt u waarschijnlijk kosten en inkopen voor zowel de belaste als de vrijgestelde omzet. U maakt dan voor de aftrek van de belasting een inschatting van de uitgaven die u doet voor belaste omzet. De btw die u betaalt hebt over kosten en inkopen die u gebruikt voor belaste omzet, mag u aftrekken als voorbelasting. Aan het einde van het jaar bekijkt u of deze inschatting klopt. Als u btw moet corrigeren, doet u dit in de laatste aangifte van het jaar.

Personeelsvoorzieningen

Btw over personeelsvoorzieningen, giften en relatiegeschenken is beperkt aftrekbaar. Alleen als u per jaar per werknemer of relatie niet meer uitgeeft dan € 227, kunt u de btw hierover aftrekken. Hebt u meer uitgegeven en hebt u de btw hierover afgetrokken als voorbelasting, dan corrigeert u in de laatste aangifte uw voorbelasting.

Kleineondernemersregeling

Krijgt u per maand of kwartaal belastingvermindering vanwege de kleineondernemersregeling? En blijken de schattingen aan het eind van het jaar te hoog of te laag? Dan dient u bij Vermindering vanwege de kleineondernemersregeling dit te corrigeren.

 

Twijfelt u over bovenstaande regelingen wel goed verwerkt zijn in uw administratie? Neem gerust contact met ons op via richard.overweg@ambitions.nu of 06-57592486

Jaarlijks dient er in de laatste aangifte van het jaar een correctie gemaakt te worden op de btw die in aftrek is gebracht voor het privégebruik of het gebruik voor persoonlijke behoeften van het personeel: de zogenaamde BUA-correctie. Veelal een vergeten item en een aandachtspunt van de Belastingdienst bij een belastingcontrole.

Het BUA sluit de aftrek van btw op kosten voor het persoonlijk gebruik van de ondernemer of zijn personeel uit. Het BUA kent drie categorieën waarvoor de aftrek van btw is uitgesloten:

  1. Het voeren van een zekere staat. Dat wil zeggen handelingen in de persoonlijke levenssfeer van iemand waarmee men een bepaalde status probeert te voeren.
  2. Het geven van relatiegeschenken of giften in natura aan relaties die geen recht op aftrek van btw hebben, zonder dat hiervoor een vergoeding wordt gevraagd of een vergoeding die lager is dan de kostprijs.
  3. Personeelsvoorzieningen, zoals loon in natura, het verlenen van huisvesting, sport en ontspanning en andere handelingen voor persoonlijk gebruik.

Daarnaast is nog een aantal afzonderlijke uitsluitingen geregeld. Dit zijn de kantineregeling en het ter beschikking stellen van een fiets voor woon-werkverkeer.

De ondernemer mag de btw die op deze kosten ziet in eerste instantie gewoon in aftrek brengen conform zijn aftrekrecht. Aan het eind van het jaar vindt hierop een correctie plaats als het totaalbedrag per werknemer van bovengenoemde prestaties het drempelbedrag van € 227 (exclusief btw) overschrijdt. Wordt het bedrag overschreden, dan is de aftrek volledig uitgesloten en moet de btw als verschuldigd worden aangegeven. Als de werknemer een eigen bijdrage voldoet, dan telt dit deel niet mee voor de berekening van het totaalbedrag.

Naast de BUA-correctie dient ook jaarlijks een btw-correctie gemaakt te worden voor het privégebruik van een auto van de zaak. Bekeken dient te worden op basis van het werkelijk gebruik van de auto welk deel van de kilometers zakelijk was en welk deel privé. Dit kan gedaan worden aan de hand van de kilometeradministratie. De verdeelsleutel die hieruit volgt, dient te worden toegepast op de btw die op de (kosten ten aanzien van de) auto zag. Het deel wat zag op de zakelijke kilometers kan in aftrek worden gebracht. Het overige deel niet. Mocht een kilometeradministratie niet voorhanden zijn, dan mag ook het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto als correctie worden opgegeven.

De ervaring leert dat nogal eens vergeten wordt jaarlijks een BUA-berekening te maken en een eventuele correctie te maken. Bij een controle van de Belastingdienst is dit dan ook vaak een onderdeel wat gecontroleerd wordt. Om een inventarisatie van de risico’s te maken of voor hulp bij het maken van de jaarlijkse berekening en eventuele correctie, kunnen wij u uiteraard helpen!

(Bron: Schipper Groep)