Concept vordering al genoeg voor faillissement

Een faillietverklaring is mogelijk als er aangetoond kan worden dat er minstens één andere crediteur is die niet wordt betaald (pluraliteit). Deze tweede vordering wordt ook wel steunvordering genoemd. Uit een recente uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat conceptvorderingen ook als steunvorderingen kunnen dienen.

In deze zaak ging het om een conflict tussen de Belastingdienst en Komobouw Bouwcare Benelux bv. De fiscus had het faillissement  van Komobouw aangevraagd. In dit verzoek gaf de Belastingdienst aan dat hij in totaal € 26.730 tegoed had van Komobouw. Dit bedrag bestond uit de optelsom van BTW-aanslagen uit 2010, 2014 en 2016 en aanslagen voor de vennootschapsbelasting (VPB-aanslagen). Daarnaast liet Komobouw volgens de fiscus ook andere schuldeisers onbetaald. De rechtbank wees de faillissementsaanvraag af omdat er volgens de rechter onvoldoende was gebleken dat Komobouw meerdere schuldeisers moest betalen. Volgens de rechter was er dan ook geen grond om de organisatie failliet te verklaren. De fiscus was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De schuld bij de Belastingdienst was toen al opgelopen tot € 82.000. In hoger beroep overhandigde de Belastingdienst stukken van drie verschillende schuldeisers van Komobouw. Met deze documenten wilde de fiscus bewijzen dat meerdere schuldeisers niet werden betaald.

Concept steunvordering was voldoende

Het hof stelde voorop dat de faillissementsprocedure naar zijn aard beperkt is en zich niet leende voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Na een kort onderzoek was de schuld die Komobouw bij de Belastingdienst had, volgens de rechter vast komen te staan. Bij het hof beriep de fiscus zich primair op de slechte financiële situatie die hij onderbouwde met een lijst met crediteuren van Komobouw. Dit overzicht was ook naar voren gekomen tijdens een boekenonderzoek naar de boekhouding van Komobouw. Deze schuldeisers waren benaderd door de fiscus, waarna de Belastingdienst van hen schriftelijke stukken ontving. Het hof was van mening dat deze stukken ook als bewijs konden dienen voor het feit dat Komobouw opgehouden was met het betalen van de vorderingen, waardoor de onderneming failliet kon worden verklaard. Het hof kwam tot dit oordeel omdat deze vorderingen door (een werknemer van) Komobouw of een externe waren opgenomen in de boekhouding. Dat er in de boekhouding achter een aantal vorderingen ‘concept’ was opgenomen, wijzigde de beslissing van het hof niet. Door het opnemen van deze vorderingen in de boekhouding werd aannemelijk dat er ten minste twee crediteuren waren, terwijl één steunvordering voldoende was. Het faillissement kon dus op grond van de conceptvorderingen in de boekhouding worden aangevraagd.

(Rendement)