Navorderingsaanslagen Van Lanschot vernietigd door weigering inzage

X ontving navorderingsaanslagen IB/VB 1995/1996 en een navorderingsaanslag IB 2002 met boeten van 100%, omdat hij volgens de inspecteur een bankrekening bij Van Lanschot in Luxemburg had aangehouden. X ontkende dat hij ooit een bankrekening bij Van Lanschot had aangehouden. De inspecteur overlegde bij Rechtbank Haarlem de op de zaak betrekking hebbende stukken en deed daarbij een beroep op artikel 8:29 Awb. De geheimhoudingskamer besliste op 18 juli 2011 dat de beperkte kennisname van een deel van de stukken gerechtvaardigd was. Dat gold volgens de geheimhoudingskamer echter niet voor de rekeningstandenlijsten. Die hoefden niet integraal aan X te worden overgelegd, maar X moest wel op de zitting kortstondig inzage krijgen in de ongeanonimiseerde rekeningstandenlijsten om de echtheid te kunnen controleren. De inspecteur wilde daar echter niet aan mee werken. Rechtbank Haarlem besliste dat de authenticiteit en de betrouwbaarheid van de rekeningstandenlijsten en de daarop voorkomende gegevens voor de beoordeling van de juistheid van de identificatie en de daarmee samenhangende navorderingsaanslagen cruciaal waren. De Rechtbank concludeerde dat de authenticiteit en de betrouwbaarheid van de lijsten niet vast stond, omdat X deze betwistte en de inspecteur hem de mogelijkheid had ontnomen de authenticiteit en de betrouwbaarheid te controleren, en de Rechtbank daardoor ook niet in de gelegenheid was geweest de authenticiteit en betrouwbaarheid nader te beoordelen. Dit betekende dat niet van de juistheid van de daarop vermelde gegevens kon worden uitgegaan. De afdrukken van de rekeningstandenlijsten voorzover deze thans (geanonimiseerd) waren verstrekt en waarbij de naam X op twee pagina’s voorkwam, waren niet bruikbaar ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen. Dit betekende volgens de Rechtbank dat, nu het bewijs dat X niet-aangegeven tegoeden – en inkomsten daaruit – bij de bank aanhield in wezen uitsluitend op de twee betreffende pagina’s was gebaseerd en daarvoor geen ander bewijs was bijgebracht, de inspecteur het van hem te verlangen bewijs niet had geleverd. De Rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen en de boeten.

(Bron: FUTD)