Gerechtshof Den Haag: Maat is hoofdelijk aansprakelijk voor door maatschap verschuldigde rijksbelastingen

Het Gerechtshof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag dat hoewel de vennoten van een maatschap naar de regels van het burgerlijk recht niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap, zij op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de IW wel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de maatschap verschuldigde rijksbelastingen.

Een man is samen met zijn broer vennoot van een maatschap. De activiteiten van de maatschap bestaan uit het voor gezamenlijke rekening van de maten beleggen in onroerende zaken. De man is aansprakelijk gesteld voor door de maatschap niet betaalde omzetbelasting inclusief kosten, rente en boeten ten bedrage van in totaal € 1.239.507. Na bezwaar heeft de Belastingdienst het bedrag waarvoor de man aansprakelijk is gesteld, verminderd tot € 958.167,26.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de man door een onjuiste adressering van de aansprakelijkstelling niet in zijn belangen is geschaad. Hij heeft immers tijdig tegen de beschikking aansprakelijkstelling bezwaar gemaakt. De man stelt verder dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld, omdat hij geen volledig aansprakelijke vennoot van de maatschap is. Deze stelling is onjuist, oordeelde de Rechtbank. Hoewel de vennoten van een maatschap naar de regels van het burgerlijk recht niet hoofdelijk, doch slechts voor gelijke delen aansprakelijk zijn voor de schulden van de maatschap, zijn zij op grond van artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet (IW) wel hoofdelijk aansprakelijk voor de door de maatschap verschuldigde rijksbelastingen. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap. Volgens de Rechtbank is de man door de Belastingdienst terecht aangemerkt als een volledig aansprakelijke vennoot en daarmee als bestuurder van de maatschap.

Hof Den Haag bevestigt in hoger beroep zonder nadere toelichting de oordelen van de Rechtbank.

(Bron: Fiscanet)