All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag

De belastingrente voor onder meer inkomstenbelasting is op 1 juli 2023 gestegen. Ons advies: vraag tijdig een voorlopige aanslag aan en beperk zo de rente die u moet betalen. 

U betaalt belastingrente als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Bijvoorbeeld als u de aangifte inkomstenbelasting na 1 mei indient. Of de aangifte vennootschapsbelasting meer dan 5 maanden na het einde van het boekjaar. 

Stijging voor vrijwel alle belastingen

Op 1 juli 2023 is deze belastingrente voor vrijwel alle belastingen gestegen van 4% naar 6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting en overdrachtsbelasting. Alleen de vennootschapsbelasting en de zogenaamde bronbelasting hebben een afwijkende belastingrente. Deze stijgt nu niet, maar staat momenteel al op 8%. Ook hier is het dus de moeite waard om de rente zoveel mogelijk te beperken.  

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan

Is het u niet gelukt om uw belastingaangifte op tijd in te dienen? Dan adviseren wij u om alsnog zo snel mogelijk een (aangepaste) voorlopige aanslag aan te vragen. Zo beperkt u de termijn waarover u rente moet betalen. Wel is het belangrijk dat deze voorlopige aanslag zo goed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet u over het verschil namelijk alsnog belastingrente betalen.  

Beperk invorderingsrente, los coronaschulden af

Naast belastingrente kunt u te maken krijgen met invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze invorderingsrente is op 1 juli 2023 gestegen van 2% naar 3% en zal op 1 januari 2024 verder worden verhoogd naar 4%. De invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Wij raden dan ook aan deze coronaschulden indien mogelijk versneld af te lossen. 

(Bron: Flynth)

Het belastingrentepercentage voor alle belastingen behalve vennootschaps- en bronbelasting stijgt per 1 juli 2023 van 4 naar 6 procent. Eerder dit jaar werd ook een verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en bronbelasting aangekondigd (van 8 naar 10,5 procent), maar die werd teruggedraaid omdat het kabinet de gehele belastingrenteregeling opnieuw gaat bekijken. Vooralsnog zijn er geen berichten bekend dat de verhoging voor de andere belastingen nu ook niet doorgaat.

Wat is belastingrente?

Belastingrente is een vergoeding aan of van de overheid voor gemiste rente. Als sprake is van een te betalen bedrag, kan rente verschuldigd zijn. Krijgt u een belastingteruggaaf, dan ontvangt u meestal geen rentevergoeding. Alleen in uitzonderingsgevallen kunt u een rentevergoeding ontvangen.

Hoe kunt u het in rekening brengen van belastingrente zo veel mogelijk beperken?

Voor de inkomstenbelasting kunt u ervoor zorgen dat uw (voorlopige) aanslagen zo realistisch mogelijk worden vastgesteld. Dat voorkomt of beperkt bijbetalingen met rente. Zijn uw (voorlopige) aanslagen over 2022 of eerder mogelijk te laag vastgesteld? Neem dan contact op met uw belastingadviseur om de gevolgen voor de belastingrente in kaart te brengen.

Voor de erfbelasting geldt het volgende. Indien erfgenamen binnen 8 maanden na het overlijden aangifte doen of verzoeken om een voorlopige aanslag en deze aangifte of dit verzoek wordt door de inspecteur gevolgd, wordt geen belastingrente in rekening gebracht. U kunt de belastingrente beperken door tijdig een zo realistisch mogelijke voorlopige aanslag erfbelasting aan te vragen. Wij raden u daarom aan om zo spoedig mogelijk na een overlijden contact op te nemen met uw belastingadviseur. Voor de erfbelasting geldt dat nooit belastingrente wordt vergoed. Belastingrente is niet van toepassing op aanslagen schenkbelasting.

(Bron: BDO)

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft de vraag beantwoord wanneer in situaties van co-ouderschap voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt voldaan aan art. 44b Uitv.reg. IB 2001 (versie 1 januari 2021) na het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2022, 22/00188, V-N 2022/42.3.

Na het arrest bestaat in situaties van co-ouderschap recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting wanneer het kind in een periode van zes maanden ten minste 78 dagen in een doorgaans repeterend ritme in elk van beide huishoudens verblijft en aan de overige voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt voldaan. Deze periode van zes maanden hoeft niet aaneengesloten plaats te vinden.

(Bron: Belastingdienst)(

Staatssecretaris Van Rij heeft op 15 maart de definitieve percentages voor 2022 voor bank- en spaartegoeden en schulden van de Wet rechtsherstel box 3 in het Staatsblad gepubliceerd. De percentages gaan per 16 maart 2023 in en gelden met terugwerkende kracht.

De rente op bank- en spaartegoeden is vastgesteld op 0,00%. (Was 0,01%). Voor schulden bedraagt het percentage 2,28%. Dit was 2,46%. Voor beleggingen/andere bezittingen is het nu 5,53%. Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 maart 2023 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 (voor bank- en spaartegoeden) en tot 1 januari 2022 voor schulden.

Wet bankenbelasting

Op grond van artikel 12 van de Wet bankenbelasting wordt het bedrag van de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet bankenbelasting opgenomen doelmatigheidsvrijstelling iedere vijf kalenderjaren startend per 1 januari 2018 geïndexeerd. Het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling is abusievelijk nog niet geïndexeerd per 1 januari 2023. De onderhavige regeling bewerkstelligt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 de vereiste indexatie van het bedrag van de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet bankenbelasting opgenomen doelmatigheidsvrijstelling. Daarbij wordt als correctiefactor het product van de tabelcorrectiefactoren, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de laatste vijf kalenderjaren genomen. Bij de berekening wordt het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling naar boven afgerond op een veelvoud van € 100 miljoen. De tabelcorrectiefactoren van de laatste vijf kalenderjaren zijn als volgt:

JaarTabelcorrectiefactor
20191,012
20201,016
20211,016
20221,013
20231,063

De Wet rechtsherstel box 3 stelt regels voor de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen (het box 3-inkomen) over de kalenderjaren 2017 tot en met 2022, om de heffing in box 3 in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021.1 In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat het op dat moment, sinds 1 januari 2017, geldende box 3-stelsel in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voor die situaties vindt op grond van de Wet rechtsherstel box 3 rechtsherstel plaats.

Wet rechtsherstel box 3

Bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 wordt het vermogen in box 3 onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, schulden en overige bezittingen. Na de verdeling van het vermogen over de drie verschillende vermogenscategorieën wordt het rendement over het vermogen forfaitair bepaald. Voor elke vermogenscategorie geldt een eigen forfaitair rendementspercentage. Op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet rechtsherstel box 3 worden de forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden voor het kalenderjaar 2022 na afloop van het kalenderjaar 2022 vastgesteld. Dit wordt door middel van deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 bewerkstelligd.

Bron: Ministerie van Financiën

Als de belastingregels in specifieke situaties onevenredig hard uitpakken, kan de belastingplichtige soms nog een beroep doen op de ‘hardheidsclausule’. Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft op verzoek een overzicht van deze clausules naar de Tweede Kamer gestuurd.

Kamerlid Omtzigt had de staatssecretaris om een overzicht gevraagd in een debat over oplossingen voor gedupeerden van de toeslagenaffaire. De parlementaire commissie die dit debacle eerder onderzocht concludeerde namelijk onder meer dat uitvoerders rekening moeten kunnen houden met omstandigheden van mensen. Een hardheidsclausule is daar één van de mogelijkheden voor, zo erkent Van Rij.

Hardheidsclausule voor specifieke situaties

De hardheidsclausule is bedoeld voor specifieke situaties waarin de regels onevenredig nadelig uitpakken, en die de wetgever niet heeft voorzien of bedoeld. Was dat wel zo geweest, dan had de wetgever die nadelige gevolgen voorkomen, zo is de gedachte. De lat voor het toepassen van de hardheidsclausule ligt dus vrij hoog. Als de belastingwet vanwege persoonlijke omstandigheden nadelig uitpakt of als de belastingplichtige de wet persoonlijk onredelijk vindt, biedt een beroep op de clausule geen soelaas. En dus ook niet als de wetgever bepaalde gevolgen wel heeft voorzien, maar die voor lief heeft genomen.

Tegen afwijzing geen bezwaar en beroep mogelijk

Toch komt het nog wel geregeld voor dat het ministerie van Financiën een beroep op de hardheidsclausule goedkeurt. Zo is afgelopen februari een verzoek gehonoreerd voor een situatie waarbij een belastingplichtige revisierente moest betalen over vrijgekomen lijfrentekapitaal. En in december 2022 heeft Financiën ook een verzoek ingewilligd van een belastingplichtige die vanwege een specifieke situatie geen inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) kreeg.
Belastingplichtigen die een beroep willen doen op de hardheidsclausule kunnen dit sturen naar: Ministerie van Financiën, Corporate Dienst Vaktechniek, Team Brieven en Beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Overigens is tegen een eventuele afwijzing van een verzoek geen bezwaar en beroep mogelijk.

Invorderingswet krijgt ook hardheidsclausule

Niet alle wetten bevatten een hardheidsclausule. Op fiscaal gebied staat er al jarenlang een dergelijke clausule in de Algemene wet rijksbelastingen (AWR), zo schrijft Van Rij aan de Tweede Kamer. In de AWR staan de algemene regels voor de belastingheffing op landelijk niveau, zoals aan welke voorwaarden een aangifte moet voldoen. Ook in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) staat sinds medio 2020 een hardheidsclausule. De Awir bevat algemene regels voor het toekennen van toeslagen. Momenteel wordt er nog gewerkt aan het invoeren van een hardheidsclausule in de Invorderingswet, zo meldt Van Rij. In deze wet staan de regels waar de Belastingdienst zich aan moet houden bij het invorderen van bijvoorbeeld belastingschulden.

(Bron: Rendement)

Naar aanleiding van de massaal bezwaar plus-procedure heeft staatssecretaris Van Rij toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers voor de jaren 2017 tot en met 2020 aanspraak kunnen maken op een definitieve uitspraak van de rechter, ook als zij geen verzoek hebben ingediend. Niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt ontvangen de komende periode een informatiebrief van de Belastingdienst.

Zij hoeven zelf geen actie te ondernemen. De Belastingdienst houdt alle ingediende individuele verzoeken apart tot er een uitspraak is.  

In de informatiebrief staat:

  • Een ontvangstbevestiging van het ingediende beroep of bezwaar.
  • Meer informatie over de aankomende massaal bezwaar plus-procedure. 
  • De boodschap dat men automatisch meedoet en daarom geen individueel verzoek hoeft in te dienen voor de overige jaren (2017 tot en met 2020), als ze dat nog niet hebben gedaan.
  • Het verdere verloop van de procedure en de mededeling dat zij hierover automatisch bericht ontvangen.

De Belastingdienst stuurt de brief naar degene die het verzoek heeft ingediend. Dit kan de belastingplichtige zijn, of de gemachtigde van de belastingplichtige. Zijn er meerdere verzoeken over verschillende jaren ingediend? Dan stuurt de Belastingdienst per verzoek een informatiebrief.

Alleen niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt, krijgen de informatiebrief.

Voorbeeldbrieven

Voorbeeldbrief Massaal bezwaar plus box 3
Voorbeeldbrief Ontvangstbevestiging van uw bezwaar

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 10 februari 2023

De fiscale definitie van het partnerbegrip wordt bepaald door de wet, niet door de wijze waarop de belastingplichtigen hun gezinsleven vormgeven, concludeert Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De zaak (1 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6321) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd, maar leven in twee aparte woningen en staan op twee aparte adressen ingeschreven in de basisadministratie. Zij voeren ieder een eigen huishouding. Zij hebben geen verzoek ingediend tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

Man en vrouw doen voor het jaar 2018 apart van elkaar aangifte inkomstenbelasting. Zowel de man als de vrouw geven de woning waar ze verblijven op als eigen woning. De inspecteur stelt dat sprake is van fiscaal partnerschap en dat daarom maar sprake kan zijn van één eigen woning op grond van art. 3.111 lid 8 Wet IB 2001. Omdat de man eerder aangifte heeft gedaan geldt zijn woning als eigen woning.

Omdat er geen keuze is gemaakt hoe groot ieders aandeel is in de eigen woning wordt dit volgens art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 bepaald op 50% voor de man en 50% voor de vrouw. De man is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat sprake is van een individuele belastingplicht bij een gescheiden huishouden en geeft aan dat het doel van het huwelijk puur is ingegeven door de zorgplicht voor het in standhouden van elkaars grafrechten na overlijden.

De rechtbank volgt de inspecteur. Man en vrouw zijn met elkaar gehuwd. Op grond van de bepalingen van art. 5a lid 1 en 4 AWR en art. 1.2 Wet IB 2001 zijn de man en de vrouw fiscaal partner.

Belang voor de praktijk

Voor de belastingheffing geldt als beginsel wat er in de wet staat. Al geeft een belastingplichtige een andere invulling aan het begrip huwelijk dan te doen gebruikelijk, dan nog heeft hij zich te schikken naar de uitgangspunten die de wetgever heeft gekozen en de fiscale rechtsgevolgen die hieraan zijn verbonden.

Over de rechtvaardiging hiervan is eerder al een procedure gevoerd, Hoge Raad 13 april 2018. Volgens deze uitspraak is het niet aan de rechter om te treden in de politieke afwegingen en keuzes van de wetgever, en de rechter mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen (art. 11 Wet algemene bepalingen).

Het is natuurlijk de vraag of de zorgplicht voor het in standhouden van de grafrechten niet op andere wijze had kunnen worden ingevuld.

De betaalpauze van 3 maanden, voor het aflossen van de opgebouwde belastingschuld in verband met corona, is onlangs verlengd naar zes maanden. Lees hier wat dit voor jou betekent.

Vanaf 1 oktober 2022 moeten bedrijven starten met het aflossen van hun opgebouwde belastingschuld in verband met corona. Besloten was dat, onder voorwaarden, een betaalpauze van drie maanden kan worden ingelast. Deze betaalpauze is onlangs verlengd naar zes maanden.

Aflossen

Het aflossen van de belastingschuld moet in beginsel plaatsvinden vanaf 1 oktober 2022 in zestig maandelijks gelijke termijnen. Dat betekent dat de schuld in vijf jaar moet zijn afgelost.

Tip! Voor sommige bedrijven staat de Belastingdienst, onder voorwaarden, een termijn van zeven jaar toe.

Jacqueline RijsbergenSenior belastingadviseur

 0528-355234 jacqueline.rijsbergen@jonglaan… Bezoek Linkedln paginaE-mail Jacqueline

Deel deze pagina

whatsapp
linkedin
facebook
twitter
email

Versoepelingen

Op verzoek is het, onder voorwaarden, ook mogelijk om de schuld per kwartaal af te lossen. Daarnaast kan de ondernemer eenmalig schriftelijk verzoeken om een betaalpauze. Deze betaalpauze bedroeg in eerste instantie maximaal drie maanden, maar is onlangs verlengd naar maximaal zes maanden.

Voorwaarden betaalpauze zes maanden

Voorwaarden voor de betaalpauze van maximaal zes maanden is dat uit het schriftelijke verzoek blijkt waaruit de aflossingsproblemen bestaan. Daarnaast moeten vanaf 1 april 2022 alle reguliere belastingschulden op tijd zijn voldaan.

Let op! De termijn waarbinnen moet zijn afgelost, wordt door de betaalpauze niet verlengd. Dit betekent dat na de betaalpauze de maand- of kwartaalbedragen verhoogd worden.

Digitaal

Staatsecretaris Van Rij heeft toegezegd dat verzoeken om gebruik te maken van de versoepelingen vanaf november 2022 via een digitaal loket bij de Belastingdienst kunnen worden ingediend. Hij gaf verder aan dat de wens van verdergaande digitalisering voor de toekomst hoog op de agenda staat.

(Bron: De Jong en Laan)

Op 24 december 2021 zette de Hoge Raad met een verrassend arrest een streep door de spaartaks. Er mag niet over méér worden geheven dan over het werkelijk genoten rendement. Bezwaarmakers kregen gelijk en (mogelijk) recht op vermindering, afhankelijk van de omstandigheden. Nu is er ook een antwoord op de vraag hoe de Belastingdienst omgaat met de niet-bezwaarmakers.  

Hebben niet-bezwaarmakers recht op vermindering? 

Kunnen spaarders ook geld terugkrijgen als ze niet binnen 6 weken bezwaar tegen de betreffende aanslag inkomstenbelasting hebben gemaakt? Formeel kan dat niet, maar in de wet staat dat je wel ambtshalve vermindering van de aanslag kan aanvragen tot 5 jaar na afloop van het betreffende jaar. De vraag was of dat voor vermindering van de heffing in box 3 ook zou kunnen werken. 

De Hoge Raad heeft dit jaar echter beslist dat de Belastingdienst een verzoek om ambtshalve vermindering van een te hoge aanslag over box 3 niet hoeft toe te kennen. Het gevolg van dit arrest is dat de overheid juridisch niet verplicht is om niet-bezwaarmakers tegemoet te komen voor de (achteraf) te hoge heffing over het box 3 vermogen. Dit arrest maakt ook duidelijk dat een verzoek om ambtshalve vermindering om een tegemoetkoming te krijgen, weinig zin heeft. 

Verschillende opties voor compensatie 

Staatssecretaris van Rij heeft verschillende opties in kaart gebracht om mensen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3 toch tegemoet te komen. Dit ging om de volgende mogelijkheden: 

  • Volledige tegemoetkoming voor niet-bezwaarmakers of; 
  • Gedeeltelijke tegemoetkoming voor niet-bezwaarmakers, waarbij verschillende mogelijkheden zijn uitgewerkt 

Het volledig tegemoetkomen van de niet-bezwaarmakers kost ongeveer 7 miljard euro.  

Definitief geen compensatie 

De Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft rond Prinsjesdag een Kamerbrief gepubliceerd waarin hij uitgebreid ingaat op de overwegingen van het kabinet bij het besluit om geen tegemoetkoming te bieden aan niet-bezwaarmakers tegen de box 3-heffing. In het kort komt het erop neer dat voor een tegemoetkoming van iedereen met box 3 vermogen geen geld beschikbaar is/kan komen. Alle manieren van een gedeeltelijke compensatie of een compensatie van een specifieke doelgroep is ingewikkeld en zou tot nieuwe procedures kunnen leiden. Gelet op de huidige economische situatie heeft het kabinet daarom besloten om het beperkt beschikbare geld in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht van burgers en om geen herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers. 

Toch ambtshalve vermindering aanvragen? 

Hoewel de Hoge Raad eerder dit jaar heeft beslist dat de Belastingdienst een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag mag afwijzen, is er een kleine kans dat dit gerechtelijke oordeel toch nog wijzigt in een nieuwe procedure. De reden is dat in die procedure niet alle argumenten op tafel zijn gekomen. In een bezwaar- en beroepsprocedure tegen een afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering ontstaat bij de rechter een nieuwe (kleine) kans op succes. 

Heb je geen bezwaar gemaakt en wil je kans op een teruggave houden, overweeg dan om ambtshalve vermindering aan te vragen bij de Belastingdienst. Voor het belastingjaar 2017 is het dan van belang dat je het verzoek voor 31 december 2022 indient. 

(Bron: Alfa)

Heeft u eerder corona-uitstel van betaling gekregen voor uw belastingschulden, dan moet u deze vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden terugbetalen. In een Kamerbrief van 8 september 2022 heeft Staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de vormgeving van versoepelingen van de betalingsregeling van de corona-belastingschuld bekendgemaakt.

Verlenging van vijf naar zeven jaar

Is uw bedrijf verder financieel gezond, maar heeft u alleen te maken met tijdelijke liquiditeitsproblemen, dan kunt u onder voorwaarden een verlenging krijgen van de betalingsregeling van vijf naar zeven jaar.

De voorwaarden worden nog verder uitgewerkt in een beleidsbesluit, maar de verlening geldt in ieder geval niet voor:

  • Bedrijven die gebruik hebben gemaakt van het belastinguitstel, maar er financieel niet slecht voorstaan.
  • Bedrijven die een corona-belastingschuld hebben opgebouwd, maar de jaren voor corona niet of nauwelijks winst hebben gemaakt.
  • Bedrijven met een openstaande corona-belastingschuld lager dan € 10.000.

Als u in aanmerking komt voor een verlenging, dan kunt u een gemotiveerde aanvraag met een liquiditeitsprognose indienen bij de Belastingdienst gedurende de hele looptijd van de betalingsregeling. De schriftelijke onderbouwing wordt zwaarder bij een belastingschuld hoger dan € 50.000.

Flexibilisering

Alle bedrijven en ondernemers, ook die met een belastingschuld lager dan € 10.000, komen in aanmerking voor kwartaalaflossing en een eenmalige betaalpauze van maximaal 3 maanden. Het toekennen van een betaalpauze leidt niet tot een verlenging van de duur van de betalingsregeling. De resterende termijnen worden dan dus hoger. Verzoeken voor een betaalpauze of kwartaalbetaling worden tijdens de betalingsregeling eenmalig ingewilligd.

TIP U moet invorderingsrente betalen als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Dat geldt ook voor de openstaande belastingschuld die onder de betalingsregeling valt. De invorderingsrente is in verband met de coronacrisis tijdelijk verlaagd van 4% naar 0,01%. Máár die invorderingsrente gaat nu wel stapsgewijs terug naar het oude niveau. Op 1 juli 2022 is de rente al verhoogd naar 1%. Op 1 januari 2023 vindt een verdere verhoging plaats naar 2%, om vervolgens in 2 stappen uit te komen op 4% op 1 januari 2024.
U hoeft niet vast te houden aan de terugbetaling van de belastingschuld in 60 maanden. Heeft u de mogelijkheid om versneld de schuld af te lossen, dan kan het met het oog op de stijgende invorderingsrente juist voordelig zijn om dat ook te doen.

(Bron: Flynth)