Kritisch advies Raad van State  initiatiefwetsvoorstel vermogensbelasting

De Raad van State heeft een kritisch advies gepubliceerd over het initiatiefwetsvoorstel vermogensbelasting 2024.

Het wetsvoorstel wil een belasting over vermogen tegen een progressief tarief invoeren. De heffingsgrondslag is beperkt tot het vermogen dat in de inkomstenbelasting in box 3 in aanmerking wordt genomen. Box 1 en box 2-vermogen telt niet mee. Met het voorstel willen de initiatiefnemers de vermogensongelijkheid verminderen en een stabiele belastingopbrengst over vermogen met een regeling die uitvoerbaar is voor de Belastingdienst en die begrijpelijk en uit te leggen is.

Middengroepen aangepakt, zeer vermogenden ontzien

De RvS concludeert dat de beoogde doelen maar in zeer beperkte mate worden bereikt. De beperking van de grondslag tot het vermogen in box 3 kan tot gevolg hebben dat het beeld ontstaat dat middengroepen worden aangepakt en zeer vermogenden worden ontzien. Aan de Belastingdienst is een uitvoeringstoets gevraagd. Hieruit bleek dat met het voorstel er geen sprake is van een uitvoerbare regeling voor de Belastingdienst.

Eigendomsrecht

Verder merkt de RvS op dat de initiatiefnemers het voorstel nader moeten motiveren in het licht van het eigendomsrecht. De voorgestelde tarieven zijn hoog, niet alleen vergeleken met de vroegere Nederlandse vermogensbelasting (0,7%), maar ook vergeleken met het buitenland. Er is bovendien niet voorzien in een anticumulatieregeling. Niet uitgesloten is dat de combinatie van een box 3 inkomstenbelastingheffing en een vermogensbelasting over dezelfde grondslag ertoe leidt dat deze gecombineerde heffing op stelselniveau de proportionaliteitstoets niet kan doorstaan. Dit risico kan mogelijk worden beperkt door de som van beide belastingen te maximeren, vergelijkbaar met de vroegere zogenoemde 68%-regeling. Maar maximeren maakt de heffing wel complexer, wat extra druk legt op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst.

Internationale aspecten

In de toelichting wordt onvoldoende ingegaan op de internationaalrechtelijke aspecten van de invoering van een vermogensbelasting in Nederland, op de (on)mogelijkheden om deze heffing in internationale verhoudingen te effectueren en – gelet op de ervaringen uit het verleden – op mogelijke gedragseffecten in internationaal verband. Een belangrijke reden voor de afschaffing van de vermogensbelasting per 2001 was dat deze in internationale verhoudingen eenvoudig kon worden vermeden. De RvS adviseert het wetsvoorstel niet in behandeling te nemen, tenzij het is aangepast.

(Bron: Taxence)