Archive for september, 2014

Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Dat staat in een wetsvoorstel dat staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Door de Wet ‘invoering Beschikking geen loonheffingen’ kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

De staatssecretaris maakt met de invoering van de Beschikking geen loonheffing (BGL) zowel opdrachtgever als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de vraag of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval moet de opdrachtgever loonheffingen afdragen.

VAR
De BGL vervangt de zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie, de VAR. Bij de VAR vraagt een zzp´er vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beoordeeld als loon. De opdrachtgever is nu niet betrokken bij deze aanvraag en ondervindt geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp´er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er.

Handhaving
Opdrachtgevers vragen zzp’ers een VAR te tonen zodat zij geen loonheffingen hoeven in te houden en af te dragen. Voor zzp´ers is de VAR van belang bij het werven van opdrachten. Dit kan schijnzelfstandigheid in de hand werken: arbeidskrachten die op papier werken als zzp´er, maar in de praktijk een dienstbetrekking vervullen.

Het kabinet wil echte ondernemers ondersteunen en tegelijkertijd schijnconstructies bestrijden opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp’er via een webmodule een aantal vragen. Als deze vragenreeks tot een beschikking leidt, staat daarin vermeld onder welke voorwaarden de opdracht wordt uitgevoerd. De opdrachtgever dient de beschikking te controleren voordat hij de opdracht daadwerkelijk verstrekt. Een zzp’ er hoeft niet voor elke opdracht een nieuwe beschikking aan te vragen: bij opdrachten waar werkzaamheden, omstandigheden en voorwaarden gelijk zijn, kan de zzp’er dezelfde beschikking gebruiken.

(Bron: Overheid)

De inspecteur startte in 2013 een boekenonderzoek en vroeg bij X en een groot aantal vennootschappen waarin X een a.b. had, om informatie te verstrekken. Vervolgens legde de inspecteur ambtshalve een aanslag IB over 2009 op aan X. De aanslag werd terstond invorderbaar verklaard. X ging in beroep en verzocht om overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. De voorzieningenrechter van Rechtbank Gelderland besliste dat sprake was van een spoedeisend belang, omdat de termijn voor het doen van een uitspraak op bezwaar was verstreken en X een fundamenteel belang had bij inzage in die stukken voordat de inspecteur op het bezwaar besliste. De voorzieningenrechter was het echter met de inspecteur eens dat de opgevraagde informatie en gegevens niet waren aan te merken als op de zaak betrekking hebbend, omdat eerst nog moest worden beoordeeld of ze van belang waren en, zo ja, op welke wijze, voor het boekenonderzoek en vervolgens de besluitvorming. Pas als sprake was van een rapport van een boekenonderzoek was volgens de voorzieningenrechter sprake van een op de zaak betrekking hebbend stuk en pas dan, als onderliggend aan het rapport, behoorden de gebruikte informatie en gegevens eveneens tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. De inspecteur hoefde daarom niet gedurende een (omvangrijk) boekenonderzoek steeds alle opgevraagde informatie en gegevens met de belastingplichtige te delen, ook niet als al een aanslag was opgelegd waartegen bezwaar was gemaakt. De voorzieningenrechter wees het verzoek van X af.

De staatssecretaris heeft het wetsvoorstel Wet invoering beschikking geen loonheffingen (BGL), dat op Prinsjesdag al werd aangekondigd, bij de Tweede Kamer ingediend. De wet treedt niet meteen in werking na plaatsing in het Staatsblad, met uitzondering van twee overgangsmaatregelen. Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:

  • De BGL (art. 8b Wet LB) vervangt de VAR: de BGL beperkt zich echer tot een oordeel of voor de arbeidsverhouding onder de Wet LB geen inhoudingsplicht bestaat, wat ook doorwerkt in de inhoudingsplicht voor de PVV en de verschuldigdheid van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. Tegen een afwijzing van een verzoek om een BGL is bezwaar mogelijk.
  • De opdrachtgever wordt medeverantwoordelijk voor de controle op de juistheid van de BGL: er wordt alleen zekerheid voor de loonheffingen verkregen, als naast het soort werkzaamheden dat wordt verricht, ook de wijze waarop en condities waaronder in de praktijk wordt gewerkt, volledig overeenkomen met de wijze en condities die op de BGL staan vermeld. Deze wijze en condities hebben betrekking op wat de opdrachtnemer aan de Belastingdienst heeft gemeld bij de aanvraag van de BGL en het betreft alleen de wijze en condities waarop opdrachtgevers zelf beslissende invloed kunnen uitoefenen. Andere punten hoeft de opdrachtgever niet te controleren en deze worden daarom ook niet op de BGL vermeld. De opdrachtgever moet een kopie van de BGL en een kopie van het identiteitsbewijs van de opdrachtnemer in zijn administratie bewaren.
  • De aanvraag van een BGL via een webmodule: deze biedt een oordeel over de inhoudingsplicht aan de hand van een serie vragen die zijn gebaseerd op de jurisprudentie en direct na het invullen van de vragenlijst wordt zichtbaar of de aanvraag wordt gehonoreerd. Het is vervolgens aan de opdrachtnemer om te beslissen of de BGL daadwerkelijk wordt aangevraagd.

 

Dit besluit geeft een toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 en is een actualisering van het besluit van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M. In deze tabel zijn goederen en diensten opgenomen waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hieronder vindt u een opsomming van de relevante inhoudelijke wijzigingen.

Voedingsmiddelen (post a 1): in onderdeel 2.2 is het arrest Manfred Bog (HvJ 10 maart 2011) verwerkt; stikstofcapsules bestemd voor de bereiding van slagroom vallen niet onder de post;

  • Pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit (post a 3): de (landbouw)achtergrond van de post is nader toegelicht; growkits vallen niet onder de post;
  • Rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden enz. (post a 4): onderdeel a van de post is niet langer van toepassing op de levering van paarden; in de toelichting op onderdeel b van de post is aangegeven dat slachtpaarden, paarden die kennelijk zijn bestemd voor gebruik in de landbouw en fokmerries en dekhengsten nog wel onder het verlaagde tarief vallen. Voor fokmerries en dekhengsten die ook als sportpaard of op een andere wijze recreatief worden gebruikt, geldt een speciale regeling; onderdeel c van de post (slachtafvallen) is aangepast: verduidelijkt is dat de opgesomde goederen voorbeelden betreffen van het begrip ‘slachtafval‘. Verder is de uitzondering voor onderpoten verwijderd en het begrip ‘beenderen‘ verduidelijkt;
  • Geneesmiddelen (post a 6): losse naalden vallen niet onder de post; een drukmeetset, bestemd voor het meten van drukverschillen in verschillende weefsels met als doel om op de juiste plaats in het lichaam een narcosevloeistof in te spuiten, valt niet onder de post; een middel om het inslikken van medicijnen te vergemakkelijken valt niet onder de post;
  • Verbandmiddelen (post a 8): een scheurpak valt alleen onder de post als het uit één stuk bestaat en dient ter fixatie van incontinentiemateriaal; therapeutische verbandsokken zijn uitgezonderd van de post; een zachte halskraag en rugbandages zijn aan te merken als windsels in de zin van de post; zogenoemde barrièrefilms zijn niet aan te merken als verbandmiddelen in de zin van de post; aften-gel is niet aan te merken als een verbandmiddel of pleister; goedgekeurd is dat de levering van een (losse) plaswekker onder de post valt;
  • Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (post a 29): het verlaagde tarief geldt met ingang van 1 juli 2012 nadat dat tarief eerder was vervallen per 1 januari 2011; de levering van een kunstwerk door de kunstenaar vanuit een rechtspersoon kan onder voorwaarden worden gerangschikt onder de post; een rol behang die door een kunstenaar is voorzien van een zeefdruk valt niet onder de post;
  • Boeken (post a 30): een zogenoemde boekbol valt onder de post; voor kinderen bestemde boeken vallen, ook als ze speelse elementen bevatten, onder de post; fotoboeken met foto’s van bijvoorbeeld een bruiloft, afscheid enz. vallen onder de post, de kosten van de reportage gaan daarbij op in de prijs van het album; de levering van fotoalbums met door de fotograaf ingeplakte foto’s valt onder de post; een kansspeltijdschrift is een tijdschrift in de zin van de post; lotnummercorrespondentie valt niet onder de post; drukwerken die zijn bedoeld om de loterijdeelnemer te bewegen tot het deelnemen aan andere trekkingen van dezelfde loterij of aan bepaalde acties enz. zijn aan te merken als reclamemateriaal en vallen niet onder de post;
  • Braille-papier enz. (post a 31): een elektronische handloep die uitsluitend is bestemd en ontworpen voor slechtzienden valt onder de post;
  • Invalidenwagentjes en invalidenkrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden (post a 34): alle trippelstoelen en sta-opstoelen vallen onder de post, ongeacht de wijze waarop zij verstelbaar zijn;
  • Kunstledematen (post a 35): de toelichting op de kunstnier is verduidelijkt;
  • Meetapparatuur en toebehoren voor zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed enz., zuurstofconcentratoren met toebehoren enz. (post a 37): verduidelijkt is hoe de tarieftoepassing bij de levering van (toebehoren bij) zuurstofconcentratoren en medicijnvernevelaars dient te geschieden; het begrip ‘katheter‘ is nader omschreven en nieuwe voorbeelden van katheters die onder de post vallen, zijn toegevoegd; voerdraden vallen onder de post; shaverblades en RF probes vallen onder de post;
  • Land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde producten en oliehoudende zaden (post a 41): de toelichting op het onderdeel ‘kwekersrecht‘ is aangepast;
  • Gelegenheid geven tot sportbeoefening (post b 3): sportaccommodaties: naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad vervalt de eis van een gereserveerde ruimte als de sportbeoefening begint en eindigt op of in een sportaccommodatie; de voorwaarden waaronder het gelegenheid geven tot sportbeoefening dient plaats te vinden zijn verduidelijkt en versoepeld voor het verrichten van kleine onderhoudsdiensten door de huurder; de omschrijving van actieve sportbeoefening is gewijzigd; denksporten zoals schaken en bridge kunnen naar maatschappelijke opvattingen worden aangemerkt als sport; ‘zumba‘, ‘streetdance‘, ‘nia‘, ‘polefitness‘, ‘capoeira‘ en ‘sledehondensport‘ worden aangemerkt als vormen van actieve sportbeoefening die onder de post vallen; de prestatie bestaande in de enkele verhuur van boten valt niet onder de post, ongeacht of de huurder met de boot sportieve activiteiten gaat verrichten; het verzorgen van trainingen Xco-walking en Xco-bootcamp is niet aan te merken als het gelegenheid geven tot sportbeoefening in de zin van de post, tenzij is voldaan aan het vereiste dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld;
  • Het herstellen van fietsen (post b 4): de reikwijdte van het begrip ‘fiets‘ is aangepast;
  • Het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming (post b 8): het begrip ‘woning‘ is aangepast naar aanleiding van jurisprudentie: woonboten en woonwagens worden onder voorwaarden aangemerkt als woningen in de zin van de post; de bij een woning behorende tuin valt voortaan onder het begrip woning; nader is aangegeven hoe kan worden aangetoond dat is voldaan aan de 2-jaarseis; het spuiten van keukens en binnendeuren valt onder de post, ook als de spuitwerkzaamheden plaatsvinden in de werkplaats van de schilder; het vochtvrij maken van kelders is niet aan te merken als een voorbereidende handeling voor schilder- of stucwerk;
  • Het vervoer van personen (post b 9): de post is van toepassing op het vervoer van personen inclusief het vervoermiddel dat zij bij zich hebben tijdens het vervoer; een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het vervoer van een stoffelijk overschot onder de post valt; het gecombineerde vervoer van een medisch team en menselijke organen valt onder de post;
  • Gelegenheid geven tot kamperen (post b 10): er is een definitie van het begrip ‘strandhuisje‘ opgenomen; de definitie van het begrip ‘verblijf voor een korte periode‘ is aangepast;
  • Het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf enz. (post b 11): de definitie van het begrip ‘verblijf voor een korte periode‘ is aangepast; de verhuur van een (gemeubileerd) appartement aan een short stay-organisatie (bestemd voor verdere doorverhuur door die organisatie) valt onder de post;
  • Het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse binnen de horeca e.d. (post b 12): de prestaties van een thuiskok zijn onder de post gebracht; de gevolgen van het arrest Manfred Bog (HvJ 10 maart 2011) zijn verwerkt;
  • Diensten aan landbouwers enz. (post b 13): het melken van koeien en het zogenoemde loonvoeren vallen onder de post (diensten door agrarisch loonbedrijf) als sprake is van het aannemen van werk;
  • Openbare musea of verzamelingen enz. (post b 14, onderdeel c): aangegeven is dat een voetbalstadion op het moment dat het niet als zodanig in gebruik is maar bij rondleidingen door het publiek wordt bezocht, niet is aan te merken als een museum;
  • Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen (post b 14, onderdeel d): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing;
  • Sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke (post b 14, onderdeel f): er zijn voorbeelden opgenomen van sportdemonstraties (Harlem Globetrotters, Spaanse Rijschool, Wrestlemania);
  • Attractieparken enz. (post b 14, onderdeel g): recreatieve arrangementen op tijdelijke sportaccommodaties vallen niet onder de post;
  • Optreden door uitvoerende kunstenaars (post b 17): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing; de dienst van een dirigent bestaande in het leiden van repetities die samenhangen met optredens, valt onder de post;
  • Isoleren (post b 19): de verwijzing naar het bouwbesluit waar het gaat om het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal is verwijderd; vanaf 1 januari 2014 is de post alleen van toepassing op de dienst van het isoleren; vanaf 1 januari 2014 is de post ook van toepassing op het aanbrengen van (isolatie)glas; zogenoemde ‘schilrenovatie’ valt, als het uitsluitend isolatiewerkzaamheden betreft, onder de post;
  • Renovatie en herstel van woningen enz. (post b 21): vanaf 1 maart 2013 is het verlaagde btw-tarief van toepassing op alle renovatie- en herstelwerkzaamheden in en aan een woning; (complete) ‘schilrenovatie‘ valt onder de post; als bijlage bij dit besluit zijn vragen en antwoorden over deze tarieftoepassing opgenomen.

(Bron: Taxence)

De Belastingdienst meldt in een nieuwsbericht dat een aantal belastingregels sinds 1 januari 2014 veranderd is, waardoor de kans groot is dat belastingplichtigen over 2014 meer belasting moeten betalen dan ze verwachten. Of ze krijgen minder terug.

Belastingdienst: ‘Geldt voor u het volgende?

  • U had in 2014 een of meer van de volgende inkomsten:
    • loon
    • uitkering
    • winst uit onderneming
    • resultaat uit overig werk
  • Deze inkomsten waren in totaal hoger dan € 25.000.

Dan hebt u in 2014 vermoedelijk te weinig belasting betaald.

Dit heeft gevolgen voor uw aanslag over 2014. Als u belasting moet betalen, is het bedrag waarschijnlijk hoger dan u verwacht. Als u geld terugkrijgt, is het bedrag waarschijnlijk lager dan u verwacht. Het is ook mogelijk dat u verwacht geld terug te krijgen, maar dat u in plaats daarvan moet betalen.’

(Bron: Accountancynieuws)

Een ondernemer heeft een administratiekantoor in 2002 opdracht gegeven om voor zijn bedrijf administratiewerkzaamheden te verrichten.
In 2006 neemt de ondernemer een werknemer aan en spreekt met hem een netto-salaris af.
Enige tijd later worden de klanten van het administratiekantoor overgedragen aan een ander administratiekantoor en daar blijkt dat er bij het eerste administratiekantoor fouten zijn gemaakt.
Zo is nagelaten de cao toe te passen, waardoor teveel loonbelasting aan de Belastingdienst is afgedragen. Voorts is jaarlijks bij de aangifte inkomstenbelasting de verschuldigde pensioenpremie ten behoeve van de werknemer niet op de winst in mindering gebracht en zijn er fouten gemaakt met vakantiebonnen.
De ondernemer laat het er niet bij zitten en claimt in een civiele procedure een schadevergoeding van € 27.189,02 bestaande uit:
€ 6.492,- met rente wegens teveel betaalde inkomstenbelasting;
€ 2.710,02 met rente wegens de wettelijke rente over de naheffing pensioenpremie;
€ 9.033,- met rente wegens teveel ingehouden loonbelasting;
€ 2.000,- met rente wegens kosten van het administratiekantoor voor het doorlichten van de financiële administratie en het opnieuw berekenen van onder meer de pensioenpremie;
€ 6.954,- met rente wegens ten onrechte betaalde facturen.
Rechtbank Midden-Nederland kende de vordering toe.
In hoger beroep wijst Hof Arnhem-Leeuwarden een tussenvonnis om een en ander nader uit te zoeken, eventueel met benoeming van een deskundige.

(Bron: Fiscanet)

De inspecteur legde aan X naheffingsaanslagen loonheffingen 2011 en 2012 op in verband met een onjuiste rittenregistratie voor de door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto, met verzuimboeten van respectievelijk € 4.715 en € 2.847. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde vast dat bij een onjuiste of onvolledige rittenregistratie op grond van artikel 13bis, lid 16, Wet LB in samenhang met artikel 67c AWR een verzuimboete van 100% kon worden opgelegd, met een maximum van € 4.920, en dat op grond van paragraaf 24, lid 5, BBBB dit maximum werd geheven als een onjuiste of onvolledige rittenadministratie werd overgelegd. De door de inspecteur opgelegde boeten kwamen overeen met 40% van de nageheven belasting. De Rechtbank vond aannemelijk dat de rittenregistratie over beide jaren onjuist was, zodat de boeten in overeenstemming met de wet en het beleid waren vastgesteld. De Rechtbank zag geen aanleiding om de boeten verder te matigen en verklaarde het beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

Staatssecretaris geeft toelichting op innovatiebox

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, investeren
Reacties uitgeschakeld voor Staatssecretaris geeft toelichting op innovatiebox

In een besluit heeft de staatssecretaris van Financiën het regime van de innovatiebox uitvoerig beschreven, nader toegelicht en verder ingevuld.

Beyond Access/FlickR

Beyond Access/FlickR

Voorwaarden innovatiebox

De innovatiebox is een faciliteit die alleen geldt voor vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Dit kunnen binnenlandse lichamen zijn of buitenlandse lichamen met een vaste inrichting in Nederland. De kern van de innovatiebox is dat de netto-opbrengsten uit bepaalde immateriële activa zijn belast tegen een effectief tarief van 5%. Het moet daarbij gaan om zelf voortgebrachte immateriële bedrijfsmiddelen waarvoor één of meer octrooien of S&O-verklaringen zijn verkregen. Als onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn uitbesteed, kan nog steeds sprake zijn van een zelf voortgebracht bedrijfsmiddel. Het kan dan wel handig zijn om aan de hand van documentatie aannemelijk te maken dat het lichaam voldoende belangrijke functies vervult bij het voortbrengen van het bedrijfsmiddel. Het octrooi moet bovendien in belangrijke mate bijdragen aan de te verwachten netto-opbrengsten uit het zelf voortgebrachte immateriële bedrijfsmiddel. Het lichaam kiest in de aangifte vennootschapsbelasting voor het plaatsen van het bedrijfsmiddel in de innovatiebox.

 

Indeplaatstreding

Binnen internationale concerns kan het gebeuren dat een buitenlandse groepsmaatschappij op basis van het concernbeleid alle octrooien aanvraagt. Dus ook de octrooien voor onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden door Nederlandse werkmaatschappijen. Omdat het octrooi niet wordt verleend aan de werkmaatschappij, kan deze de innovatiebox niet toepassen. Maar de buitenlandse groepsmaatschappij voldoet evenmin aan de voorwaarden. Zij heeft namelijk niet zelf het desbetreffende activum ontwikkeld. In zijn Besluit van 1 september 2014, nr. BLKB2014/1054M wijst de staatssecretaris van Financiën op de mogelijkheid van indeplaatstreding. Specifiek noemt hij de geruisloze inbreng in de bv en de bedrijfsfusie, juridische fusie en (af)splitsing. In deze situaties kan het lichaam dat het octrooi of S&O-activum overneemt van de verdwijnende onderneming in de plaats treden van deze onderneming. Deze indeplaatstreding werkt ook door naar de innovatiebox. De overnemer kan dus in deze situaties de innovatiebox toepassen als hij voldoet aan de rest van de voorwaarden.

 

Werking innovatiebox

Het effectieve tarief van 5% wordt bereikt door de netto voordelen uit kwalificerende activa maar voor 5/H in aanmerking te nemen. ‘H’ staat hierbij voor het hoogste vennootschapsbelastingtarief. Op dit gedeelte van de winst is vervolgens het normale vennootschapsbelastingtarief van toepassing. Overigens stelt de staatssecretaris dat het bepalen van de voordelen uit een bedrijfsmiddel in de innovatiebox een individuele benadering eist. Een vaste rekenregel of vast percentage is dus in beginsel niet toe te passen.

 

Forfaitaire voordeelberekening

Als de voordelen van de innovatiebox niet opwegen tegen de administratieve laste van het bepalen van de toerekenbare voordelen, mag een lichaam de forfaitaire voordeelberekening toepassen. Het lichaam moet dan wel in het desbetreffende jaar of in de twee voorafgaande jaren een octrooi- of S&O-activum hebben voortgebracht. Bij de forfaitaire methode wordt 25% van de fiscale winst als positieve innovatiewinst voor de toepassing van de innovatiebox in aanmerking genomen. De op deze forfaitaire wijze bepaalde positieve innovatiewinst is gemaximeerd op € 25.000. Als voor deze methode wordt gekozen, ziet de keuze op alle kwalificerende immateriële activa. Men kan per jaar kiezen voor de forfaitaire methode. Als men in de volgende jaren niet meer kan of wil kiezen voor de forfaitaire methode, kunnen de voordelen nog wel op de gebruikelijke wijze in aanmerking komen voor de toepassing van de innovatiebox.

 

Drempel

Het 5%-tarief is pas van toepassing op de opbrengsten uit immateriële bedrijfsmiddelen voor zover deze opbrengsten een drempel overschrijden. Deze drempel is gelijk aan:

  • het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het voorafgaande jaar; plus
  • de voortbrengingskosten van de octrooi- en S&O-activa waarvoor het lichaam in het desbetreffende jaar heeft gekozen voor toepassing van de innovatiebox; plus
  • een eventueel verlies uit de desbetreffende octrooi- en S&O-activa; minus
  • de positieve voordelen uit de desbetreffende octrooi- en S&O-activa die zijn genoten in de periode van het jaar van aanvraag van het octrooi tot en met het jaar vóór het jaar waarin het octrooi is toegekend. Deze voordelen leiden alleen tot een vermindering voor zover zij de som van de in de eerste drie onderdelen genoemde bedragen niet overschrijden.

Grofweg gezegd leidt de drempel ertoe dat het effectieve tarief van 5% pas van toepassing is vanaf het moment dat het totaal aan over de jaren genoten winsten uit het octrooi- of S&O-activum meer bedraagt dan de totale voortbrengingskosten en verliezen met betrekking tot dit bedrijfsmiddel. De Belastingdienst stelt het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten vast in een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit gebeurt gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar.

 

Bepaling arm’s length beloning

In het eerder genoemde besluit nr. BLKB2014/1054M wijst de staatssecretaris op het volgende. Bij gelieerde lichamen moet men eerst een arm’s length beloning berekenen voor de functies die het lichaam heeft uitgeoefend, de activa die het lichaam heeft gebruikt en de risico’s die daarbij zijn gelopen. Pas nadat deze beloning is bepaald, is het mogelijk vast te stellen welk deel van deze beloning in de innovatiebox kan vallen.

(Bron: Taxence)

(Netto) pensioen volgens de Pensioenwet

Omdat het gaat over netto ‘pensioen’ in de zin van de Pensioenwet, wordt de fiscale behandeling van het netto pensioen (tweede pijler) anders dan die van de netto lijfrente (derde pijler). Dit vanwege de verschillen in de juridische basis, de verzekeringsvorm, de begunstigden en de afkoopmogelijkheden. In de toelichting op het ontwerpbesluit is aangegeven dat voor het netto pensioen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler.

Hierbij een overzicht van de verschillen tussen het netto pensioen en de netto lijfrente:

 
Netto pensioen (2e pijler) Netto lijfrente (3e pijler)
INKOMENSVOORZIENINGEN Ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen Oudedagslijfrente, nabestaandenlijfrente of tijdelijke oudedagslijfrente
AANBIEDER Pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI) Pensioenfonds, verzekeraar, PPI, bank of beleggingsinstelling
KRING VAN GERECHTIGDEN
NABESTAANDEN-
VOORZIENINGEN
Partnerpensioen: (gewezen) echtgenoot of degene met wie (gewezen) werknemer gemeenschappelijk huishouding voert / voerde

Wezenpensioen: (pleeg)kinderen tot 30 jaar

Nabestaandelijfrente: elke willekeurige natuurlijk persoon die verzekeringnemer (belastingplichtige) heeft aangewezen
UITKERINGSVORMEN Levenslange uitkering in geld (niet beleggingseenheden) die kan variëren binnen de marge 100:75 Levenslange of tijdelijke uitkering die vast en gelijkmatig is in geld of beleggingseenheden
VERERVEN Niet mogelijk Wel mogelijk (in geval van spaarrekening of beleggingsrecht)
AFKOOP Afkoopmogelijkheden worden beheerst door Pensioenwet (PW). Afkoop niet mogelijk behalve in PW opgenomen situaties (met name klein pensioen) Afkoopmogelijkheden worden niet beheerst door Pensioenwet, maar door Wet inkomstenbelasting 2001. Voorgestelde sanctie bij schending voorwaarden: vrijstelling in box 3 wordt (fictief) teruggenomen*

* De voorgestelde sanctie is het alsnog betalen van vermogensrendementsheffing. Berekend over de helft van de afkoopwaarde x het aantal deelnemingsjaren (met een maximum van 10 jaar).

In de brief aan de Tweede Kamer wordt erkend dat in eerste instantie door de staatssecretaris van Financiën is aangegeven dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen netto pensioen en netto lijfrente. Maar, door de term netto lijfrente (tweede pijler) te wijzigen in netto pensioen, vindt het kabinet het meer passend ook het fiscale kader daarop aan te passen nu sprake is van pensioen in de zin van de Pensioenwet. Dit brengt onder meer de volgende wijzigingen voor netto pensioen met zich mee:

  • Kring van gerechtigden bij nabestaandenvoorzieningen is beperkter dan bij netto lijfrente;
  • De hoogte van pensioenuitkeringen kan variëren binnen de bandbreedte 100:75, en;
  • De mogelijkheid bestaat om een beschikbare premiestaffel van 3% rekenrente te hanteren als basis voor de inleg (vermenigvuldigd met de nettofactor).

(Bron: Brief staatssecretarissen van SZW en Financiën 1 september 2014, kenmerk 2014- 0000126834)

Reactie Zwitserleven

Door het wijzigen van de naam netto lijfrente (tweede pijler) naar netto pensioen krijgen we er ook weer een ander fiscaal kader bij. Dit resulteert in de volgende mogelijkheden, met ieder haar eigen fiscaal kader:

 
INKOMEN TOT EN MET
€ 100.000
Werknemerspensioen (tweede pijler)
(Bruto) lijfrente (derde pijler)
INKOMEN BOVEN
€ 100.000
De werknemer betaalt de premies uit het nettoloon. Deze zijn niet aftrekbaar via de aangifte Inkomstenbelasting.

Opmerkelijk is dat wordt aangegeven dat de fiscale voorwaarden van netto pensioen worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler. Echter, een netto pensioen heeft in zijn geheel niets (meer) van doen met de Wet op de loonbelasting 1964. Op het bruto loon zijn immers al de loonheffingen ingehouden, is het netto loon geworden en daarmee heeft het loon (en dus ook het netto pensioen) het loonbelastingregime verlaten.

Bovendien is het opmerkelijk dat nu de regels van de Pensioenwet van toepassing zijn, dit ook zijn effect blijkt te hebben op de fiscale maximering van de inleg. Eerst werd nog gesproken over een voor beide ‘regimes’ gelijke inleg. Nu is voor het netto pensioen ook een inleg op basis van een 3% rekenrente staffel (vermenigvuldigd met de nettofactor) mogelijk. Onduidelijk is waarom dit ook is gewijzigd. Het netto lijfrente product wordt door een lager fiscaal maximale inleg ten opzichte van het netto pensioen hiermee op achterstand gezet.

Hoewel pensioen in de zin van de Pensioenwet in beginsel niet wordt gerenseigneerd, verwachten wij dat het netto pensioen wél zal moeten worden gerenseigneerd. De Belastingdienst zal namelijk willen weten of de inleg niet meer dan fiscaal maximaal is. Dit in combinatie met de box 3 – vrijstelling.

(Bron: Zwitserleven)

Het Belastingplan 2015 bestaat uit (1) maatregelen uit het Regeerakkoord, de Begrotingsafspraken 2014 en de (augustus)besluitvorming in 2014, (2) de werkkostenregeling (WKR), (3) de energiebelasting en (4) overige maatregelen.

  • Het tarief in de eerste schijf van de IB wordt in 2015 verhoogd van 36,25% tot 36,5%.
  • Het maximum van de algemene heffingskorting wordt verhoogd van € 2.103 naar € 2.203 en het minimum wordt verlaagd van € 1.366 tot € 1.342. Het afbouwpercentage wordt met 0,32%-punt verhoogd tot 2,32% voor 2015 en tot 3,32% voor 2016.
  • De maximum arbeidskorting gaat van € 2.097 naar € 2.220 en de minimale arbeidskorting wordt verminderd van € 367 tot € 184. Het afbouwpercentage blijft onveranderd op 4%, maar de afbouwgrens wordt in 2015 verhoogd van circa € 41.300 naar circa € 49.900 en latere jaren ook. Het einde van het afbouwtraject ligt in 2015 bij een inkomen van circa € 100.800 in plaats van € 92.200.
  • De tarieven voor de S en O-afdrachtvermindering in de eerste schijf van 35% (voor starters: 50%) en de tweede schijf van 14% blijven hetzelfde, evenals de loongrens van € 250.000. Het plafond van € 14 mln verandert ook niet.
  • Naar verwachting blijft de RDA in 2015 60%.
  • De huidige doelmatigheidsmarge van 30% in de gebruikelijkloonregeling voor DGA’s wordt verlaagd naar 25%. Voor 2015 is voorzien in overgangsrecht. Als hoofdregel geldt vanaf 2015 dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van (a) 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, (b) het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap, € 44.000.
  • Het heffingsplafond van 300 m3 in de belasting op leidingwater wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2014 gehandhaafd.
  • De afvalstoffenbelasting wordt geherintroduceerd. Het tarief bedraagt € 13 per ton afval.
  • De maximale periode voor de aftrek van rente op restschulden wordt verlengd van 10 naar 15 jaar.
  • De verlenging van de termijn van de renteaftrek voor de leegstaande, te koop staande voormalige eigen woning of een leegstaande toekomstige eigen woning wordt structureel gemaakt, evenals de verlenging van de regeling herleving van de hypotheekrenteaftrek na verhuur van een voormalige eigen woning.
  • De tijdelijke toepassing van het verlaagde BTW-tarief op renovatie en herstel van woningen wordt verlengd tot 1 juli 2015.
  • Met ingang van 2016 wordt de ouderenkorting met € 83 verlaagd. De ouderenkorting komt in 2016 voor belastingplichtigen met een inkomen tot circa € 36.200 uit op circa € 970 en voor belastingplichtigen met een hoger inkomen op circa € 70.
  • De ouderentoeslag in box III wordt met ingang van 1 januari 2016 afgeschaft.
  • De onder het overgangsrecht vallende deelnemers aan een levensloopregeling die in 2013 geen gebruik hebben gemaakt van de 80%-regeling, kunnen dat in 2015 alsnog onder voorwaarden doen.
  • Het afbouwpercentage van het kindgebonden budget wordt verlaagd van 7,6 naar 6,75.
  • De sinds 1 januari 2011 bestaande facultatieve WKR wordt met ingang van 1 januari 2015 verplicht voor alle werkgevers. De WKR wordt wel, zoals eerder aangekondigd, op vijf punten aangepast en om dat te financieren wordt de vrije ruimte vanaf 2015 verlaagd van 1,5% naar 1,2%.
  • De toepassing van het verlaagde tarief in de energiebelasting voor coöperaties en Verengingen van eigenaren (VvE) die lokaal energie opwekken, wordt vanaf 2015 onder voorwaardenuitgebreid tot ondernemers.
  • De vrijstelling in de energiebelasting voor duurzame energie die zelf wordt opgewekt, bijvoorbeeld met zonnepanelen, en direct zelf wordt verbruikt, wordt uitgebreid naar de huursector.
  • Om te voorzien in inkomen bij arbeidsongeschiktheid, kunnen ZZP’ers een derdepijlerpensioen eerder opnemen zonder dat revisierente wordt verschuldigd.
  • Bij een (gedeeltelijke) afkoop van een nettolijfrente wordt alsnog een bedrag in box III in aanmerking genomen. Dit bedrag is een forfaitaire benadering van het genoten box III-voordeel, waarbij een tegenbewijsregeling geldt.
  • In box III wordt een afzonderlijke vrijstelling voor nettopensioen opgenomen.
  • In verband met de vervanging per 1 januari 2015 van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen door de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, kan de heffingskorting tijdsevenredig worden toegekend voor de periode waarin de belastingplichtige binnenlandse of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Deze maatregel gaat per 1 januari 2016 in. Voor 2015 geldt een overgangsmaatregel.
  • Buitenlandse geldboeten worden uitgesloten van aftrek in de IB en Vpb en ook de LB wordt aangepast om te voorkomen dat buitenlandse boeten als eindheffingsbestanddeel kunnen worden aangewezen.
  • Aanvullende tier 1-kapitaalinstrumenten die worden uitgegeven door verzekeraars, worden voor de Vpb behandeld als vreemd vermogen, net als bij banken.
  • Ziekenhuizen en andere verplegings- en verzorgingstehuizen komen vanaf 2015 in aanmerking voor de BTW-vrijstelling, ook als zij winst beogen.
  • Voor het vaststellen van het te betalen bedrag aan BPM van een gebruikte personenauto kan onder voorwaarden een taxatierapport worden gebruikt voor bepaalde auto’s.
  • Vanaf 2016 komt er voor de MRB en de BPM een aanpassing in de definitie van (onzuinige) motorrijtuigen met de functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en een dubbele cabine.
  • Het gebruik van het BSN door banken voor de informatieverplichting in het kader van de eenbankrekeningmaatregel voor de IB en toeslagen wordt geregeld in de IW en de Awir. De tenaamstellingsverplichting voor teruggaven BTW vervalt.
  • De Belastingdienst/Toeslagen krijgt de bevoegdheid tot versnelde invordering van toeslagen, renten en boeten in bijzondere situaties.
  • Toezichthouders voor toeslagen krijgen een binnentredingsbevoegdheid.
  • Naar aanleiding van het Irimie-arrest van het EU-Hof van Justitie wordt de regeling invorderingsrente uitgebreid voor de gevallen waarin de belastingschuldige een recht krijgt op een terug te geven bedrag aan belasting omdat de heffing en inning van die belasting strijdig is met het EU-recht.

(Bron: FUTD)